Deel 24: De oneindige trap van Escher

Deel 24: De oneindige trap van Escher

Onderweg naar de Albert Heijn op het Zuideinde ben ik in gedachten verzonken over de gebeurtenissen van zojuist. Hoewel ik vandaag nergens meer van opkijk, vraag ik me toch af waar de plotselinge glitch in deze tijdlijn vandaan kwam. In eerste instantie dacht ik nog dat de dood van Sandra slechts een droom was. Maar later bedacht ik me dat het desbetreffende fotolijstje al weg was voordat ik op de bank in mijn kamer in slaap viel. Nadat ik wakker was, bleek het fotolijstje er gewoon te hangen. De verdrietige gebeurtenissen waren dus geen droom geweest, maar daadwerkelijk een hapering in de tijd. En toch knaagt er nog iets in het perifere veld van mijn gewaarzijn. Een feitje waar ik net niet lijk bij te kunnen. Iets wat zo obvious is dat het uitgestald is voor mijn neus. Echter zonder dat ik het kan zien. Want waarom zat Saartje ineens bij mij in de auto en word ik even later wakker met naar wat ik dacht Saartje was in mijn armen, terwijl het een kussen blijkt te zijn. Droomde ik van Saartje, maar was de rest wel echt?

Terwijl ik rustig verder rij over de grijze straatstenen van het oude gedeelte van Koog aan de Zaan, besluit ik de feiten van de glitch op een rijtje te zetten. Alles was nog goed toen ik naar het toilet ging boven. Ik ben de trap opgelopen en kwam daar alle fotolijstjes tegen, maar de foto van mij en Sandra ontbrak op dat moment echter. Vervolgens ben ik doorgelopen naar mijn oude kamer en aldaar op de bank gaan liggen. Daarna ben ik ofwel in slaap gevallen en heb ik gedroomd dat ik naar beneden liep en samen met mijn ouders gehuild heb over de dood van Sandra, óf ik ben echt naar beneden gelopen. Toen ik daarna besloot weg te gaan, kwam er een glitch in de tijdlijn en deze verstoring zorgde ervoor dat ik weer boven op de bank terecht kwam met een kussen in plaats van Saartje in mijn armen. Ik vind dat laatste maar een raar verhaal. Waarschijnlijk ben ik in eerste instantie naar boven gelopen en heb over het lijstje heen gekeken. Daar ben ik in slaap gevallen, heb alles gedroomd en zag nadien het lijstje toch op de muur hangen. Het kan gewoon niet anders zijn dan hetgeen ik nu geschetst heb in mijn gedachten. De volgende vraag die me dan kwelt is waarom ik dan zo plotseling in slaap ben gevallen en evenzo abrupt in een REM-slaap vol gedroom terecht ben gekomen. Het antwoord hierop moet ik schuldig blijven, omdat ik het doodeenvoudig niet weet.

Hierover na denken voelt alsof ik de trappen van Escher bestijg. Ik loop ze op, steeds verder naar boven. Ik kom echter nooit boven omdat ik naar beneden lijk te lopen. Uiteindelijk schuifel ik over de Escher-trappen om als dolende ziel nooit ergens te komen dan daar waar ik altijd al was. Als een slang die in zijn eigen staart hapt.

Vroeger als kind kon ik uren nadenken over het heelal-probleem waar geen enkele volwassene mij bij kon helpen. Ze wisten het simpelweg zelf ook niet. Mijn vraag was altijd: “Wat komt er na het heelal? En als er daarna iets komt, wat is er dan daarna? En daarna?” Niemand kon het me vertellen en mijn brein kon het gegeven ‘oneindigheid’ ook niet bevatten. Want hoe kan iets, zoals het heelal, oneindig doorlopen? Alles heeft een einde. En een begin. Hoe meer ik erover probeerde na te denken, des te meer ik verstrikt raakte in de kronkels van mijn eigen kindergeest. En tot deze dag kan ik er nog steeds niet met mijn hoofd bij. Er zijn van die dingen die je niet moet willen begrijpen. Misschien omdat de menselijke geest wel gewoon te beperkt is om zaken die het menselijke begrip ontstijgen te kunnen bevatten.

Ik rij verder door dit gedeelte van het dorp, terwijl ik de omgeving op me in laat werken. Het plotselinge besef van deze straat van vroeger, doet de kronkels in mijn brein iets vervagen. Tegenwoordig, als ik in Zaandam ben geweest en terug naar Wormer rijd, neem ik de binnen route en rij ik via de Westzijde in Zaandam, dit Zuideinde en de Hoogstraat in Koog en de Lagedijk in Zaandijk. Ik noem dat altijd mijn ‘trip down memory lane’. Het maakt niet uit, in welkjaartal ook, het voelt altijd als vroeger. Maar dit is vroeger. Daar kom ik niet meer onderuit. En mocht ik ooit terugkomen in mijn toekomst, zal ik nooit meer over het Zuideinde rijden, zonder te denken aan dit moment waarin het lijkt alsof mijn wereld op zijn kop staat.

Want het is chaos in mijn hoofd na het afgelopen half uur en de gedachten lijken te vibreren van oververhitting. Alsof ze de draad van het verhaal kwijt zijn en niet meer in lijn kunnen komen met hun normale staat van zijn. Ik zie de Albert Heijn links van me liggen als ik het parkeerterrein oprijd en hoewel het eruitziet als de winkel die ik me herinner, is het toch anders. Maar mijn overspannen hoofd kan haar vinger er niet op leggen. Net als de rest van de wereld die ik waarneem. Alles is anders. Alles is vroeger. Alles voelt en ruikt als vroeger. Maar het verschil is niet direct waarneembaar. Het is alsof ik momenteel nergens meer mijn vinger op kan leggen en datgene wat ik ontwaar als realiteit, eigenlijk niet echt is.

