06-31069157 info@tanjao.nl
Deel 26: Glazen sneeuwbol

Deel 26: Glazen sneeuwbol

Bijna vijf uur eerder trok ik hier de deur achter me dicht, volkomen in shock omdat ik plotseling was ontwaakt in dit al lang gesloopte huis. Nu sta ik weer voor de achterdeur van mijn vroegere studentenwoning. De ouderwetse, grote sleutel past nog steeds in het slot. Ik stap naar binnen de kleine keuken in en veeg mijn voeten aan de ruwe, bruine deurmat om het zwart-witte linoleum zo niet vies te maken. Ik zie op het aanrecht wat borden staan, een pan en een leeg bierflesje. “Zou dat van gisteravond zijn? Voordrinken voordat we naar ‘De Batavia’ gingen?” Ik vraag het me af en zet de tas met boodschappen op de grond tegen een keukenkastje aan.

Het is stil in huis. Jeroen is inderdaad al weggegaan om op tijd te zijn om op het ROC les te geven. De lamellen zijn nog dicht en de woning is zodoende gehuld in een duisternis die me onaangenaam voorkomt. Al deze aan de Zaan gelegen woonhuizen heb ik altijd een beetje spookachtig gevonden. Van vriendinnetjes die zelf aan de Zaan woonden heb ik ook de vreemdste spookverhalen gehoord. Van knipperende lichten tot verschijnende gedaantes in hun kamer ’s nachts. Zelf heb ik ook mijn portie geesten gehad in dit huis. Altijd aanwezig, maar nooit hinderlijk. Wel voor de gasten van Jeroen en mij die soms ’s avonds laat niet naar het toilet durfden op de gang.

Het maakt dat ik vlug de kamer doorloop om de lamellen voor de vier ramen te openen en het schemerlampje bij de televisie aan te klikken. Het is een bewolkte, grauwe dag, dus wat extra licht is geen overbodige luxe. Niet koud en met een graadje of zeventien is het net te warm voor de winterjas die ik vanochtend had aangetrokken. Ik hang hem terug aan de kapstok en besluit straks als ik weer weg ga te kiezen voor de zwarte herfstjas in suède-look die aan de kapstok hangt. Mijn laarzen doe ik uit en zet deze bij de deur.

In de deuropening van de woonkamer blijf ik even staan om alles in me op te nemen. Hoewel de aanblik van mijn woonkamer van vijftien jaar geleden me zo vertrouwd voorkomt, bekruipt me een gevoel van huivering als een grote spin, die langzaam over mijn rug krioelt. Dit huis is ondanks de open lamellen en het lichtje bij de TV donker en griezelig. Zeker bij de gedachte dat ik hier niet hoor te zijn op deze alternatieve tijdlijn in een jaar dat lang voorbij is.

Ik ga op de crèmekleurige ribcord bank zitten die ik, toen ik op mezelf ging wonen in 1992, tweedehands kocht. Ik hoor alleen de klok tikken en het zachte gebrom uit de keuken van de koelkast dat gedempt de woonkamer binnenkomt. Geen katten die spinnend op mijn schoot springen of kinderen die ‘mama’ roepen. De stilte ligt als een deken om mijn schouders en ergens vind ik het ook wel fijn om eindelijk even alleen te zijn in de luwte van dit avontuur. Het geeft me de tijd om na te denken. Koers te bepalen. Ik ben een type die meestal eerst doet en dan denkt. Misschien is dit wel het ultieme moment om gewoon eerst eens even goed na te denken, een strategie uit te vogelen en vervolgens in actie te komen.

Omdat ik hier op deze bank even de rust neem om te zitten en na te denken, word ik me gewaar van mijn lichaam, die aanvoelt als een door elkaar geschudde glazen sneeuwbol met kerst. Al het sneeuw dwarrelt als een razende langs het kersttafereel in de glazen bol. Al mijn zenuwen zijn tot het uiterste gespannen van alles wat ik de afgelopen uren heb meegemaakt. Dode mensen leven weer, levende mensen blijken dood te zijn, om vervolgens door een glitch in de tijd weer te leven. Familieleden die niet op de plek wonen waar ze horen te wonen en ga zo maar door. Ik ben geconfronteerd met huizen en mensen uit het verleden waar een hele historie aan kleeft met gevoelens en herinneringen. Wat ik nu nodig heb is wat kalmte, zodat alle dwarrelende sneeuw van stressvolle gebeurtenissen, gedachten en gevoelens in mijn systeem ook weer kan gaan liggen. Daarna is het wellicht mogelijk om helder te gaan denken en mezelf te heroriënteren.

