Als ik tien minuten later rechtsaf de N-weg opga, laat ik de hoofdstraat van Nieuwleusen achter me. De nacht is donker en er zijn noch sterren, noch een maan te zien. De straatverlichting is spaarzaam en de deken van eenzaamheid van zojuist voel ik nog dichter om me heen trekken. Voor me ligt een rechte tachtig kilometer per uur-weg naar Balkbrug met aan beide zijden parallelwegen die naar de diverse boerderijen en land- en tuinbouw bedrijven leiden. Ik zet dapper koers, maar na nog geen honderd meter gereden te hebben flitst in mijn linker perifere zicht een verlicht bord voorbij waar volgens mij ‘Bed & Breakfast’ op staat. Ik probeer achterom te kijken, maar kan het bord niet meer ontwaren en rijd vervolgens pardoes langs de afslag voor de weg terug. Er zit niets anders op dan verder te rijden door de volledige duisternis, want alle straatverlichting is inmiddels verdwenen. Hier en daar brandt wat licht bij boeren en ik rijd bijna moeiteloos weer een afslag voorbij. Maar omdat ik rustig rijd, kan ik nog net op tijd op de rem staan en sla rechtsaf de parallelweg op. Hier keer ik mijn kleine, rode auto behendig om en draai even later de N377 op, terug naar Nieuwleusen op zoek naar de Bed & Breakfast . En niet veel later doemt er inderdaad een middelgroot lichtgekleurd bord op aan mijn rechterhand. Het staat geklemd tussen twee houten palen op de grond en een spotlight laat het bord vanuit het halflange gras witgeel oplichten. Ik lees in grote zwarte krulletters:
Bed & Breakfast
En daaronder in iets kleinere krulletters:
‘Het Witte Konijn’
Het bord staat schuin ten opzichte van de weg en de korte oprijlaan die naar de in roodbruine baksteentjes opgetrokken villa leidt. Voorzichtig sla ik af, de laan op, die omzoomt is met hoge bomen en zie dat er aan de rechterkant naast het huis een klein parkeerplaatsje is, waar momenteel geen auto’s staan. De villa is in de hoogte gebouwd met hier en daar uitbouwen en er zijn diverse buitentrappen zichtbaar. Het bouwwerk zou speels kunnen aandoen en zelfs bestempeld kunnen worden als Pippi Langkous villa, met zijn verschillende torentjes, ware het niet dat het geheel spookachtig van onder is verlicht door een keur aan spots. Ik krijg er eerlijk gezegd de rillingen van. Een brede trap met aan beide zijden een muurtje waarop plantenbakken staan, lijdt tot de entree. Hierboven hangt hetzelfde witte bord dat aan de weg staat, maar dan een slag kleiner. ‘Het Witte Konijn’ lees ik weer. Er is wat mee, met dat witte konijn, maar wat weet ik niet. Het schiet zo rakelings mijn hoofd door dat ik er verder geen aandacht aan besteed.
De gedachte dat ik hier moet gaan overnachten bezorgd me een onaangenaam gevoel. Maar het idee van een zacht bed en een warme douche ten opzichte van een koude, oncomfortabele auto, laat mijn voeten als vanzelf de trap naar de entree oplopen. Eerst maar eens kijken of er überhaupt iemand aanwezig is op dit uur. De trap is gemetseld met vriendelijke bruine steentjes en van de bovenste van de zes treden is een klein stukje steen af. Zodra ik op deze trede stap gaat er een ouderwets ogende lamp naast de deur branden en werpt een geel schijnsel op de betegelde entree. Ik zie nu dat er wat mos groeit hier en daar. De hoge deur is van eikenhout en blank afgelakt en loopt in een boog met een gemetselde rij steentjes erlangs. Er zit een grote, goudkleurige knop op en in het midden op ooghoogte hangt een tevens goudkleurige deurklopper. In een moment van twijfel blijft mijn hand hangen voor de klopper. Ik kan aankloppen, maar ik zou ook rechtsomkeert kunnen maken, in de auto kunnen stappen en terug naar Noord-Holland kunnen rijden. Deze mentale discussie heb ik echter al eerder in mijn hoofd gevoerd. In een vlaag van verstandsverheldering pak ik de knop beet en trek er aan in de hoop dat de voordeur niet is afgesloten. Ik hoor een kleine klik en een tel later staar ik de spaarzaam verlichte kleine lobby in, die zo te zien ook is opgetrokken uit donker eikenhout. Aan mijn linkerhand staan twee bruin lederen fauteuils schuin bij een ovaal salontafeltje en zie ik een houten trap met veelkleurige vloerbedekking naar boven gaan. Voor mijn neus leidt een donkerblauw tapijt naar de houten balie. Dit ziet er meer uit als het entree van een bescheiden hotelletje dan een bed & breakfast, bedenk ik me. Achter me valt de deur met dezelfde klik weer in het slot. De geur van oud leer en verse koffie komt mijn neus binnen. Blijkbaar is hier iemand, anders zou ik geen koffie ruiken. Ik loop voorzichtig naar de balie, terwijl ik mijn voeten bij elke stap iets voel wegzakken in de donkerblauwe ondergrond. Ik leg mijn linkerhand voorzichtig op de balie naast de koperen receptiebel en kijk in het rond. Rechts van de balie is een klapdeur en daarnaast een groot raam tot aan de grond met aan weerszijden zware, donkere gordijnen, die bijeengehouden worden door een gordijnkoord met biesjes. Net als ik me begin af te vragen of ik op de bel moet drukken, zwiept de klapdeur open en een klein, vriendelijk ogend mevrouwtje neemt naast een innemende glimlach ook de geur van verse koffie met zich mee de ruimte in. Ik voel mijn hele lichaam ontspannen in dit schaarsverlichte potentiële spookhuis.
