Er is geen schrik of schok als ik mijn ogen open. Enkel volledige desoriëntatie als ik de knipperende lichtjes op het plafond zie flikkeren en me afvraag in welk bed en op welke plek ik in godesnaam terecht ben gekomen. Langzaam dringt het tot me door. De stilte drukt als een benauwde, loden deken op me en ik doorbreek deze door luid te kuchen. Dan draai ik me om en pak mijn mobieltje. Het is 3.13 en ik heb dus ruim twee uur geslapen. Ik heb geen idee waar ik wakker van ben geworden totdat ik het geluid buiten mijn kamer hoor. Mijn hart begint te bonken in mijn borst. Het is een heel angstwekkend geluid wat me nog het meest doet denken aan de krassende messen van Freddy Krueger uit Nightmare on Elmstreet. De engste film die ik ooit heb gezien. Pas als ik de schorre mauw van Dinah hoor, begrijp ik dat hij de veroorzaker is van het geluid door het krabbelen aan mijn deur. Als ik mijn bed uit ben, prikt de scherpe kou van de nacht ongenadig in mijn blote huid. Ik ben binnen een paar stappen bij de deur en laat de vriendelijke kat binnen. De deur besluit ik op een kiertje te houden, zodat Dinah op eigen houtje weer weg kan, als hij weg wilt. Ik ga nog even naar het toilet en keer dan terug naar mijn bed. Ik zie dat Dinah zich naast mijn hoofdkussen heeft genesteld. Ik vind het fijn. Het geeft me een prettig, veilig en huiselijk gevoel. Mijn siamezen slapen ook altijd bij mij in bed. Ik lig op mijn rug en mijn gedachten gaan weer terug naar de avond in de salon met het hartenvrouwtje en ik vraag mij af of het buiten je lichaam treden een oplossing zal blijken voor mijn probleem. Maar er is slechts een manier om hier achter te komen en dat is door het zelf te proberen. Weer ga ik doodstil op mijn rug liggen en sluit mijn ogen. Ik probeer mezelf te ontspannen door mijn ademhaling te tellen. Ik begin bij zestig en ga terug naar nul. Telkens als mijn gedachten afdwalen, moet ik overnieuw beginnen. Als ik voor de vierde keer afdwaal rond vijfenveertig en ik weer opnieuw begin, overvalt me een ongelooflijke vermoeidheid. Maar voordat ik begin weg te zakken in de slaap, hoor ik gezoem bij mijn hoofd. Het geluid neemt steeds meer in intensiteit toe tot het overgaat in een geraas. Inmiddels is mijn bed gaan schudden en het koude zweet breekt me uit. Ik ben doodsbang, maar ondanks de angst verroer ik me niet. Dit zou wel eens kunnen zijn waar ik op heb gewacht. Het vibratiestadium. Dan gaan mijn ogen als vanzelf open en staar ik naar het plafond. Er hangt opeens een kleurrijke kinderlijke lamp boven me en het hemelbed is verdwenen. Ik weet echter zeker dat ik me niet verroerd heb en dat ik ook nog niet uit mijn lichaam ben gegaan. Ook al lig ik stil op mijn rug, ik ben in staat om met mijn ogen de hele kamer te bekijken. Het ziet er een stuk anders uit als toen ik ging slapen. En de kamer is lichter, alsof het ochtend is. Ik snap er niets van. Dan hoor ik door het geraas heen ineens iemand keihard mijn naam roepen: “Sylvia!” Ik schrik me wezenloos, doe mijn ogen open en schiet overeind. Nog nahijgend realiseer ik me dat ik mijn ogen open deed, terwijl ze nog open waren. Ik snap ook niet hoe dit kan. “Welke ogen waren dan open toen ik de kamer als heel anders zag met de kinderlamp?” Vraagt het kritische stemmetje in mijn hoofd. Dinah heeft zijn kop inmiddels ook opgericht door de consternatie die ik veroorzaak en rolt zich daarna weer op om verder te slapen.
