06-31069157 info@tanjao.nl
3. Unheimisch gevoel

3. Unheimisch gevoel

3. Unheimisch gevoel

Ik kan haar bijna ruiken zo dichtbij is ze. Ik was net weg aan het zakken in die bijna comateuze, gedachteloze halfslaap, toen ze opeens verscheen op mijn geestesoog. Ik lig op mijn zij, heel diep weggedoken onder mijn deken en die slaperige, zachte energie van mijn rustende lijf is overweldigend intens. Zo’n diepe rust en dan ineens – na een week afwezigheid, is ze daar weer. Maar ik zie haar alleen van achteren.

Het is een aparte situatie, omdat ik me moet focussen op het beeld, zonder echt wakker te worden. Als ik te veel terugkom naar het hier en nu, dan verdwijnt het visioen als sneeuw voor de zon en is ze weg. En dat wil ik niet. Het enige dat is kan doen is heel rustig en stil blijven liggen en me concentreren op wat ik aanschouw.

Haar lichtbruine haar met de grijze strepen is stijl en hangt los op haar schouders. Vandaag heeft ze een grijze, lange rok aan met een donkergrijze sweater. “Kalm blijven adem halen, focussen”, maan ik mezelf rustig in gedachten. “Kijk naar haar voeten”. Ik kijk naar beneden en zie dat ze geen schoenen aan heeft. Kousen. “Waarom niet? Is ze binnen? Waar is ze?” De vragen razen door mijn hoofd en terwijl ik ze denk, worden een kleine stukjes van haar omgeving onthuld.

Ik zie een eenvoudige tafel met een houten stoel. Ze pakt een beker van de tafel. “Heeft ze thee, koffie? Is het ochtend? Welk deel van de dag is het?” De vrouw loopt verder met haar beker en ik volg haar van achteren.

Dan gebeurt er iets met haar. Ze lijkt zich te verstappen en maakt een schokkende beweging en pakt zichzelf vast aan een stoel. De beker valt op het tapijt, maar raakt daarbij een stuk tafel. Hij ligt in tweeën. Het lukt me scherp te stellen op de mok die erg mooi is met diverse in elkaar overlopende, pastelkleurige tinten. Wat zonde. De vrouw heeft ogenschijnlijk thee over haar heen gekregen en probeert de hete thee snel van zich af te kloppen.

Het volgende moment is alles ineens weg. Zwart. Donker. Niets meer. De donkere ruimte van achter mijn ogen is alles wat overblijft. “Shit”. Ik zeg het niet hardop, maar denk het wel. Nu is het belangrijk dat ik niet geïrriteerd raak. Maar gewoon blijf liggen, zoals ik lag. Bewegingsloos met gesloten ogen. In de verte hoor ik de vogels fluiten en het zachtjes tikken van de klok in de woonkamer. Het kleedje van mijn kat ritselt zacht als hij in zijn slaap beweegt. Er is totale rust om mij heen en de behaaglijke warmte van de slaap breidt zich weer langzaam uit door mijn lijf.

Ik weet niet hoelang ik al lig. Er waren geen gedachten meer, geen tijd, geen hier en nu. Alleen de nietsheid van de ontspanning waar ik elke middag zo naar verlang. Het moment waarop ik mijn lijf tot rust breng en mijn brein zich hersteld van de overprikkelende en overweldigende dagelijkse interne dialoog. Ik word zo moe van mezelf dat ik deze middagdutjes gewoon nodig heb. Precies op het moment dat ik zo intens geniet en wegzak in mijn welverdiende rust, is ze daar weer.

We zitten in een auto. Ik zit naast haar op de bijrijdersstoel. Ik kijk om me heen en verbaas me. Dit is echt een oude auto. Als Autist mag ik me verheugen op een iets meer dan normale preoccupatie met auto’s. Toen ik twee was kende ik alle automerken al uit mijn hoofd. Met poppen wilde ik niet spelen, met autootjes wel. En alle knuffels die ik had zette ik op een rijtje in mijn slaapkamer. Keurig netjes van groot naar klein. Maar geen mens die in de zeventiger jaren wist dat meisjes ook autisme konden hebben. En zo leefde ik bijna mijn hele leven onwetend van mijn autisme.