Ik besluit even te gaan liggen op de bank en trek een groot vest dat over de leuning hangt over mezelf heen. Mijn hoofd rust op een kussen van de Xenos met een geprinte roze bloem op het textiel. Ik staar naar het drie meter hoge plafond en bewonder de prachtige rozet die ongeveer twee meter in diameter is. Onze papieren hanglamp die eruit naar beneden hangt is eigenlijk een dissonant in de fijn bewerkte structuur van de rozet. Dat ik dat vroeger nooit heb opgemerkt. Blijkbaar kijk ik nu ik wat ouder ben met andere ogen naar de wereld van vroeger.

Ik heb zo van hot naar her geracet de laatste uren zonder mezelf werkelijk de tijd te gunnen diepgaand na te denken over de opmerkelijke situatie waar ik zo plotseling in terecht ben gekomen. De grote vraag natuurlijk is, wat het precies was dat ervoor gezorgd heeft dat ik hier nu lig. Op deze plek in dit jaartal. Omdat ik opgeleid ben als hypnotherapeut en alles weet van regressie en herinneringen terug halen, besluit ik mezelf in een lichte hypnose te brengen om te proberen alle gebeurtenissen van gisteravond terug te halen. Dat was immers het laatste moment waarin ik me bevond in mijn eigen jaartal.

Bijna op de automatische piloot, breng ik mezelf via zelf-hypnose in trance. Ik focus me op mijn ademhaling, die steeds rustiger wordt, terwijl ik aftel van tien tot één. Bij elke tel voel ik mezelf steeds meer tot rust komen. Ik stel me voor dat ik naar beneden loop een trap af en bij elke tel naar beneden een trede lager stap van de trap af. Als ik bij de eerste tel ben aangekomen, stap ik de trap af en voelt mijn lichaam volkomen ontspannen aan.

Voor mijn geestesoog laat ik een ouderwetse bioscoop opkomen en als ik naar binnen ga, zie ik de grote zaal gevuld met behaaglijke stoelen die bekleed zijn met rood velours. Ik ga zitten, vooraan bij het witte doek en merk dat in het frisdrank-bakje een afstandsbediening ligt waarmee ik zelf de film kan aanzetten, op stop en pauze kan zetten en vooruit en achteruit kan spoelen.

Zodra ik mijn vermoeide lijf achteruit laat leunen tegen de zachte kussens  worden de schemerlichten van de bioscoop gedempt en gaat er een dik rood gordijn open. Erachter wordt een gigantisch bioscoopscherm zichtbaar en de film gaat lopen. Net als vroeger zie ik op de zwarte achtergrond witte letters verschijnen die terugtellen van 10 naar 1. Net zoals ik zojuist heb gedaan toen ik mijzelf al terugtellend op de trap in trance bracht.

En dan verschijnt op het doek de badkamer van mijn eigen huis. Ik zie mezelf in de spiegel, terwijl ik mijn tanden poets. De mascara zit in vegen over mijn hele gezicht en met wat kokosolie haal ik mijn oogmake-up er helemaal af, zodra ik klaar ben met tandenpoetsen. Dan zie ik mezelf naar de slaapkamer lopen. Sasja ligt er nog niet in. Ik vermoed dat hij beneden nog wat werk aan het afmaken is op de computer. Ik leg mijn mobiel aan de lader en plug mijn oortjes er ook in, omdat ik blijkbaar van plan ben om nog wat te luisteren. Het beddengoed is wit en de klamboe is opengeslagen. Waarschijnlijk omdat er in mei nog geen mug te bekennen is. Op het grote bioscoopscherm zie ik de Sylvia uit 2014 in het bed kruipen en haar gsm pakken. Ze zoekt iets op, maar ik kan niet zien wat het is. Dan doet ze haar oortjes in, legt haar mobieltje naast zich neer en knipt het licht uit. Op het blauwe schemerachtige licht van het telefoonscherm na, is het donker in de kamer. Alleen door de luxaflex voor het raam komt wat gelig licht van de tuinlamp van de buren. Ik zie dat ik ga liggen om iets te luisteren en ik vermoed dat het belangrijk is. Dit was het laatste dat ik deed voordat een mysterieuze kracht mij de volgende ochtend terug naar de vorige eeuw beamde.