Ik parkeer mijn auto onder een boom op de kade aan de Zaan. De donkere bewolking kleurt het water asgrauw en er kruipt een rilling over mijn ruggengraat. Daar zit ik dan weer in de stilte van mijn rode auto. In alle gebeurtenissen van deze dag lijkt mijn Seat Ibiza de enige constante, logische en normale factor te zijn. Er was ooit een rode Seat Ibiza en dat is ie nog steeds. Hij is niet ineens een Fiat en blijkt ook niet plotseling blauw te zijn. En dat voelt veilig. Ik merk dat ik behoefte heb aan houvast. Iets dat mij het gevoel geeft dat ik beschut ben van alle gevaren, onrust en onduidelijkheid. Een rustpunt waar ik steeds naar kan terugkeren en waarvan ik weet dat ik er in de omhulling van het staal mijn gedachten op een rijtje kan brengen. Of dit in ieder geval kan proberen. Want hoe langer ik in dit jaartal rondloop, hoe heviger ik begin te twijfelen aan mijn eigen verstandelijke vermogens.

Ik kan me goed voorstellen hoe het voelt om gek te worden. Misschien ben ik zelfs wel op weg om mijn verstand te verliezen, hetgeen me momenteel niet zou verbazen. Het enige dat ik kan doen, bedenk ik me, is om al het proberen te begrijpen los te laten. Totale acceptatie van het tekortschieten van mijn eigen analytische vermogens of juist de aanvaarding van het feit dat de omstandigheden waarin ik me bevind uitblinken in logistieke en chronologische onlogica. Het is simpelweg niet te bevatten. In ieder geval niet door mijn brein. Terugkeren naar de orde van de dag lijkt het advies. Voor dit moment houdt dat in dat ik nu boodschappen ga doen in het pand dat ooit de Albert Heijn was. Ik heb een portemonnee met een bankpas en ik ga ervan uit dat mijn pincode nog steeds hetzelfde is. Straks heb ik niet alleen een auto, maar ook eten en kan ik met gerust hart op weg naar het oosten van het land om op zoek te gaan naar mijn nu zestienjarige toekomstige geliefde.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits creative commons: Running Escher-ed by Izarbelta (Flickr), Edited by Tanja Ortmans

Deel 23: Stroomuitval

Deel 23: Stroomuitval

“Hey Saartje!” Roep ik vriendelijk uit. “Wat doe jij zo plotseling hier in mijn armen?” Ik druk het diertje dicht tegen me aan en ze geeft me een paar flinke likken over mijn gezicht. Dat mag ze eigenlijk niet doen en dat weet ze dondersgoed. Ik grinnik om haar ondeugd en druk haar stevig tegen me aan. Dat voelt fijn, omdat ik haar erg heb gemist sinds haar overlijden in 2001.

Ik voel de zachtheid van haar lijfje zo warm in mijn armen, die haar helemaal omsluiten. Ik heb mijn ogen dicht gedaan om te genieten van dit hondje dat me altijd zo dierbaar is geweest. Zo blijf ik even zitten met mijn ogen gesloten, terwijl Saar het zich allemaal laat welgevallen.

Ik weet niet hoe lang ik daar heb gezeten met haar, maar als ik mijn ogen weer open doe, realiseer ik me dat ik in slaap ben gevallen. In de auto? Ik kijk naar de zachte aanwezigheid van Saartje in mijn armen en zie tot mijn afgrijzen dat ik een vrolijk kussen met bloemetjesdessin tegen me aangedrukt houdt. Ik zit niet in de auto. Om me heen kijkend en probeer ik uit alle macht de omgeving tot me door te laten dringen, maar ik ben volledig gedesoriënteerd. Het is alsof mijn geheugen helemaal leeg is en niet in staat is om betekenis te geven aan de kamer die ik zie. Het laatste wat ik weet is dat ik in de auto zat met Saartje in mijn armen. En nu lig ik op een bank?

Het kloppen van mijn hart is voelbaar in mijn beide slapen. Ik laat het bloemetjeskussen met mijn rechterhand los en laat deze voorzichtig over de oppervlakte glijden van het object waar ik op lig. Ribbelig. Stof. Als ik naar boven kijk, zie ik behang op schuine wanden, dat me bekend voorkomt.

Dan ga ik rechtop zitten en klem mijn beide armen weer strak om het kussen heen in de hoop hier iets van houvast uit te kunnen destilleren. Maar er is geen houvast en mijn hoofd lijkt wel een lege vaas waar ooit de bloemen van mijn zelf in hebben gezeten. Het zelf dat wist wie ze was en waar ze was.

De enige vastigheid die ik me kan bedenken is proberen wat feiten op een rijtje te zetten van hetgeen ik nu waarneem. En dat is dat ik op een bruine ribcordbank zit met gezellige kussens, waarvan ik er een vasthoud. Ik ken deze bank ergens van en de kamer waar ik me in bevind ook en laat mijn ogen als een krankzinnige langs alle objecten gaan. Een blankhouten bed in de hoek en een wastafel in de andere hoek. Voor de open deur die ongeveer een meter hoger is gelegen dan deze kamer, staat een houten trappetje. Dan hoor ik in de verte een hondje blaffen en ik weet dat het Saartje is. “Ik had haar net nog in mijn armen toen ik in de auto zat. Toch? Maar Saartje is al lang dood.” Ik begin aan mijn eigen gedachten te twijfelen. Ik was bij mijn ouders thuis in het huis van vroeger. Met Saartje.

En dan, als een oude ziekenhuisgenerator die schokkerig aan gaat tijdens een stroomstoring, kickt mijn geheugen weer in. De stroomuitval van mijn geest heeft niet langer dan een halve minuut, misschien een minuutje geduurd, maar het voelde als eeuwig. Alsof ik tijdenlang in het luchtledige der vergetelheid heb rond gezweefd zonder te kunnen duiden waar ik me als persoon bevond. Puur omdat ik simpelweg geen herinnering meer had aan dat wat zo bij mijn persoonlijkheid hoort. Terwijl ik nu zie dat ik in mijn oude kamer zit met het Laura Ashley behang op de oude seventiesbank van mijn ouders, realiseer ik me dat het enkel de herkenning is hiervan die betekenis geeft aan mijn omgeving. En plotseling bekruipt me de gedachte dat ik niet weet wie ik zou zijn zonder herinnering. Want is dat niet alles waar wij als persoon op zijn gebouwd? Een herinnering? “Wie zou ik zijn zonder de conclusies die ik heb getrokken over het verleden? Wie ben ik zonder dat verleden? En bevindt zich dat verleden niet alleen in de opslagplaats van mijn geheugen? Wat als ik niet meer zou nadenken? Besta ik dan nog wel?” De filosofische gedachten rollen als achtbaanwagentjes op de rails van een rollercoaster voorbij. “Ik denk, dus ik besta”, schiet het ineens door mijn hoofd. “Was dat niet van die bekende filosoof Descartes?”