Dankzij mijn divergente brein weet ik echter dat ik momenteel in mijn visioen in een auto zit, specifiek uit de tachtiger jaren. Ik kijk naar de motorkap en schat in dat we in een Volkswagen zitten. Een Polo? Ik probeer het stuur scherp te stellen en zie even later inderdaad een Volkswagen logo. De vrouw zit kalm met haar handen op tien voor twee aan het stuur en ik bekijk haar wat aandachtiger.

Haar schouderlange haar zit met een schuifspeld achter haar rechteroor en ze heeft een grote bril op haar neus met een wat dikker, hoornen montuur. Ze draagt een dunne trenchcoat-achtige jas en als ik mijn ogen laat afdwalen naar haar voeten, zie ik dat ze bruine, leren loafers draagt. Met haar lange grijze rok die ik eerder al zag, ziet ze er best Laura Ashley uit.

Zodra ik mijn best probeer te doen om te kijken waar we precies rijden, gaat mijn beeld weer op zwart. “Wat een gezeik is dit”, grom ik in gedachten. Ik ben hartstikke nieuwsgierig. Dit is de eerste keer dat ik zoveel van haar zie. Geen vluchtige schim, maar een glimp van haar leven.

Terwijl ik nog steeds op mijn zij lig, trekt de duisternis achter mijn ogen op. Het wordt lichter, omdat de zon inmiddels gedraaid is en in de namiddag aan de voorkant van mijn huisje tevoorschijn komt. En het licht valt door mijn gesloten oogleden heen en kleurt mijn slaperige wereld roze. Ik voel dat ik niet meer kan slapen en dat er ook geen visioenen meer komen.

En dan ineens is haar gezicht daar. Vlak voor mijn neus. Zo plotseling dat ik er van schrik. Als een flits. Met grote ogen en open mond zie ik de vrouw voor zich uit staren. Is zij ook ergens van geschrokken? De auto staat stil, omdat de vrouw plotseling geremd heeft. Schoot er iets over de weg? Is ze daarvan geschrokken?

De auto staat stil. De motor draait nog. Wat bizar dat ik dat gewoon kan horen. En dat ik haar nu van voren zie. Alsof ik buiten de auto hang en door het voorruit naar haar geschokte gezicht staar. Ik zie het stuur licht trillen onder haar handen. Heeft ze net geremd? Voor iets? Of voor iemand?

Ik probeer me te focussen op haar blik. Paniek? Schok? Herkenning? Maar dan vervaagt alles.

De motor draait nog.

En precies op het moment dat ik zie dat ze uit gaat stappen en ik hoop iets van de omgeving te zien, vervaagd het beeld volkomen.

Ik ga rechtop zitten tegen de rugleuning van mijn bank en zucht diep. Mijn handen zoeken het grote, zachte bloemetjeskussen met ruches, dat ik vorige maand gekocht heb in dat knusse woonwinkeltje in de binnenstad. Ik trek het tegen me aan, stevig, alsof ik mezelf dwing zo weer een stukje op mijn eigen aarde terug te komen.

Terwijl ik mijn ogen dichtknijp, zie ik haar grijsgroene ogen, opengesperd van schrik, nog op mijn netvlies gebrand staan. Even blijf ik zo zitten, mijn ademhaling langzaam dieper, totdat de spanning in mijn lijf iets wegebt.

Dan doe ik mijn ogen open. Ik schud mijn hoofd en frummel met de rushes van mijn kussen. Ik wil zo graag weten wat er is gebeurd.

Deel 4 volgt binnenkort …

2. Schok tussen werelden

2. Schok tussen werelden

2. Schok tussen werelden

Ik kan haar bijna ruiken zo dichtbij is. Ik was net weg aan het zakken in die vertrouwde, bijna comateuze, gedachteloze halfslaap, toen ze opeens verscheen op mijn geestesoog. Ik lig op mijn zij, heel diep weggedoken onder mijn deken en die slaperige, zachte energie van mijn rustende lijf is overweldigend intens. Zo’n diepe ontspanning en dan ineens – na een week afwezigheid, is ze daar weer. Maar ik zie haar alleen van achteren.