Ik ga wat vooruit zitten in mijn bioscoopstoel, maar dat bevordert mijn zicht op het telefoonscherm niet. Tegelijkertijd probeer ik zelf na te denken over wat het was dat ik gisteravond luisterde. Het was iets op YouTube, zoals bijna elke avond. Het zal een lezing, een TED talk, satsang of een meditatie geweest zijn. Maar hoe hard ik mijn hersenen ook pijnig en hoe intensief ik ook tracht om het telefoonschermpje te zien, ik word geen steek wijzer. En dat betekent dat ik een list moet bedenken om er achter te komen wat ik met mijn laatste wakkere moment in 2014 gedaan heb.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits creative commons: Lady May Pamintuan (Flickr)

Deel 25: Boodschappenmuseum

Deel 25: Boodschappenmuseum

Als ik de auto uitstap en wat mensen zie lopen op de parkeerplaats, word ik me bewust van mijn voorkomen. “Wat zullen ze wel niet van me denken? Ik heb geen make-up op mijn gezicht en zie er vast wat verfomfaaid uit. Mijn winterjas ziet er te warm uit.” De gedachten huppelen random mijn bewustzijn binnen. Onzekere gedachten die passen bij een zesentwintigjarige. Maar niet bij de vrouw die ik ben geworden. Ik druk ze weg en loop met ferme pas de winkel binnen.

Alles ziet er nog hetzelfde uit. Het is alsof ik het Albert Heijn museum inloop van vijftien jaar geleden. De kassa’s zijn niet vierkant zoals tegenwoordig, maar bol aflopend en de kassamedewerkers hebben een ouderwets blauw shirt aan. Ik pak het magazine van de Albert Heijn die ik op een stapel zie liggen en laat mijn handen over de gekrulde letters van de titel gaan. Tegenwoordig is de ‘Allerhande’ veel strakker van design. Ik klap hem op en laat mijn vingers langs de pagina’s glijden, tot het blad openvalt op een recept voor spek pannenkoekjes. Nu denk ik als planteneter ‘zielig voor die varkentjes’. Vroeger had ik gedacht: ‘Lekker, dat ga ik vanavond maken’.

Ik pak een metalen winkelwagentje die iemand in de hoek heeft laten slingeren, laat de ‘Allerhande’ er in vallen en loop de winkel in. Ik heb geen boodschappenlijstje gemaakt, maar ik moet fruit, groenten, noten en gedroogde vruchten hebben. Daar kan ik dan de komende dagen wel op overleven. Ik zit meteen goed en ga op de afdeling vers op zoek naar alles wat ik hebben moet. Werktuiglijk en zonder erbij na te denken kijk ik omhoog. De prijzen van de producten zijn met wit krijt op zwarte bordjes geschreven. Zodra de prijzen tot me door dringen, schrik ik me een ongeluk. “Wat is er aan de hand met de prijzen op deze tijdlijn?” Fluister ik zachtjes. “Een kilo bananen 2,99, kilo appelen 2,79, pond pruimen 2,99, een komkommer 1,79.” Ik zucht. Ik hoop dat ik in deze alternatieve realiteit waar de prijzen zo torenhoog zijn, ook een vergelijkbaar hoog inkomen heb en dito bedrag op mijn bankrekening. Maar eerlijk gezegd word ik een beetje moe van alles wat anders is dan dat ik denk en vind dat het zou moeten zijn.