“Syhyl!” Galt de stem van mijn moeder uit de verte. Zodra het geluid mijn oren bereikt, herinner ik me de laatste intens verdrietige minuten met mijn moeder. Met een schok kom ik weer tot het besef dat ik in de verkeerde tijd ben, op een alternatieve tijdlijn en dat mijn geliefde zusje in deze tijd niet meer leeft. “Oh nee”, zucht ik en sta moeizaam op van de bank. Nog steeds het vrolijke kussentje vasthoudend begeef ik me via het houten trappetje, de tussenkamer en de gang weer naar beneden.

“Ik kom er aan, mam”, roep ik zodra ik boven in de gang ben aangekomen. Als ik langs de fotolijstjes loop, kan ik het niet helpen om mijn pas iets in te houden zodat ik ze nog even kan bekijken.

En daar hangt tot mijn grote verbijstering de foto van mij en mijn zusje uit 1998. Met onze armen om elkaar heen, breed glimlachend in de Amsterdamse Jordaan. “Ze is niet dood!” Ik heb het blijkbaar uitgeroepen want mijn moeder steekt vervolgens haar hoofd om het hoekje van de keuken en zegt:

“Wie is niet dood?”

“Oh niks, mam.” Ik glimlach en als ik de trap afdaal staat mijn moeder nog steeds in de deuropening te glimlachen, terwijl ze haar handen afdroogt aan een keukendoek.
“Blijf, je nog even Syl?” Vraagt ze. “Sandra komt zo even een kopje thee drinken, voordat ze naar haar klant moet. Ik dacht, misschien wel even gezellig.”

De blijdschap en opluchting die ik voel bij de bevestiging van het in leven zijn van mijn zusje is groot en de laatste treden huppel ik van de trap af.
“Gezellig dat Sandra komt, maar ik moet nu echt verder, mam. Echt waar!”Ik leg het leuke bloemetjeskussen op de hoekbank in de keuken. “Ik ga op zoek naar Sasja. En naar de weg terug naar huis. Mijn thuis.”

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Brain Power by Allan Ajifo (Flickr), Edited by Tanja Ortmans

Deel 22: Ongeluk

Deel 22: Ongeluk

Mijn hart begin als een razende te roffelen en mijn adem gaat ineens veel te snel. Ik slik, maar kan de hyperventilatieaanval niet tegenhouden.

“Mam, nee, mam!” Ik buig voorover over de tafel en hijg snel, in de hoop iets van zuurstof binnen te krijgen. Maar ik krijg er juist te veel van binnen en daardoor beginnen mijn lippen te tintelen. Het gevoel van paniek trekt door mijn hele lijf heen en als ik een halve minuut later naar mijn over de tafel hangende armen en handen kijk, zie ik dat mijn handen zich vanuit de polsen in een onnatuurlijke houding naar binnen hebben gekruld. Mijn moeder heeft inmiddels haar armen stevig om me heen geslagen.
“Rustig maar meisje. Langzaam adem halen, ssssshhhhht, toe maar.” Als ze merkt dat mij proberen te kalmeren tevergeefs is, staat ze op om even later een boterhamzakje tegen mijn hijgende mond te drukken.

“Adem hier maar in, Syl, rustig aan.” Mijn moeder slaat haar armen weer om me heen.
Ik kan mijn ademhaling maar niet onder controle krijgen en het wordt licht in mijn hoofd van het teveel aan zuurstof dat ik binnenkrijg.

Net als ik bang ben om te gaan flauwvallen, wordt mijn ademhaling rustiger. Het boterhamzakje vangt mijn uitgeademde kooldioxide op, die ik weer inadem, zodat het zuurstofgehalte van mijn bloed langzaam weer naar normale waarden zakt.
“Gaat het weer een beetje, Syl?” Nog steeds met haar armen om me heen geslagen.
“Ja… gaat… wel… weer”, stamel ik moeizaam.

Dan komt mijn vader de keuken weer binnen. Hij heeft de paniek gehoord en is snel naar beneden gekomen, hoor ik aan zijn ademhaling.
“Syl, meisje, gaat alles goed met je?” Hij neemt de betraande ogen van zijn vrouw en mijn lijkwitte gezicht in zich op en weet dat er iets niet in de haak is.
“Alles gaat weer pap. En ook weer niet. Ik ben een beetje in shock. Mama zei dat Sandra dood is.”

Mijn vaders gezicht verstrakt en hij haalt een diepe teug lucht. Dan loopt hij traag om de tafel heen en gaat op de houten hoekbank zitten. Met de duim en wijsvinger van zijn rechterhand wrijft hij in zijn binnenste ooghoeken.
“Je gaat me toch niet vertellen dat Sandra in jouw tijd nog leeft?” Ik denk iets van een vleugje sarcasme in mijn vaders stem te horen en dat verbaast me. Het is geen sarcastische man. Eerder oprecht. Een man die zegt waar het op staat.

“Ik geloof niet dat ze dood is”, stuif ik bijna agressief uit naar mijn vader, wiens grijsbruine ogen ineens heel vermoeid staan. Ik zie dat mijn ouders een intens bedroefde blik met elkaar wisselen. Ik kijk mijn beide ouders ook afwisselend aan en hoop iets van hoop in hun ogen te zien. Of misschien wacht ik wel op het plotselinge verschijnen van Ralph Inbar, die ons gaat mededelen dat alles een geweldig goed opgezette Bananensplit stunt was.

