Ben je nieuw? Begin dan bij het ijzingewekkende deel 1 HIER.

 

Deel 46: Blonde krullen

De laatste treden van de zoldertrap neem ik met ingehouden adem, terwijl ik naar het echtelijk bed blijf kijken. Door de schrik is mijn bloeddruk waarschijnlijk zo gezakt dat de duizelingen die ik voel ervoor zorgen dat ik de trap leuning stevig vast grijp bij elke stap die ik zet. Alsof het glanzende hout onder mijn hand me houvast gaat bieden voor iets wat ik niet onder ogen wil zien. Een onbekende kracht laat me het bed naderen en ik zie dat de vrouw op me lijkt. Ze heeft zelfs mijn nachthemd aan. Haar blonde krullen lijken ook op die van mij. Mijn slapende man ligt rustig en stil naast haar en ik begrijp er steeds minder van. Ik ben nog geen half uur geleden naast hem wakker geworden. Op deze plek waar nu mijn lookalike ligt. Ik sluit mijn ogen, maar ik blijf zien wat ik niet wil zien. Wat ik niet wil weten sijpelt langzaam mijn bewustzijn in. Ik voel tranen van een pure machteloosheid en diepe moedeloosheid opkomen, die erger is dan ik ooit ervaren heb. Dan hoor ik de nageltjes van Max de houten trap opkomen. Hij lijkt dwars door me heen te lopen als hij zijn weg baant naar het bed, waarna hij zich om het hoofd van de vreemde vrouw drapeert. Dat doet hij nooit. Bij niemand. Alleen bij mij. En als ik weer een stap dichter bij het bed doe moet ik de brute waarheid onder ogen zien. Ik wil het niet, maar het moet. En terwijl ik me realiseer dat ik naar mijn eigen slapende zelf in bed sta te kijken weet ik het zeker. Ik ben dood.

Hoe kan het anders dat ik naast mezelf sta? Hoe kan het dat ik zelf wakker ben en zij slaapt? Ben ik dat of is dat slechts mijn lichaam? Ik zie aan haar gezicht dat ze de Sylvia is uit 2014. Ze ziet er rijper uit en lijkt zo sereen in haar slaap. Zo bekend. En tevens zo bevreemdend. Ik ben het bed nu zo dichtbij genaderd dat ik haar zou kunnen aanraken. Maar ik durf het niet. Max is in slaap gevallen. Mijn aanwezigheid hier zo naast het bed wordt door niemand opgemerkt, net zoals mijn thuiskomen werd opgemerkt door mijn kinderen. Ik hef mijn hand op om de krullen aan te raken van het lichaam dat ik de mijne zou kunnen noemen en op de plek waar mijn opgerichte hand in de lucht hangt zie ik enkel mist. Er is geen hand, net zo min als er een arm is en als ik naar beneden kijk zie ik ook geen benen, voeten en lichaam. Ik ben verworden tot een stuk mistig bewustzijn en ineens wil ik niets liever dan terug in dat lichaam wat daar ligt. Ik heb de gedachte nog niet uitgesproken of ik lig op bed op de plek waar de vrouw ligt. Als ik mijn hoofd van het kussen optil kan ik het lijf zien waar ik in lig. Het voelt niet als mijn lichaam, terwijl ik ergens weet dat dit wel zo is. Maar als een rollende tsunami op een zonnig strand, komt de prangende vraag mijn bewustzijn in denderen, dat als ik mijn lichaam niet ben, wie ik dan wel ben? Ben ik dit mistige bewustzijn of ben ik het lichaam op het bed of beiden? Ik weet echter zeker dat ik het lichaam niet ben. En toch is daar de hartstochtelijke wens om mijn bewustzijn weer te laten versmelten met dit lijf dat mijn kinderen heeft gebaard, de liefde heeft bedreven met mijn man en mijn katten knuffelt. Ik wil weer terug in mijn bestaan van dit moment en ik vermoed dat ik niet anders kan dan mezelf ontspannen, hopende dat mijn ik zich weer samenvoegt met dat lichaam. “Alsjeblieft laat me straks wakker worden in dit lijf, in dit leven.” Bid ik tot een hogere voorziening waarvan ik hoop dat die me helpen kan. Maar ik voel me ondertussen volkomen desolaat, liggende op een plek waar ik me thuis zou moeten voelen. De werkelijkheid is echter anders. Ik ben een buitenstaander in mijn eigen leven. Als er weer een opgewelde traan langs mijn gezicht druppelt, kan ik niet anders dan me afvragen uit welk oog deze rolt. Ik weet het niet meer. Ik weet niks meer. Maar ik moet me vermannen. Ik kom geen steek verder met dat dramatische gedoe en die druppende tranen. “Denk, Syl. Denk na!” commandeer ik mezelf in stilte. Met mijn ogen gesloten lig ik stil op mijn rug en dwing mezelf weer in het gareel. Ik ben nu al zo ver gekomen dat ik in ieder geval weer terug ben in mijn eigen jaar, op mijn eigen tijdlijn en vlak bij mijn eigen lichaam. Het enige wat er nu nog moet gebeuren is dat mijn bewustzijn zich verbindt met dat lichaam wat hier ligt en waar ik weer zo dolgraag deel van uitmaak. Mijn gedachten schieten alle kanten op. Want wat gaat er gebeuren als de Sylvia uit 2014 wakker wordt en haar dag begint, mij hier achterlatend op bed? Wie ben ik dan nog? En ben ik wel de Sylvia uit 2014 of ben ik eigenlijk de Syl uit 1999 met het bewustzijn van deze Sylvia uit het heden? Ik heb haast geen tijd om duizelig te worden van mijn eigen hersenspinsels, omdat een wakker wordende Sasja mij doet opschrikken. Mij. Ik. Het schimmige Sylvia-bewustzijn dat ergens in een schaduwwereld is blijven hangen. Ik kijk naar Sasja die gapend wakker wordt, zich uitrekt en rijkt naar zijn mobiel en zich vervolgens omdraait om mij een kus te geven. De kus belandt naast me op de wang van de slapende Sylvia in het lichaam waar ik niet bij kan en een verstikkende jaloezie maakt zich van me meester. Ik heb niks gevoeld van zijn kus. Ik zou willen schreeuwen en gillen, hem willen omhelzen, mijn armen en benen om hem heen willen slaan. Ik wil zijn armen om me heen voelen, zijn gespierde lijf dicht tegen me aan. Ik wil dat hij zegt dat alles goed komt.

