De afwas die er stond heb ik gedaan en de keuken is aan kant gebracht. Ik vind het een prettig idee om het huis netjes achter te laten. Ik weet niet of ik terug kom en wil de Sylvia uit 1999 en Jeroen niet achterlaten met de bende die ik heb gemaakt bij het bereiden van een salade. De Sylvia uit de vorige eeuw weet waarschijnlijk niet eens hoe je het woord salade spelt, laat staan dat ze zit te wachten op de overblijfselen van mijn lunch.

Nadat het huisje aan kant is, zoek ik de kleding uit die ik wil meenemen op mijn trip naar de andere kant van het land. Ik probeer te bedenken wat hip is in de nineties, zodat ik straks misschien wat indruk kan maken op mijn toekomstige echtgenoot. Ik kies een leuk zwart jurkje uit met een roze en groene band over mijn middel en een wijde, rode jas met grote zwarte knopen van Mac & Maggie. Voor de reis naar Overijssel trek ik een donkerpaarse wat langere jurk aan met een paars-zwart gestreepte panty eronder. Ik bekijk mezelf in de kleine passpiegel die aan de binnenkant zit van de louvredeurtjes van mijn kledingkast en vind dat ik er modetechnisch best mee door kan. Ik merk wel op dat ik er nog steeds wat onverzorgd uit zie en ga op zoek naar mijn make-up tasje. Het duurt even voordat ik deze gevonden heb, omdat deze onder de salontafel ligt. Het herinneren van deze merkwaardige plek had even wat voeten in de aarde. De inhoud van het tasje stelt me wel een beetje teleur. In 2014 heb ik kwalitatief veel betere make-up tot mijn beschikking, maar ik moet roeien met de riemen die ik heb. Mijn jongere gezicht maakt het wel eenvoudiger om de make-up netjes aan te brengen en na tien minuten ben ik klaar. Ik haal nog een borstel door mijn blonde haren, poets mijn tanden en stop dan alles in de weekendtas die ik op de grond in mijn kledingkast vind. Ik doe mijn laarzen weer aan en trek ook de zwarte suède-look jas aan, hang mijn handtasje om en pak de weekendtas in mijn rechterhand. Maar op het moment dat ik de deur open met mijn linkerhand, bedenk ik me dat ik het gele boek niet in mijn tas heb gestopt. Ik zet de tas op de grond neer en loop naar de bank waar het boek nog ligt. Terwijl ik daar sta en het boek op pak, zie ik dat de doos met oude boeken nog steeds gescheurd naast het bureau staat. Ik hurk er naast en open de doos om de boeken die er half in en half uit liggen te rangschikken, zodat ik de doos netjes kan sluiten. Maar als ik de boeken een voor een opstapel, valt mijn oog ineens op een boek met een harde kaft dat er tussenuit springt doordat het er zo nieuw uit ziet. En als ik het oppak, zie ik tot mijn verbazing een bekende naam op de voorkant staan. Robert Monroe! Mijn hart lijkt een slag over te slaan. De titel geeft aan dat het boek niet vertaald is: Ultimate Journeys en als ik het open sla, zie ik inderdaad dat het boek in het Engels is geschreven. “Zou dit boek een vervolg zijn op het gele boek?” Ik blader naar de informatie op de eerste pagina en zie dat het boek is uitgegeven in 1994. Dat is dus voor dit jaartal waarin ik me bevind redelijk recent. Ik probeer me te herinneren waar deze doos met boeken vandaan komt, maar ik weet het niet. Ik leg het nieuwe boek op het gele boek dat naast me op de grond ligt en vouw de kartonnen flappen van de doos in elkaar. Ik neem de twee boeken mee in mijn weekendtas hopende dat ook in het nieuwe boek informatie staat dat ik nodig heb om wat licht te werpen op het raadsel waarin ik me bevind.

Dan word ik opgeschrikt door het geluid van een sleutel in de achterdeur. Mijn eigen sleutel die nog in het slot steekt, valt op de grond en met bonkend hart en opengesperde ogen van schrik wacht ik wie er binnen gaat komen. “Zou het Jeroen kunnen zijn?” Vraag ik mezelf af. “Maar die heeft zeker tot het eind van de middag les.”

De klink gaat omlaag en het volgende moment staat daar Jeroen in de deuropening. Stralend kijkt hij me aan. Zijn groene ogen staan vrolijk en als hij naar binnen stapt zie ik dat hij iets achter zijn rug verborgen houdt. Dan tovert hij een grote bos met kleurige bloemen achter zijn rug tevoorschijn.