“Sandra is niet dood”, zeg ik vervolgens doodkalm. “Ze is negenendertig en woont met haar leuke man en hun dochtertje en zoontje in een Pipi Langkoushuis in Zaandijk. Ze is erg gelukkig. Jullie hebben vier kleinkinderen, waar jullie heel veel van houden in 2014. In mijn tijd. Op mijn tijdlijn. Ik wil terug!” En dan wordt het me ineens te veel. De totaliteit van mijn wanhoop en de hopeloosheid van mijn situatie komt ineens als een onhoudbare allesverslindende lawine over me heen geraasd. Ik sla mijn handen voor mijn ogen en begin te huilen. Mijn schouders schokken en ik blijf vervolgens enkele minuten hartverscheurend huilen. Om het verdriet van mijn ouders, omdat op deze tijdlijn mijn zusje niet meer leeft, om deze idiote omstandighedem, omdat ik mijn kinderen mis. Alles komt er uit.

“Wat is er gebeurd met Sandra,” vraag ik mijn ouders als ik ben uitgehuild. Mijn ouders hebben allebei de tranen over hun wangen lopen en houden mijn handen vast.
“Het was een ongeluk. Een heel stom ongeluk”, zegt mijn moeder. Ze wrijft over haar voorhoofd.
“Wat voor ongeluk?” Ik staar mijn vader aan in de hoop dat hij me haarfijn gaat uitleggen wat er is gebeurd met mijn zusje.
“Vlak nadat we hadden besloten om het huis niet te verkopen, wilden we alles eens goed opknappen. Het hout kon een likje groen gebruiken en wij met zijn vieren, mama en ik en jij en Sandra besloten dit zelf te gaan doen. We hebben een steiger laten komen en zijn gaan schilderen. Op 28 augustus 1996 ging het verschrikkelijk mis.” Ik zie dat mijn vader zijn tranen moet wegslikken bij de gedachte aan deze tragische dag.

“We stonden op de steiger aan de achterkant van het huis. Mama en ik op het hoge gedeelte en jij en Sandra op het lagere gedeelte ervan. Jullie stonden nog niet eens zo hoog. Maar Sandra heeft op een bepaald moment haar evenwicht verloren, ze is misgestapt en naar beneden gevallen. Het was misschien een val van vier meter, maar ze kwam heel naar neer. Sandra was op slag dood. Dat is nu drie jaar geleden.”

Mijn moeder is in stilte gaan huilen en pakt een stukje van de keukenrol om haar neus te snuiten en haar tranen te drogen. Mijn vader houdt zich manmoedig goed. Het enige wat ik kan denken is dat ik als de donder terug moet naar mijn eigen tijdlijn. Ik kan en wil mijn zusje niet missen. Maar hoe kan ik zo egoïstisch zijn? En hoe zal het mijn ouders dan vergaan op deze tijdlijn?

“Mam, pap, ik vind het zo ontzettend erg voor jullie”, zeg ik dan. Voor mij leeft ze nog.” Hoewel mijn herinnering aan Sandra nog heel recent was, omdat we een paar dagen terug met beide gezinnen zijn gaan picknicken, drukt het verdriet van mijn ouders zwaar op me.
“Ik begrijp niet hoe je vergeten kan zijn dat je zusje is overleden.” Zegt mijn vader hoofdschuddend.
“Wat?” Ik kijk hem vragend aan. “Vergeten? Pap, het is nooit gebeurd voor mij. Ik heb je toch gezegd dat ik uit de toekomst kom? In mijn tijd op mijn tijdlijn is Sandra zo fit als een hoentje.”

Dan staat mijn vader abrupt op en loopt weer naar boven. In het voorbijgaan hoor ik hem iets van ‘niet te geloven’ mompelen.

“Lieverd, vergeef het hem maar. We zijn er allebei nog niet overheen. Papa voelt zich nog zo schuldig.” Mijn moeder omklemt mijn handen met de hare. “Hij heeft zichzelf nooit kunnen vergeven voor het feit dat hij geen professionele schilders heeft ingehuurd toen. Maar het leek ons zo gezellig dit met ons viertjes te doen. En dat was het ook. Totdat Sandra viel.” De blik in de ogen van mijn moeder is intens verdrietiger, dan ik ooit heb gezien.

“Het spijt me zo ontzettend voor jullie.” Ik pak op mijn beurt de handen van mijn moeder vast. Ik ga dit rechtzetten voor jullie. Dat ga ik doen. Ik moet weg nu en zal er voor zorgen dat Sandra weer levend en wel bij jullie terugkomt. Beloofd!”
“Is goed, lief.” Ik zie aan het gezicht van mijn moeder dat ze me niet werkelijk gelooft, maar wel haar best doet dit te doen.
“Ik ga nu, mam.” Ik sta op van de tafel en geef mijn moeder een hele dikke knuffel. De omarming is lang en intens. “Ik hou van je,” zeg ik haar zachtjes.
“Ik ook van jou.” Mijn moeder neemt mijn gezicht in haar handen.
“Zeg je tegen papa dat ik ook van hem houd?”
“Dat doe ik. Dat weet hij.” Zegt ze terug.

Nadat ik Saartje in mijn armen heb genomen en het vrolijk kwispelende beestje over haar buikje heb gekriebeld, pak ik mijn tasje, mijn jas en vertrek ik door de achterdeur, over het knisperende grind naar mijn auto. Op weg terug. Op zoek. Naar mijn tijd.

Maar als ik in de auto zit merk ik opeens tot mijn verbazing dat ik de kleine dwergteckel van mijn ouders ineens in mijn armen heb.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Jason Finch (Flickr)

Deel 21: Fotolijstjes

Deel 21: Fotolijstjes

“Ik ga naar Sasja.” Kalm deel ik het  mee aan mijn moeder.
“Sasja? Dat is jouw vriend toch?”
“Klopt.” Zeg ik terug. “Alleen is hij nu officieel mijn echtgenoot. We zijn vorig jaar getrouwd.” Ik glimlach bij de gedachte aan onze huwelijksdag. Zo anders als die van mij en Jeroen. Die trouwdag was groots en strak georganiseerd en het huwelijk van Sasja en mij was heerlijk chaotisch en gezellig. Sasja droeg een nette spijkerbroek met een sexy overhemd en ik een bloemenjurkje. Een hele schattige met kleurige droogbloemen verweven in de stof. Alleen onze naaste familie en vrienden en mijn kinderen waren aanwezig en de dag was gevuld met gelach, champagne en vrolijkheid. In tegenstelling tot de trouwdag van Jeroen en mij heb ik geen seconde last gehad van stress.