“Sasja, ik ben hier, hoor je me”, fluister ik, terwijl ik half overeind kom. Maar hij ziet mijn doorzichtige ik niet, noch kan hij mijn zachte stem, die vanuit een andere dimensie met hem probeert te communiceren, horen. “Sas!” Roep ik. Harder deze keer. Ik raak zijn wang aan met mijn hand. Ik kan zijn stoppelbaardje voelen en zijn zachte huid als ik mijn hand tegen zijn nek leg. Maar hij weet niets van mijn tedere aanrakingen.

“Syl?”, vraagt hij aan het slapende lichaam. “Syl, gaat het?” Ik blijf Sasja aankijken die op zijn beurt een steeds bezorgdere blik op zijn gezicht krijgt. Hij schudt zachtjes aan het lichaam. “Syl, wordt eens wakker. Syl?” Dan gaat Sasja op zijn knieën zitten tegen het lichaam aan. Hij legt zijn handen op de schouders van het lijf. “Sylvia, nu wakker worden hoor!” Hij zet zijn woorden kracht bij door aan haar te schudden. Ik besluit om naast het bed te gaan staan om zo goed zicht te hebben op hetgeen zich hier afspeelt. Wat ik zie geeft me een onbestendig gevoel. Het Sylvia-lichaam ligt doodstil op bed. Ondanks het gerammel van Sasja, wordt ze niet wakker. Dan buigt Sasja over haar heen en legt zijn wang op haar mond. Dan komt hij weer overeind.

“O shit”. Fluister ik. Onhoorbaar voor Sasja. “O shit, shitterdeshit. Ik ben dood. Ik ben gewoon dood. Mijn lijf is doodgegaan! Hoe kom ik nou ooit terug bij mijn kindjes? Jezus, zie je wel dat ik dood ben.” Ik adem zwaar en blijf kijken naar mijn man die het lijf van zijn overleden geliefde bekijkt. Dan grijpt hij abrupt zijn mobieltje van achter hem en toetst wat in. Een telefoonnummer. Hij houdt het toestel bij zijn oor.

“Ik heb een ambulance nodig.” Hoor ik hem zeggen, terwijl hij nog steeds in alleen zijn boxershort op zijn knieën zit naast het lijk. “Mijn vrouw. Ze is bewusteloos.” Roept hij met paniek in zijn stem tegen de persoon aan de andere kant van de lijn. Hij heeft de arm van het lichaam gepakt en laat deze weer op het bed vallen als een lappenpop.<

“Ja, ze ademt nog wel, maar ze wil niet wakker worden en is helemaal slap.” Sasja luistert even naar zijn telefoon en gaat dan verder.“Verder helemaal gezond. Nee, ze slikt geen medicijnen en heeft gisteravond ook niets gedronken.” Dan is hij weer even stil en dreunt dan ons adres op.“Jullie moeten snel komen, want het gaat niet goed met haar!” Schreeuwt hij haast in de telefoon. “O wacht… wacht even.” Zegt hij dan. Vervolgens wordt alles zwart.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2017 Tanja Ortmans

Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Photo ‘Blonde curls hid her devil horns’ by Swirlingthoughts (Flickr), edited by Tanja

Tanja
Tanja Ortmans (1973) is Metafysicus, Hypnotiseur, Sci-Fi Auteur, Integratief Psychotherapeut, Multidimensional Coach, Designer en moeder van vijf (haar jongste zoon Gaia woont in de hemel). Vanaf haar vroegste jeugd is de ontdekkingstocht naar de multidimensionaliteit van het leven, de reis van de ziel, kwantum fysica en hoger bewustzijn haar grootste passie. Ze woont samen met haar vier kinderen en drie katten, in de buurt van Amsterdam.
× Hoe kan ik je helpen?