“Tada! Voor jou!” Hij reikt me de bloemen aan. Het is een prachtige bos met gele en witte rozen, andere kleurrijke bloemetjes en veel groen. De blik op mijn gezicht is ongetwijfeld een mengeling van beteutering en verbazing en ik neem de bos aan. “Ik dacht zo, dat kun je vast wel gebruiken.” Zegt Jeroen en stapt met zijn gebruikelijke stelligheid de keuken binnen.
“Dankjewel”, breng ik zachtjes uit, terwijl ik voorzichtig ruik aan de bos bloemen. Het ruikt heerlijk, maar ik weet absoluut niet wat ik ondertussen met de situatie aan moet. Daarom hang ik mijn neus iets langer in de fleurige blaadjes dan ik normaal zou doen. “Tijd winnen. Nadenken.” Schiet het door mijn hoofd.
“Lief van je hoor”, zeg ik. “Maar waarom ben je ineens zo vroeg thuis? Je gaf toch tot het eind van de dag les?” Ik kijk hem vragend aan.
Jeroen neemt de tijd om me van top tot teen te bekijken en wendt zijn hoofd dan af richting weekendtas. Als hij me weer aankijkt is zijn vrolijke blik verdwenen. Zo ken ik hem weer. Mijn altijd boze ex-man die me immer woest aankijkt met in zijn ogen een mengeling van haat en minachting. Maar de man die voor me staat is niet mijn ex, maar de vriendelijke Jeroen die ik tot een paar jaar terug kende. Zijn ogen staan vragend en ik lijk een fonkeling van boosheid te ontwaren in zijn blik.
“Waarom ben je aangekleed om de deur uit te gaan en staat er een weekendtas voor mijn neus hier?” Ook de toon van zijn stem is niet erg vriendelijk meer. “Je was toch niet lekker?” Zijn mond verandert in een dunne streep. De bekende ‘Jeroen-is-boos-mond’. “Nu moet ik oppassen”, bedenk ik me. Mijn hoofd ratelt in de hoop een zinnig antwoord te vinden. Dan herinner ik me ineens dat mijn vader me vanochtend uit de brand had gered met Jeroen. Hij vertelde dat ik een nachtmerrie had gehad. En daarop vertelde ik Jeroen over de nachtmerrie met Wander er in.
“Joen, ik heb echt een heel rare dag. Ik voel me niet lekker en vreemd na al dat gedroom van vannacht.” Ik klink even moedeloos als ik me op dit moment voel. Deze confrontatie met Jeroen uit het verleden was wel het allerlaatste wat ik op voor nu op de agenda had staan.
“Maar dat is toch geen enkele reden om je spullen te pakken? Of zijn dat niet je spullen?” Hij wijst op de tas en kijkt me uitdagend aan. “Waarom doet hij nou zo boos?” Vraag ik me af.
“Je hoeft niet zo boos te doen, Jeroen. Ik wil er gewoon een paar dagen tussenuit.”
“En daarom vertrek je zonder mij daarover in te lichten?” Bijt Jeroen terug.
“Maar jij zou de hele dag op school zitten!” Ik trek mijn wenkbrauwen omhoog en spreid mijn armen uit om mijn woorden kracht bij te zetten.