Het is een aparte situatie, omdat ik me moet focussen op wat ik zie, zonder echt wakker te worden. Als ik te veel terugkom naar het hier en nu, dan gaat ze weg. Het visioen verdwijnt dan als sneeuw voor de zon. En dat wil ik niet. Het enige dat is kan doen is heel rustig en stil blijven liggen en focussen op wat ik zie. Haar lichtbruine haar met de grijze strepen is stijl en hangt los op haar schouders. Vandaag heeft ze een grijze, lange rok aan met een donkergrijze sweater. “Kalm blijven adem halen, focussen”, maan ik mezelf rustig in gedachten. “Kijk naar haar voeten”. Ik kijk naar beneden en zie dat ze geen schoenen aan heeft. Kousen. “Waarom niet? Is ze binnen? Waar is ze?” De vragen razen door mijn hoofd en terwijl ik ze denk, worden kleine stukjes van haar omgeving onthuld. Ik zie een eenvoudige tafel met een houten stoel. Ze pakt een beker van de tafel. “Heeft ze thee, koffie? Is het ochtend? Welk deel van de dag is het?” De vrouw loopt verder met haar beker en ik volg haar van achteren.

En dan is alles ineens weg. Zwart. Donker. Niets meer. De donkere ruimte van achter mijn ogen. “Shit”. Ik zeg het niet hardop, maar denk het wel. Nu is het belangrijk dat ik niet geïrriteerd raak. Maar gewoon blijf liggen, zoals ik lag. Oogjes dicht, zonder te bewegen. In de verte hoor ik de vogels fluiten en het zachtjes tikken van de klok in de woonkamer. Het kleedje van mijn kat ritselt zacht als hij in zijn slaap beweegt. Er is totale rust om mij heen en de behaaglijke warmte van de slaap breidt zich weer langzaam uit door mijn lijf.

Ik weet niet hoelang ik al lig. Er waren geen gedachten meer, geen tijd, geen hier en nu. Alleen de nietsheid van de ontspanning waar ik elke middag zo naar verlang. Het moment waarop ik mijn lijf tot rust breng en mijn brein zich hersteld van de overprikkelende en overweldigende dagelijkse interne dialoog. Ik word zo moe van mezelf dat ik deze middagdutjes gewoon nodig heb. Precies op het moment dat ik zo intens geniet en wegzak in mijn welverdiende rust, is ze daar weer.

We zitten in een auto. Ik zit naast haar op de bijrijdersstoel. Ik kijk om me heen en verbaas me. Dit is echt een oude auto. Als autist mag ik me verheugen op een iets meer dan normale preoccupatie met auto’s. Toen ik twee was kende ik alle automerken al uit mijn hoofd. Met poppen wilde ik niet spelen, met autootjes wel. En alle knuffels die ik had zette ik op een rijtje in mijn slaapkamer. Keurig netjes van groot naar klein. Maar geen mens die in de zeventiger jaren wist dat meisjes ook autisme konden hebben. En zo leefde ik bijna mijn hele leven onwetend van mijn autisme. Maar dankzij mijn divergente brein weet ik dat ik momenteel in een auto zit specifiek uit de tachtiger jaren. Ik kijk naar de motorkap en schat in dat we in een Volkswagen zitten. Een Polo? Ik probeer het stuur scherp te stellen en zie even later inderdaad een Volkswagen logo. De vrouw zit kalm met haar handen op tien voor twee aan het stuur en ik bekijk haar wat aandachtiger.

Haar schouderlange haar zit met een schuifspeld achter haar rechteroor en ze heeft een grote bril op haar neus met een wat dikker, hoornen montuur. Ze draagt een dunne trenchcoat-achtige jas met een bloemetjes sjaal en als ik mijn ogen laat afdwalen naar haar voeten, zie ik dat ze bruine, leren loafers draagt. Met haar lange grijze rok die ik eerder al zag, ziet ze er best Laura Ashley uit. Zodra ik mijn best probeer te doen om te kijken waar we precies rijden, gaat mijn beeld weer op zwart. “Wat een gezeik is dit”, grom ik in gedachten. Ik ben hartstikke nieuwsgierig. Dit is de eerste keer dat ik zoveel van haar zie. Geen vluchtige schim, maar een glimp van haar leven.