Ik ben zo vaak hier geweest in deze winkel en vreemd genoeg kan ik me ook na vijftien jaar precies herinneren waar alles ligt. Gelukkig klopt de indeling van de winkel wel nog. Ik pak lukraak verpakkingen uit het schap om ze te bekijken. Net als de inrichting van de winkel, de kleding van de medewerkers, de terracotta kleurstelling boven de met spots verlichte afgeronde schappen, zijn de verpakkingen anders. Van vroeger. Maar wat er precies anders is kan ik niet zeggen. Totdat ik langs de zoutjes loop. Verbaasd sta ik voor het chips-schap. Ik ben dol op chips en eet het – ondanks mijn zeer gezonde leeftijd- wekelijks. Sommige dingen kun je als mens nou eenmaal niet weerstaan. En tot mijn verrassing zie ik mijn favoriete chips merk staan: Smiths! Blijkbaar waren de aardappelchips van Smiths nog geen Lay’s geworden in 1999. Ik heb die overgang altijd onnodig gevonden en ik ben daarna ook uit pure baldadigheid overgestapt op chips van het huismerk. Nu neem ik echter twee zakken Smiths naturel ribbelchips mee. Voor als ik hartige trek krijg in de auto naar Overijssel straks.

Als ik verder loop en de hoek omga naar de koekjes en chocola, zie ik plotseling een bekend gezicht en mijn hart schiet van schrik in mijn keel. Het is mijn bemoeizuchtige buurvrouw en ik heb geen zin in confrontaties met personen uit het verleden. Ik duw mijn karretje snel richting de kassa, maar het kwaad is al geschiedt.

“Hé Sylvia! Sylvia!” Roept ze. De ratelende wielen van haar snel voortgeduwde karretje komen dichterbij. “Hoe is het met je?” Haar roodomrande ogen verraden een ongezonde levenswijze met te veel sigaretten en drank. Ik slaak een zucht.
“Hai Hetty.”
“Ik zag je zo vroeg weg gaan vanochtend. Was er wat bijzonders?” Blijkbaar heeft ze door het raam staan gluren toen ik om kwart over zes haastig de woning verliet.
“Nee hoor, niks bijzonders”, zeg ik terug. “Ik had een spoedklus voor m’n werk. Je kent het wel.” Ik knik en lach een beetje schaapachtig. “Ik ga zo weer terug. Haast weetjewel.” Ik hoop dat Hetty snapt dat ik geen zin en tijd heb om de rest van de dag met haar te kletsen over niets. Vroeger was ik blijven staan, maar nu is dat anders. “Ik moet weer verder hoor.” Meld ik haar, terwijl ik vriendelijk lach. “Mijn klanten verwachten me terug.” Maar Hetty laat zich zo makkelijk niet afschepen.
“Wat zie je er slecht uit vandaag”, zegt ze, mijn witte gezicht bestuderend.
“God, waar is hier de nooduitgang?” Denk ik knorrig bij mezelf. Het is een uur of half elf en ik ben toe aan wat te eten. Mijn rommelige maag en lage bloedsuikerspiegel maken me op zulke momenten ook niet de vrolijkste mens.
“Ik ben moe, Hetty”, brom ik terug
“Heb je de bonus aanbieding van deze week gezien?” Houdt ze vol mij te tarten met haar aanwezigheid. “Ik vind dat toch zo slim bedacht van de Appie met die bonus elke week en dan die kaart erbij. Heb jij al zo’n kaart?” Ik weet even niet wat ik moet antwoorden. Na invoering van de bonuskaart heb ik geloof ik een jaar gewacht met het in gebruik nemen ervan, bang dat al mijn  privé gegevens op straat zouden komen te liggen en de Appie precies zou weten wanneer ik mijn menstruatie heb.
“Nee, ik heb even niet op de bonus aanbieding gelet”, probeer ik vriendelijk terug te zeggen.
“Kom je straks nog even een bakkie doen en een sigaretje roken bij mij boven?”
“Klinkt gezellig Hetty, maar ik ben gestopt met roken en koffie.” Ik  glimlach allerliefst. “Nu moet ik echt gaan. Dag hoor!” En voordat mijn buurvrouw uit het verleden nog iets kan zeggen, duw ik haastig mijn karretje voort richting kassa.