Jeroen zucht, loopt langs me heen en gaat aan de eettafel zitten. “Kom even bij me zitten”, zegt hij dan op een iets vriendelijkere toon en klopt op een stoel die hij van de tafel weg schuift. Ik leg de bos bloemen die ik nog steeds vast houdt op tafel en neem plaats op de stoel naast hem.
“Ik snap het gewoon even niet Syl. Ik kom eerder thuis, omdat er lessen uitvielen en ik naar jou toe wilde en ik ook wel zag vanochtend dat het niet goed met je was. Ik neem een bos bloemen voor je mee om je  op te vrolijken en als ik thuis kom sta je in vol ornaat op het punt om te vertrekken. Of niet?” Mijn toenmalige verkering kijkt me vragend aan. Zijn blik is vermoeid.
“Klopt Joen.” Ik besluit niet te liegen over mijn voornemen om weg te gaan. “Ik heb even rust en ruimte nodig en dacht zo; ik ga een paar dagen naar het oosten van het land. Even bijkomen in een hotelletje.” Dit is niet ver van de waarheid af en het feit dat ik een hotel in Overijssel zou opzoeken, zou me de tijd geven om ook rustig te oefenen met de technieken van Robert Monroe in de hoop een weg terug naar mijn eigen tijd te vinden. “Het spijt me dat ik dit niet tegen je heb gezegd. Ik bedoel er niks naars naar jou toe mee.” Ik voel dat ik normaliter de woorden ‘Ik hou van jou’ hier achteraan had gezegd, maar ik krijg het mijn keel niet uit. Ik hou natuurlijk van Jeroen, dat doe ik nog steeds. Ook in 2014. Ondanks zijn boosheid naar mij toe. Ik hou van hem. Hij is de vader van mijn twee kinderen. Maar het feit dat ik jaren geleden een bom onder ons huwelijk legde, kan hij me klaarblijkelijk tot op de dag van vandaag niet vergeven.
“What were you thinking?” Zegt Jeroen er vervolgens in het Engels achteraan. “Ik bedoel, je dacht gewoon: ‘Kom, ik voel me rot en ga d’r een paar dagen tussenuit zonder dat Jeroen te vertellen? Heb je soms een liefje zitten in het oosten?” Ik verschiet van kleur. In 1999 heb ik natuurlijk niemand daar die ik ken. Maar in 2014 is mijn geliefde wel afkomstig uit Overijssel. Jeroen ziet in de micro expressie van mijn gezicht dat ik schrik van zijn vraag.
“Natuurlijk niet, Jeroen!” Roep ik uit. “Ik werd gewoon wakker vanochtend uit die rare dromen en wist dat het anders moest in mijn leven. Ik ben gestopt met roken en met koffie drinken en ik ben begonnen met heel gezond te eten.” Vervolg ik mijn betoog. “En nu wil ik nadenken over mijn toekomst. Qua werk enzo.” Stamel ik er iets minder zelfverzekerd achteraan.
“En dus dacht je: ‘Ik ga een paar dagen in een hutje op de hei zitten?” Jeroens woorden komen er ietwat sarcastisch uit.
“Luister, Jeroen. Het spijt me dat ik je niet heb ingelicht. Het was een opwelling en ik wilde je vanuit het hotel bellen vanmiddag. Laat me alsjeblieft gaan. Ik heb de ruimte om na te denken even nodig.” Ik kijk hem smekend aan.
“En ons?” Vraagt hij. “Hoe zit het met ons? Twijfel je daar ook aan?”
Ik slik. Had hij me dit maar nooit gevraagd. Ik weet zeker dat de Sylvia uit 1999 niet had getwijfeld aan Jeroen. Maar als de ik uit 2014 in dit lijf blijf, weet ik niet of deze relatie doorgang kan vinden. Maar dat kan ik hem niet uitleggen. Ik besluit voor nu te liegen, omdat ik weet dat Jeroen me dan zonder al te veel morren laat gaan.
“Natuurlijk twijfel ik niet aan ons. Tussen ons zit het goed. Maar ik weet niet hoe ik mijn leven wil gaan vormgeven vanaf nu. De dromen hebben veel in mij losgemaakt.” Ik kijk hem doordringend aan. Jeroen vraagt niet door. Het is geen doorvrager. Nu hij weet dat het tussen ons goed zit, vindt hij het niet erg dat ik een paar dagen weg ga.
“Neem je wel de bloemen mee? Anders vind ik het zonde.” Zegt hij, terwijl hij opstaat.
“Nee die laat ik lekker hier. Echt, Jeroen, ik ben hooguit één of twee nachtjes weg. Dan ben ik weer terug.” Ik hoop dat ik dit kan waarmaken, omdat ik me tegelijkertijd realiseer dat ik niet weet hoe het gaat lopen in Overijssel. Voor hetzelfde geld ben ik na een halve dag alweer terug.

“Kom”, zegt Jeroen en opent zijn armen voor een knuffel. Ik loop op hem af en nestel me in zijn armen. Dat voelt vreemd aan. Vertrouwd, maar raar. Een golf van genegenheid overspoelt me. Dit is mijn vriend nu. In dit jaar. In dit leven. Moet ik eigenlijk wel op zoek gaan naar Sasja?

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits: Creatice Commons image ‘Borough Market Bouquet’ by Garry Night (Flickr)

Tanja
Tanja Ortmans (1973) is Metafysicus, Hypnotiseur, Sci-Fi Auteur, Integratief Psychotherapeut, Multidimensional Coach, Designer en moeder van vijf (haar jongste zoon Gaia woont in de hemel). Vanaf haar vroegste jeugd is de ontdekkingstocht naar de multidimensionaliteit van het leven, de reis van de ziel, kwantum fysica en hoger bewustzijn haar grootste passie. Ze woont samen met haar vier kinderen en drie katten, in de buurt van Amsterdam.
× Hoe kan ik je helpen?