Terwijl ik nog steeds op mijn zij lig, trekt de duisternis achter mijn ogen op. Het wordt lichter, omdat de zon inmiddels gedraaid is en in de namiddag aan de voorkant van mijn huisje tevoorschijn komt. En het licht valt door mijn gesloten oogleden heen en kleurt mijn lome wereld donkerroze. Ik voel dat ik niet meer kan slapen en dat er ook geen visioenen meer komen.

En dan toch ineens is haar gezicht daar. Vlak voor mijn neus. Zo plotseling dat ik er van schrik. Als een flits. Met grote ogen en open mond zie ik de vrouw voor zich uit staren. Is zij ook ergens van geschrokken? De auto staat stil, omdat de vrouw plotseling geremd heeft. Schoot er iets over de weg? Is ze daarvan geschrokken? De auto staat stil. De motor draait nog. Wat bizar dat ik dat gewoon kan horen. En dat ik haar nu van voren zie. Alsof ik buiten de auto hang en door het voorruit naar haar geschokte gezicht staar. Ik zie het stuur licht trillen onder haar handen. Heeft ze net geremd? Voor iets? Of voor iemand?

Ik probeer me te focussen op haar blik. Paniek? Schok? Herkenning?

De motor draait nog.

En precies op het moment dat ik zie dat ze uit gaat stappen en ik hoop iets van de omgeving te zien, vervaagd het beeld volkomen.

Ik open mijn ogen, ga rechtop zitten tegen de rugleuning van mijn bank en zucht diep. Mijn handen zoeken het grote, zachte bloemetjeskussen met ruches, dat ik vorige maand gekocht heb in dat knusse woonwinkeltje in de binnenstad. Ik trek het tegen me aan, stevig, alsof ik mezelf dwing zo weer een stukje op mijn eigen aarde terug te komen.

Terwijl ik mijn ogen dichtknijp, zie ik haar grijsgroene ogen, opengesperd van schrik, nog op mijn netvlies gebrand staan. Even blijf ik zo zitten, mijn ademhaling langzaam dieper, totdat de spanning in mijn lijf iets wegebt.

Dan doe ik mijn ogen weer open. Ik schud mijn hoofd en frummel met de rushes van mijn kussen. Ik wil zo graag weten wat er is gebeurd.

Deel 3: Unheimisch gevoel…

1. Als de slaap komt…

1. Als de slaap komt…

1. Als de slaap komt…

Het zachte HB potlood laat ik rusten op het tekenpapier dat voor me ligt en mijn ogen dwalen af naar buiten. Mijn fijne, houten bureau staat tegen het raam aangeschoven. Dat heb ik expres gedaan, zodat ik voor mezelf de best mogelijke werkplek kon creëren. Het uitzicht op de achtertuin gelegen op het zuiden is rustgevend voor mijn autistische brein. Ik hou van de vele wild groeiende struiken en bomen die ’s zomers volop in bloei staan. En nu het bijna lente is, fonkelt de laagstaande zon door de klimop die een stukje voor mijn raam hangt. Ik kan niet wachten tot de lente volop aanbreekt en de natuur ontwaakt met haar roze bloesem, lichtgroene blaadjes en kleine bloemen, piepend uit hun winterschuilplaats.

Zijn het mijn gedachten aan de bloemen of mijn korte contact met de natuur? Iets triggert me om juist nu aan haar te denken. Van de vrouw uit mijn visioenen. Met de saaie kleding en het peper en zout kleurige haar, waar al wat stroken grijs doorheen schijnen. Nietszeggend, onzichtbaar, gehuld in een enkellange bruine corduroy rok en een beige trui met daaronder een witte blouse. De ronde, perfect gestreken kraag die netjes over haar trui ligt. Een bleek, onopgemaakt gezicht met roze wangen. Vriendelijke zachtgroene ogen met een lieve blik. Treurig haast.