Ik schrik wakker. Blijkbaar ben ik na mijn schuddende open ogen avontuur weer in slaap gevallen. De ochtendschemer valt voorzichtig door mijn kamerraam. De lichte wijzers van de wekker op mijn nachtkastje geven aan dat het vijf over zes is. Ik ben nog steeds in Overijssel. Ik ben nog niet uit mijn lichaam geweest en ik ben nu bijna een heel etmaal aanwezig in deze vorige eeuw. “Shit.” Is het enige dat ik hardgrondig kan uitbrengen. “Shit shitterdeshit.” Ik laat mezelf weer terugvallen in de kussens. “Waarom ben ik nou niet uitgetreden daarstraks? En wie riep in vredesnaam mijn naam? Ik weet zeker dat ik het gehoord heb. Net zozeer als dat ik zeker weet dat de hele kamer anders was toen ik mijn ogen open deed.” De gedachten volgen zich in razend tempo op. “Of misschien …” Ik aarzel. Het idee dat zich aan me openbaart is te bizar voor woorden. “Zou het kunnen dat ik de tweede staat al had bereikt tijdens het vibreren, maar dat ik gewoon nog niet was uitgetreden? En dat het niet mijn eigen, fysieke ogen en oren waren die konden zien en horen, maar dat ik dankzij het vibratiestadium toegang kreeg tot mijn astrale zintuigen? Mijn zintuigen van de tweede staat die dus informatie oppikken uit de astrale wereld in plaats de fysieke. Dat zou direct de harde stem kunnen verklaren die mijn naam riep. Misschien was dat wel een geest of mijn gids!” Ik begin weer moe te worden van mijn eigen hersenspinsels en ik sluit mijn ogen. De gedachten blijven door mijn hoofd razen maar worden steeds meer willekeurig, totdat ik half wegdommel. Ik schat dat het een paar minuten later is als ik weer bij mijn positieven kom doordat een oorverdovend geraas de kamer vult. Weer gaat zowel mijn bed als ikzelf mee vibreren. Ik blijf heel stil liggen en probeer zowel mijn paniekgevoelens als mijn ademhaling onder controle te houden. Dan lijkt het alsof het schudden zachter wordt en het donderende geraas hoger in pitch wordt. Het geluid lijk wel steeds hoger te zoemen en ook mijn lichaam gaat zo snel vibreren dat het schudden helemaal ophoudt en plaats maakt voor een gevoel alsof energie in hoge snelheid op en neer door mijn lichaam trekt. “De frequentie van de vibratie gaat dus omhoog”, redeneert mijn denkende brein. Precies waar we het vanavond over gehad hebben. Dan zie ik boven mijn hoofd ineens een soort paarse schijf verschijnen die vervolgens weer verdwijnt achter mijn hoofd. Ik heb geen idee wat dit moet voorstellen. Mijn angst heeft inmiddels plaats gemaakt voor nieuwsgierigheid en mijn als een razende kloppende hart wordt rustiger. Ineens kan ik mijn rechterarm bewegen en ik voel met mijn hand over de sprei, langs mijn bed tot op de houten vloer. Tot mijn verbijstering voel ik mijn hand dwars door de vloer gaan, terwijl ik stil in mijn bed lig. Mijn hart begint weer wat sneller te kloppen. Ik probeer uit alle macht mijn angst de baas te blijven om te onderzoeken wat ik ontdek. Mijn hand beweegt over een soort tussenruimte in de vloer. Ik voel spinnenwebben zachtjes langs mijn hand kietelen en een soort zaagsel op de balken liggen. Het geeft me echt totaal de kriebels en van schrik trek ik mijn hand terug. Ik heb geen zin om in het stikdonker een soort astrale rendez vous te krijgen met een enorme kruisspin. Daar pass ik voor. Ik wil gewoon heel graag mijn lichaam uit. Niet alleen zien en horen of met mijn hand over zaagsel voelen, maar er echt helemaal uit. Op reis. Weg. Dan herinner ik me de methode van Monroe ineens. Uitreden doe je door simpelweg te denken aan uittreden en langzaam uit je lichaam te glijden. De vibraties zijn er nog steeds, ondanks mijn schrikreactie door de spinrag en ik denk aan mezelf naar voren bewegen. Dan voel ik een schok en het voelt alsof ik van schrik mijn adem in houd als ik ook daadwerkelijk met mijn lichaam omhoog en naar voren kom. “Ojee… ojee”, is alles wat ik kan denken. “Daar gaan we…”.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Chinese Light’ by panetulipani (Flickr)