“Het enige probleem is”, vervolg ik mijn verhaal, “dat Sasja tien jaar jonger is als ik ben. En nu in 1999 is hij dus pas zestien jaar oud.” Ik kauw op mijn lip. “En hij woont nog bij zijn ouders in Overijssel. Hij ziet me aankomen. Zo’n zesentwintigjarige onbekende vrouw die opeens op de stoep staat.” Ik ben een beelddenker en kan me zodoende onmiddellijk het beeld van een verbaasde en piepjonge Sasja voor de geest halen. “Hoooiiiii!” Roep ik quasi enthousiast uit om na te doen hoe ik straks voor zijn deur sta. “Ik ben Sylvia, ik ben zesentwintig jaar en ik ben een tijdreiziger uit het jaar 2014 en jij bent mijn man!” Ik zeg het met een grappig, kinderlijk stemmetje en mijn moeder en ik gieren van de lach.

Als mijn moeder is uit gegrinnikt, merkt ze droog op: “Dit is natuurlijk geen haalbare kaart, hè, Syl?” Ze kijkt me diep in de ogen aan. “Hoe had je je dit zelf voorgesteld?”
“Ja, gewoon. Niet. Ik heb er niet echt over nagedacht, geloof ik. Ik voel gewoon dat ik hem wil zien. Een bekend gezicht in deze chaos. Ik wil hem gewoon zien. Natuurlijk snap ik ook wel dat –als je erover nadenkt- het een stom plan is.” Ik wrijf in mijn ogen en zie dan dat mijn vingers zwart zijn. “Shit”, denk ik bij mezelf. “Ik loop nog steeds rond in mijn onopgemaakte blotebillengezicht met uitgelopen mascara van gisteren.”
“Mam, ik doe het gewoon. Ik ga nu eerst even naar het huis van Jeroen en mij, me opmaken. Dan ga ik boodschappen doen en mijn auto vol tanken en en route richting Zwolle. “Het is nu…”, ik kijk op het klokje van de oven, “tien over half tien bijna. Ik wacht nog een minuut of tien en dan is Jeroen richting het station, dus kan ik in alle rust me opmaken en wat spullen pakken.” Mijn moeder slaakt een diepe zucht en ik voel dat ze het er niet helemaal mee eens is. Dan zegt ze:
“Is het niet toch handiger om voordat Jeroen weg gaat even met hem te praten om de situatie uit te leggen?”
“Ik leg het hem echt nog wel uit, mam. Maar eerst ga ik naar Sasja toe.” Mijn stem klinkt vastberaden.
“Ok. Is goed, meis.” Mijn moeder legt zich neer bij mijn keuze hoor ik aan haar stem. “Ben je dan nu wel toe aan een kopje koffie?”
“Nee dank je, mam. Ik drink echt helemaal geen koffie meer.”
“Ok, geen probleem. Kopje thee dan maar?”
“Lekker.”
“Ik zet even nieuwe”, zegt mijn moeder.
“Is goed, dan loop ik even naar de w.c.”

Ik besluit niet de wc te nemen die onderaan de trap op de begane grond ligt, maar de andere w.c. op de tweede verdieping. Zo heb ik ook even de gelegenheid om een kijkje te nemen in mijn oude kamer, voordat ik vertrek. Ik vind het nog steeds zo leuk dat ik hier ben dat ik het niet kan laten wat rond te neuzen in mijn ouderlijk huis.

Ik loop gestaag de geknikte trap op naar boven en houd me ondertussen vast aan de eikenhouten trapleuning die steunt op de prachtig bewerkte staanders. De villa is een waar huzarenstukje van eigentijds design en ik geniet van mijn aanwezigheid hier. Boven aangekomen loopt de leuning door tot het eind van de overloop als beveiliging tegen het naar beneden vallen. Het loftachtige design van het huis is beeldschoon, maar zou gevaarlijk kunnen zijn. Vandaar de leuning. Op de overloop zie ik de vertrouwde fotolijstjes hangen en ik blijf even staan om te kijken. Ik zie foto’s van de honden, een kinderfoto van mijn zusje Sandra als baby en mij als peuter, de trouwfoto van mijn ouders en foto’s van mijn opa’s en oma’s. Er hangen ook verschillende foto’s van mij en mijn zusje als tiener en eentje van mij en Jeroen samen. Een bont tafereel van familiegeschiedenis. Ik mis alleen een foto van mijn zusje die ik altijd erg leuk heb gevonden. Hij is genomen in 1998 toen zij afstudeerde als meester in de rechten. Zij staat daar trots op met haar diploma in de hand en ik sta er blij naast met mijn duim in de lucht.

Via de klapdeur vervolg ik mijn weg naar het slaapkamergedeelte waaraan de badkamer en de slaapkamers van mij en mijn ouders gelegen zijn. Ik hoor mijn vader rommelen in de badkamer en ik loop door de ‘tussenkamer’, die altijd gefunctioneerd heeft als computer- en verkleedkamer, naar mijn kamer die boven de garage is gelegen. De bruine ribcordbank uit de sixties, die nog uit het eerste flatje van mijn ouders komt, staat er. Bedekt met vrolijk gekleurde kussens. De schuine wanden zijn bedekt met het welbekende Laura Ashley behang en voor de ramen hangen de bijpassende gordijnen. Ik kijk vergenoegd rond en bedenk me dat het jammer is dat ik hier geen foto van kan meenemen naar de toekomst. Ik plof even op de bank en voel de zachte kussens onder mijn vermoeide lichaam. Vervolgens sta ik weer op en wandel de kamer uit richting het toilet.