Ik ben de afgelopen maanden alleen in de ochtend in staat om wat werk te verzetten. Ik probeer zo vroeg als mogelijk te starten. Als ik mijn kamillethee en ontbijtkoek op heb, ga ik in aan mijn bureau bij het raam zitten. De schetsen liggen klaar en ik weet wat ik wil tekenen. Dat heb ik de vorige dag al uitgedacht, terwijl ik op de bank lag. Al mijn verschillende potloden, kleurpotloden, stiften en mijn verf, alles staat netjes op stijl en kleur geordend in een klein houten kastje links van mijn bureautje.

Tekenpapier in alle soorten, diktes en maten en papier en karton in alle kleuren liggen in een ladekast rechts van mij. Ik hou van de orde. En toch heeft mijn brein chaos nodig om echt creatief te kunnen zijn. De chaos ligt voor me. Mijn laatste project. Een vrolijke ansichtkaart. Het is er een van een serie van tien die ik illustreer voor een bekend wenskaartenmerk. Verschillende drafts in diverse stadia liggen recht voor me, papiertjes met kleurcombinaties en een stapel schetsen. Chaos in de orde, want anders kan mijn ADHD-brein niet nadenken. Ik ben een wandelende contradictio in terminis.

Bij mooi weer lunch ik graag in de tuin. Ongeacht hoe koud het is, vind ik het fijn om op de lounge set plaats te nemen met mijn gezicht in de zon. Een snee zuurdesem brood met gezouten roomboter en frambozenjam. En nog een grote kop kamillethee. De kleine kamille groeit in de zomer volop in mijn tuin en ik heb begrepen dat al het eetbare wat besluit in en om je huis te groeien, goed is voor je gezondheid. Ik pluk de bloemen aan het eind van de zomer en hang ze te drogen in de keuken voor het altijd zonnige raam.

Na de lunch kan ik nog wat schetswerk en voorbereidingen doen voor de volgende dag, maar daarna is de koek op. Mijn koek. Ik word dan duizelig en erg moe en verplaats mezelf naar de zachte sofa in het nabijgelegen woonkamertje.

Nu ik zo mijmerend mijn gezellige en rommelige achtertuin vol natuur in staar, het tekenpotlood losjes in mijn hand, moet ik plots aan haar denken. De onbekende vrouw uit mijn visioenen. Ik weet niet waarom het alweer een week geleden is dat ik haar zag. Ze was er vanuit het niets als ik in de middag op mijn bank ging liggen, het dikke, knuffeldeken over me heen trok en mijn hoofd liet rusten op het grote kussen. Mijn vermoeide lijf tot rust komend, weg zakkend in de zachtheid van de zitbank.

Ik begrijp wel dat ik net nu aan de visioenen terug moet denken. Want mijn vermoeide lijf geeft duidelijk aan dat het mooi is geweest voor vandaag. Ik heb geluncht, mijn ideetjes voor morgen uitgewerkt en het is tijd voor mijn dutje. Gedecideerd deponeer ik mijn potlood in de daarvoor bestemde bak en zucht diep. Een laatste blik werp ik op mijn zonnige achtertuin als ik rustig op sta, me omdraai en richting de bank loop.

Ik installeer me zittend met een kussen in mijn rug en de laptop op schoot en trek het dikke, fluffy deken over me heen. Ik ben inmiddels misselijk van vermoeidheid en mijn brein voelt zo ondoordringbaar als zwarte mist. Ik kan wel een serie of film opzetten nu, maar ik weet al dat ik geen concentratie en energie heb om iets te kijken. Het enige wat rest is mijn laptop weg zetten, me op mijn zij draaien, het deken over mijn hoofd trekken en mijn ogen sluiten.

De vermoeidheid sluit me in als een zware, wollen omslagdoek. Dik en onontkoombaar. En ik voel hoe de duistere mist neer zakt in mijn wezen en mijn bewustzijn zachtjes weg glijdt op de wolkjes van mijn geest. Oh, wat ben ik uitgeput. Ik zak nog verder weg in de bank. En opeens is ze daar. Vager dan voorheen. Maar dichterbij dan ooit.

Deel 2: Schok tussen werelden…

 

× Hoe kan ik je helpen?