“Ik dacht al dat ik wat hoorde!” Roept het kleine dametje enthousiast uit. “Wat doe jij dan hier op dit late uur, meiske?” Haar stem klinkt als belletjes uit haar ronde gezicht dat omkranst is met donkergrijze halflange krullen. Haar accent klinkt vertrouwd Overijssels en ik ben blij dat ik na uren lang in mijn eentje geweest te zijn, eindelijk weer een gesprek kan voeren met een echt mens.
“Ben ik niet te laat?” Ik klinkt wat onzeker, maar mijn charmante glimlach die ik erbij toon, maakt het ongemak van mijn arriveren op deze tijd hopelijk wat draaglijker voor het dametje.
“Totaal niet, meiske. Ik heb juist de koffie klaar. Ga lekker zitten, dan breng ik je een bakje. Wat heb je er in?” Haar vrolijke stem ratelt achter elkaar door, terwijl elk deel van haar kleine, volle lichaam geanimeerd lijkt mee te bewegen met haar sprekende mond. Ze heeft een wijdvallende grijsblauwe trui aan die tot halverwege haar bovenbenen valt op een bruine wijde rok die tot aan haar enkels rijkt. Haar voeten zijn gestoken in leuke kleine rode huisschoentjes van fluweel achtige stof. Ter hoogte van haar wreef zit er een klein groen pomponnetje op de schoentjes. Het lijkt wel of ik hier te maken heb met een allerschattigst kaboutervrouwtje. Naar aanleiding van haar gastvrije aanbod, realiseer ik me dat het drinken van een kop koffie in de avond niet bevorderlijk zal zijn voor mijn nachtrust en ik besluit haar dat mede te delen. Heel vriendelijk zeg ik:
“Hartelijk dank voor uw lieve aanbod. De koffie ruikt inderdaad werkelijk verrukkelijk, maar ik ben bang dat als ik nu koffie ga drinken, ik geen oog meer dicht doe.” Ik glimlach en in reactie lijkt het kaboutervrouwtje een sprongetje te maken. Ze huppelt al naar de klapdeur terug als ik haar hoor zeggen: “Half tien is ook wel erg laat hoor voor koffie. Je hebt helemaal gelijk. Ik zet lekker een pot thee. Zo terug!”
Ik grinnik en loop naar de leunstoelen in de hoek. Zodra ik ga zitten, zak ik helemaal weg in de stoel en merk ik pas hoe ontzettend moe ik ben. Ik hoor ondertussen gerommel achter de klapdeuren en ik vermoed dat daarachter een keuken is gelegen. Naast me op de salontafel staat een lege asbak en daarnaast ligt een krant. Het is een regionaal nieuwsblaadje en het papier ziet er wit en glad uit. Het is een recente krant en ik pak hem op om de datum te lezen. Het verbaast me niet meer als ik zie dat de krant mij vertelt dat het vandaag 20 september 1999 is. “Ja schat”, mompel ik in mezelf. “Je bent een echte tijdreizigster.”
Gek genoeg voel ik me in deze totaal onbekende setting volkomen op mijn gemak. Het grootste deel van de dag, vanaf het gespannen moment van ontwaken tot aan zojuist voor de deur van dit hotelletje, heb ik me opgejaagd en ietwat in paniek gevoeld. Dat gevoel is in dit ogenblik van rust en stilte totaal van me afgevallen. Ik voel me omhuld in deze villa Kakelbont met het ijverige kaboutervrouwtje en slaak een diepe zucht die uit mijn tenen lijkt te komen. En in dit ogenblik van ontspanning weet ik zeker dat alles goed komt. Sterker nog, alles is al goed. Dit is het enige moment wat telt. Het leer van de stoel voelt aangenaam koel onder me en ik vermoed dat als het vrouwtje niet snel terugkomt ik zo met mijn hoofd tegen de oren van de leuning in slaap ga vallen. Maar zo ver komt het niet want nog geen twee minuten later zwiept het klapdeurtje weer op en komt het kaboutervrouwtje naar me toe gelopen. Ze heeft een glimmend dienblad in haar handen met daarop twee ouderwets porseleinen kop en schoteltjes met bloemen motief en een schaaltje koekjes. In haar kielzog waggelt een grote witgrijze kat die duidelijk iets te veel lekkers heeft gegeten in zijn leven. Het dametje schuift de asbak opzij en zet het dienblad voorzichtig op de salontafel en neemt dan zelf plaats in de andere fauteuil. Terwijl ze de schoteltjes en kopjes rustig op de salontafel zet, ieder aan een kant van ons, zegt ze:
“Nou vertel eens, liefje, waar kom je vandaan, hoe heet je en wat kom je doen?” Ik glimlach bij zoveel vragen ineens, neem het schoteltje in mijn hand en begin mijn verhaal.
Wordt vervolgd…
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Red armchair’ by Pipo Wintter (Flickr)