Even later loop ik langs de fotolijstjes weer naar beneden. In de keuken heeft mijn moeder een glas verse thee op tafel gezet voor mij. Ze veegt haar handen af aan een theedoek en gaat aan tafel zitten. Het is inmiddels bijna tien voor tien en ik neem nog even plaats aan tafel voordat ik richting huis ga.
“Mam”, vraag ik tussen twee slokken door. “Ik mis een paar foto’s. Vooral die leuke van Sandra en mij op haar afstuderen in 1998.”
Mijn moeder trekt wit weg en haar mond veranderd in een smalle streep.
“Waarom vraag je me zoiets?” Met pijn in mijn ogen kijkt ze me aan. Verwijtend bijna. Ik kijk vragend terug. Dan begint er achter in mijn lijf een rotgevoel te ontstaan. Het voelt bijna als een beginnende adrenaline stoot.
“Ik mis gewoon die leuke foto van ons samen. Toen we allebei tegelijk waren afgestudeerd. San als meester in de rechten en ik bachelor P&A. We stonden voor die kroeg in de Jordaan en papa nam die foto.” Ik spreek mijn woorden langzaam uit, terwijl ik mijn moeder vanonder mijn lange wimpers blijf aankijken, haar reactie scannend. Dan zie ik traag een traan uit haar linkeroog over haar wang druppelen. Mijn moeder haalt diep en moeizaam adem en zegt:

“Er is geen foto van jou en Sandra, Sylvia. Sandra is nooit afgestudeerd. Ze is dood.”

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Shenghung Lin (Flickr) edited by Tanja Ortmans

Deel 20: Zonsondergang

Deel 20: Zonsondergang

Om mijn moeders vraag te beantwoorden, zeg ik: “Ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik kan eten. Op alleen appels en bananen ga ik het niet redden vandaag. Zal ik je iets vertellen over mijn eetgewoontes in het jaar 2014?”
Mijn moeder knikt geïnteresseerd. Ze is niet alleen psychologe, ze weet zelf ook veel af van voeding en heeft ons met gezonde maaltijden grootgebracht. Maar daar hoorden ook brood en melk bij. Inmiddels weet ik dat zowel brood als melk niet bijster heilzaam zijn voor het menselijk lichaam. Maar in die discussie heb ik nu geen zin.

“In mijn eigen jaar eet ik eigenlijk voornamelijk plantaardig en probeer ik niet alleen alle voedingsmiddelen die afkomstig zijn van dieren te vermijden, maar eet ik ook geen suiker, brood en andere voedingsmiddelen met granen.
“Ongelooflijk!” Roept mijn moeder verbaast uit. “Jij kauwt dus de hele dag op worteltjes en banaantjes?” Ze grinnikt. “Dat had ik nooit durven dromen. Je gruwelde altijd van groenten. Zeker van worteltjes. Ik sta ervan te kijken!” Ik moet lachen om de herinnering aan al mijn moeders vegetarisch gekook en haar nobele streven om ons te voeden met goede maaltijden. Mijn verzet tegen veel van haar gezonde kost moet haar soms enorm gefrustreerd hebben.
“Maar het tegendeel is waar mam, ik kauw helemaal niet de hele dag op worteltjes. Ik eet lekker en gevarieerd. ’s Ochtends start ik met een liter sap van groenten en fruit. In de middag eet ik vaak een smoothie met banaan en als diner een heerlijke salade met aardappeltjes of een rijstenwrap met sla en vegetarische stukjes. Ik maak ook mijn eigen rauwe chocola en maak overheerlijke taarten van veganistische, rauwe ingrediënten.”
“Klinkt goed, lieverd! Vooral die chocola en die taart, daar ben ik wel benieuwd naar.”
“Ik leg het nog wel eens uit. Het probleem nu is dat ik geen sapcentrifuge heb en dergelijke. Ik kan dus geen juice maken.”

“O jawel hoor!” Mijn moeder steekt triomfantelijk haar wijsvinger in de lucht, “Tada!” Ze trekt een keukenkastje open en haalt er een machine uit die verdacht veel op een sapcentrifuge lijkt.
“Super!” Ik lach blij. “Wat heb je voor fruit en groenten in huis?”
Mijn moeder laat me het volgende kwartier mijn gang gaan en ik maak van wat winterpeen, citroen, een grapefruit en een paar sinaasappelen een heerlijke juice. Als ik de machine heb schoongemaakt, schenk ik voor zowel mijn moeder als mijzelf een glas in.

“Zo mam, dit is normaliter mijn dagelijks ontbijt.” We proosten en mijn moeder smakt met haar lippen.
“Het smaakt fantastisch. Dit houd ik er in voor je vader en mijzelf. Maar hier heb je toch niet genoeg aan?’” Vraagt mijn moeder een beetje bezorgd.
“Voorlopig wel. En voor vanmiddag zorg ik voor een salade of een tros bananen. Ik moet straks wel nog even naar de Albert Heijn. Zit die nog steeds in Koog tegenover de ouwe Chios?”
“Klopt”, zegt mijn moeder. “Je kunt van mij een boodschappentas lenen. En wat doe je nu met Jeroen? Ga je straks naar huis terug?”
“Ik weet het echt nog niet.”

Ik zucht maar weer eens diep en zet mijn halflege glas oranjekleurig sap terug op tafel. Ik heb inmiddels door dat het diep inademen en stevig doorzuchten goed werkt tegen de constante drang om een sigaret op te steken. Ik vind het maar lastig en kijk niet bepaald uit naar de vijf dagen lichamelijk afkicken van roken die voor me liggen. Gelukkig hoef ik niet psychisch te stoppen met roken. Dat heb ik vele jaren geleden al gedaan en die psychische drang maakt geen deel meer uit van mijn dagelijkse werkelijkheid.

Ik denk aan Jeroen en mijn vergane leven in de studentenwoning. Hoe moet ik in vredesnaam terug naar die situatie? Ik wil het leven van de zesentwintigjarige Sylvia niet nodeloos overhoop halen. Maar als ik diep ik mijn hart kijk, zou ik het liefst mijn spullen pakken en terug gaan naar mijn grote, oude kamer boven de garage van de villa van mijn ouders.

“Ik wil heel graag hier naar toe komen met mijn spullen, mam. Ik wil niet meer bij Jeroen wonen.” Op het moment dat ik het zeg, snap ik dat dit de situatie niet eenvoudiger maakt. Want wat als de relatie wordt afgebroken? Hebben we dan nog steeds kinderen in 2014? Viggo en Sterre wil ik voor geen goud missen. Een stemmetje in mijn hoofd, breekt mijn overpeinzingen echter af door me te melden dat het allemaal niet uitmaakt. Ik bevind me immers op een paralelle tijdlijn. Mijn keuzes binnen deze werkelijkheid zullen geen invloed hebben op mijn eigen tijd. Althans, dat hoop ik dan maar.

“Ik vind het lastig, lieverd”, zegt mijn moeder oprecht. “Ik wil je graag steunen, maar Jeroen en jij zijn gelukkig samen. Die indruk krijg ik tenminste. En al die leuke momenten met jullie gezamenlijke vrienden en vriendinnen…” Mijn moeder is even stil, terwijl ze naar de Toscaans gekleurde tegels staart die onder onze voeten liggen.
“Ik weet het ook niet mam.” Ik staar met haar mee naar de tegels en realiseer me dat ik het zinnetje ‘Ik weet het niet’ de afgelopen uren vaker heb gezegd en gedacht dan ooit tevoren.

Abrupt sta ik dan op en zeg stellig tegen mijn moeder: “Mama, ik kan daar simpelweg niet wonen momenteel. Ik ben eenenveertig en al jaren gescheiden van die man. Geen haar op mijn hoofd dat ik een bed, een tafel of een bank met hem ga delen nu. Ik kan alleen maar hopen dat mijn zesentwintigjarige bewustzijn het binnenkort weer overneemt en ik naar huis ga.” Ik kijk mijn moeder bijna smekend aan. Ze beantwoordt mijn smeekbede.
“Het staat buiten kijf dat jij hier kan slapen. Natuurlijk. Je bent mijn dochter. Het hele eiereten is alleen: wat ga je tegen Jeroen zeggen?”
Ik ben even stil en staar weer naar de tegels. Ze zijn verschillend van kleur. De ene is wat meer oranje, anderen hebben meer blauw in de steen. Sommige bruin en ik ontwaar zelfs iets van een rode gloed in een van de tegels.
“De ondergaande zon”, zeg ik gedachteloos. “Mam, de tegels zijn zo mooi, dit heb ik nooit zo bekeken. Ze zijn allemaal net even anders van kleur. Het is net de lucht als de zon onder gaat.”
Mijn moeder fronst haar wenkbrauwen.
“Ja je hebt gelijk. Dit zijn van die details die ik niet meer zie. Ik ben zo gewend aan deze tegels.”

Ik moet ineens denken aan de laatste ondergaande zon die Sasja en ik samen hebben gezien. Het was zo mooi. De lucht kleurde in een net zulk gevarieerd Toscaans kleurenpallet als de vloer van deze keuken. Blauw met oranje en rood. Zelfs roze en lichtblauw. We zaten bij een heel simpel strandtentje in Egmond aan Zee. Sasja dronk een Ice Tea en ik een verse muntthee met honing. De oranje zon gloeide trots en daalde rustig af in zee, terwijl wij genoten van het uitzicht. En dan weet ik het plotseling heel zeker. Ik ga naar Sasja toe.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Moyan Brenn (Flickr)

Deel 19: Paralelle carrière

Deel 19: Paralelle carrière

Jeroen is nog niet de deur uit of ik roep het bijna uit naar mijn ouders: “Wie is Petra? En mevrouw de Vries en wat doe ik voor werk?”
“Syl, weet je dat echt niet? Ga even zitten.” Mijn moeder gebaart naar de tafel, terwijl ze zelf weer plaatsneemt.
“Mam, het enige dat ik weet is dat ik in 1998 ben afgestudeerd aan de Hogeschool van Amsterdam, richting Personeel en Arbeid.” Ik ga zitten en kijk -mijn handpalmen stevig op tafel zettend- mijn moeder aan. “Daarna ben ik gaan werken als Intercedent, vervolgens als Personeelsfunctionaris bij een Verzorgingstehuis en ergens in 2000 ben ik terecht gekomen bij een Internetbedrijf. Ik weet de precieze time frames ook niet meer uit mijn hoofd. Het is al zo lang geleden.”

Ik weet dat mijn stem wanhopig klinkt en zo voel ik me ook. Ik heb er echt geen idee van hoe mijn carrière er uit zag in september 1999, omdat ik rond die tijd van baan verwisselde. En ook al kreeg ik toen ander werk, dan wil dat nog niet zeggen dat mijn wereld er op deze vreemde tijdlijn hetzelfde uitziet als op mijn eigen tijdlijn.

“Weet je wat, ik schenk eerst nog even een vers kopje thee in”, zegt mijn moeder.
“Ik wil geen kopje thee!” Mijn stem klinkt harder dan ik bedoeld had. “Ik wil precies weten hoe de vork in de steel zit. Waar werk ik nu? Weten jullie dat?”
“Natuurlijk weten we dat, Sylvia.” Mijn vader spreekt zijn woorden zorgvuldig uit en het lijkt wel alsof ik iets van vermoeidheid in zijn stem hoor. Hij pauzeert even en hij lijkt ook de volgende woorden rustig te kiezen als hij verder gaat.
“Op dit moment werk je als maatschappelijk werker en je begeleidt gezinnen die het moeilijk hebben. Je functie heet Gezinscoach of Ambulant Thuisbegeleider. Petra is je leidinggevende. Ze is een paar jaar ouder dan jij en jullie gaan ook privé met elkaar om.” Mijn vader blijft me aankijken als hij tegen me spreekt. Alsof hij wil peilen hoe ik reageer als hij me deze informatie geeft.

“Pap…” Ik zucht diep. “Zo’n baan heb ik nooit gehad. Ik heb twee jaar Maatschappelijk Werk en Dienstverlening gestudeerd en daarna ben ik overgestapt naar de opleiding Personeel en Arbeid. Dat zijn twee opleidingen binnen dezelfde faculteit: De faculteit sociaal agogische opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. Ik kan nooit iets met maatschappelijk werk zijn gaan doen, omdat ik die studiekeuze niet heb gemaakt.” Ik blijf mijn vader strak aankijken, maar ik weet dat hij me de onvermijdelijke informatie gaat geven dat ik in deze tijdlijn een ander leven heb.

“Dat klopt, Syl”, zegt mijn vader. “In 1996 stond je op een kruispunt. Je wilde dolgraag doorstuderen op het HBO, maar je zette grote vraagtekens bij je studiekeuze. Dat was ook precies het moment dat je moeder en ik voor de keuze stonden om de villa al dan niet te verkopen. Nadat wij ervoor kozen dit niet te doen op jouw aanraden, besloot jij ook om Maatschappelijk Werk en Dienstverlening te blijven studeren.”

Ik weet zeker dat ik mijn vader met open mond aan staar. Vroeger toen ik nog een klein meisje was zei hij vaak: “Syl doe je mond dicht als je dagdroomt, straks vliegt er nog een vogeltje naar binnen en dan bouwt ie een nestje in je mond.” Visueel ingesteld als ik was, zag ik altijd hordes felgekleurde musjes koers zetten richting mijn mond en nestjes met eitjes leggen op mijn tong. Ik sluit mijn mond.
“Waarom koos ik voor Maatschappelijk Werk dan?” Ik kijk mijn ouders afwisselend aan.
“Nadat wij ervoor hadden gekozen om hier te blijven wonen, kozen onze buren er voor wel te verhuizen.” De villa naast ons was al die tijd bewoond geweest met een oud-collega van mijn vader en zijn vrouw. Blijkbaar hadden zij in 1996 wel gekozen voor een ander huis.
“Wie kwamen er daarna wonen?” Ik ben er nieuwsgierig naar en vraag me af of deze nieuwe mensen iets te maken hebben met mijn studiekeuze. Mijn vader schraapt zijn keel voordat hij verder gaat.

“Hierna kwam er een weduwe wonen. Haar man was tandarts geweest en zij werkte als Maatschappelijk Werker. Je kon het goed met haar vinden en besloot door de gesprekken met deze studie door te zetten. Je studeerde in 1998 af als Maatschappelijk Werker en bent meteen daarna gaan werken als Gezinscoach. En dat doe je nu ruim een jaar met erg veel plezier.” Mijn vader werpt vervolgens een korte blik op zijn vrouw. Mijn moeder vertelt dan: “Mevrouw de Vries is een van jouw cliënten. Een lastige vrouw van zeventig die allerlei lichamelijke kwalen heeft en een ingewikkeld psychologisch profiel van Schizofrenie van het Paranoïde type. Op dit moment is niet duidelijk of zij moet worden opgenomen en daar gaat deze bespreking waarschijnlijk over.” Mijn moeder heeft hier duidelijk verstand van. Ik helaas niet. Daar ben ik dus mooi klaar mee. In dit parellel universum heb ik nog twee studiejaren maatschappelijk werk achter de rug én werkervaring als Gezinscoach. De eenenveertigjarige Sylvia heeft hier echter totaal geen kaas van gegeten. En hoewel ik afgestudeerd ben als Hypnotherapeut en een gedegen kennis bezit van psychologie en psychiatrie, zal ik vermoedelijk een zooitje maken van de carrière van de zesentwintigjarige Sylvia, mocht ik nu een poging wagen me daarin te mengen.

“Ik moet me ziek melden. Ik kan het mijn jongere zelf niet aandoen om haar werkende leven overhoop te halen met mijn huidige onkunde.” Terwijl ik mijn gedachten op een rijtje probeer te krijgen, kauw ik onbewust op het velletje langs de nagel van mijn rechter wijsvinger. “Moet ik die Petra nu bellen? En dan, wat moet ik zeggen?”
Mijn moeder ziet en voelt hoe haar dochter in de piepzak zit.
“Weet je lieverd, als ik nou eens bel met Petra en haar zeg dat je hier vanochtend ziek naar toe bent gekomen. Ik kan haar vertellen dat we even goed voor je zorgen en dat de meeting over De Vries even naar een ander moment moet worden verschoven. Ze kunnen toch weinig aanvangen zonder jou erbij.” Ik kijk mijn moeder dankbaar aan.
“Zou je dat willen doen, mam? Ik weet niets van die Petra, ik ken haar niet en als ik haar aan de lijn zou hebben, stelt ze me misschien vragen waar ik het antwoord ook niet op weet.”
“Daarom juist”, zegt mijn moeder vastberaden. “Geef je telefoon maar even voor het nummer, dan bel ik via mijn eigen mobiel.”

Ondertussen is mijn vader opgestaan en met een klein, vriendelijk kneepje in mijn schouder maakt hij duidelijk dat hij van me houdt en achter me staat. “Ik ga me even wassen en scheren”, zegt hij zacht. Ik pak zijn hand en knijp zachtjes terug. Met een knipoog verdwijnt hij naar boven.

Mijn moeder krijgt Petra direct aan de lijn en in rustige bewoordingen legt ze uit dat ik echt niet in orde ben en dat ze me hier per direct in bed hebben gelegd. “Ze slaapt nu”, voegt mijn moeder er aan toe. Na het uitwisselen van wat beleefdheden hangt ze op en wendt zich weer tot mij.

“Wat wil jij nu doen, Syl?”
“Ik weet het echt niet mam. Ik ben nog steeds ten einde raad. Ik wil terug naar mijn eigen leven.” Ik zucht diep. “Staat dat aanbod van dat kopje thee nog steeds? Ik heb dorst. En honger trouwens.”
“Ja natuurlijk, Syl, ik ga gelijk voor je inschenken. En wat wil je eten dan?”

Ik realiseer me dat we met het regelen van mijn werk het eerste obstakel hebben overwonnen. Het tweede probleem is mijn dieet. Ik besluit mijn moeder in te lichten. Misschien weet mijn moeder hoe ik ook in deze paralelle realiteit goed kan blijven eten, zodat ik gezond blijf. Of word. Ik zit als zesentwintigjarige ongetwijfeld op een dieet van brood, bier en shag. Ik merk dat ik sta te springen om een vers broodje van banketbakkerij De Wijn van de hoek. En een sigaret. Of allebei tegelijk. Maar dat dat geen handig idee is staat buiten kijf. Om de beerput aan shit op te lossen waar ik vandaag in terecht ben gekomen, heb ik focus, helderheid en een goede conditie nodig. Dat weet ik zeker.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Josh Adamski (Flickr)

× Hoe kan ik je helpen?