Zodra ik de kassa’s nader, scan ik half in paniek de rijen door om te kijken of ik iets van bekenden kan ontwaren. Die zie ik niet en ik probeer de kortste rij uit te kiezen en manoeuvreer daar mijn boodschappenkar naar toe. Ik realiseer me dat ik me momenteel in een parallel universum bevind, hoe bizar dat ook moge klinken en dat de Sylvia op deze tijdlijn mensen kent die de Sylvia van nu niet kent. Als de ontmoeting met Hetty mij iets heeft geleerd, is dat ik er niet op zit te wachten bekenden tegen te komen uit deze tijdlijn, noch uit mijn eigen verleden en dat het dus echt zaak is om zo spoedig mogelijk richting Overijssel te gaan, dan wel te maken dat ik terugkom naar mijn eigen tijd.

Zodra mijn op de band liggende boodschappen in de buurt van de kassière komen, begin ik me een beetje zenuwachtig te voelen. Deze tijdlijn is me vreemd en ik kan op basis van mijn herinnering aan mijn eigen tijdlijn niet met zekerheid zeggen of ik bijvoorbeeld de goede pincode weet of dat ik voldoende geld op mijn rekening heb staan. Ik kan zelfs niet met zekerheid zeggen of er überhaupt gepint kan worden. En daar ga ik zo achter komen.

“Goedemorgen.” Zegt de kassière vriendelijk en ze pakt als eerste de tros bananen om ze langs de scanner te halen.
“Hallo”, zeg ik wat schutterig terug. Ze heeft me hier waarschijnlijk al vaker gezien, maar ik herken haar niet.
“Heeft u een bonuskaart?” Ik kijk haar even vragend aan en werp vervolgens een blik in mijn portemonnee. Ik zie geen bonuskaart.
“Aan je sleutelbos”, zegt het meisje zachtjes. “Oja”, bedenk ik me. “Die had ik altijd aan mijn sleutelbos.” Ik geef haar de bos met sleutels en zij scant ze routinematig.
“Dat is dan zesentwintig gulden en vijftien cent”, zegt ze. Ik schiet in de lach. Natuurlijk! Daarom was alles zo duur. In 1999 worden er nog met guldens gerekend. Ik pak mijn portemonnee en grabbel mijn blauwe giropas van de Postbank er uit.
“Kan ik ook pinnen?” Vraag ik.
“Ja zeker”, zegt ze. Ik schuif mijn pinpas door de gleuf en als ik mijn pincode heb ingetoetst voel ik mijn hart zachtjes kloppen in mijn borst in stille afwachting op het ‘betaald’ in de display. En het lukt! De boodschappen zijn betaald, ik zet de plastic Albert Heijn tas die mijn moeder me bij het afscheid nog in mijn hand drukte op de loopband van de kassa en ruim alles in.

Als ik vijf minuten later in mijn auto zit, voel ik me opgelucht dat ik weer een barrière heb overwonnen. Nu heb ik naast een auto en een telefoon, ook boodschappen en geld tot mijn beschikking. Voordat ik onderweg kan naar Overijssel, ga ik eerst nog even terug naar het studentenhuis om me te wassen, op te maken en spullen te pakken. Ik zie op het dashboard klokje van mijn auto dat het even voor elven is. Ik heb nog ruim de tijd voordat Jeroen weer terug is van zijn werk.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits: Winkelinterieur van het AH filiaal 1151 Stadswinkel te Leidschendam, fotograaf onbekend (Bron: Stichting AH Erfgoed), edited by Tanja Ortmans

Deel 24: De oneindige trap van Escher

Deel 24: De oneindige trap van Escher

Onderweg naar de Albert Heijn op het Zuideinde ben ik in gedachten verzonken over de gebeurtenissen van zojuist. Hoewel ik vandaag nergens meer van opkijk, vraag ik me toch af waar de plotselinge glitch in deze tijdlijn vandaan kwam. In eerste instantie dacht ik nog dat de dood van Sandra slechts een droom was. Maar later bedacht ik me dat het desbetreffende fotolijstje al weg was voordat ik op de bank in mijn kamer in slaap viel. Nadat ik wakker was, bleek het fotolijstje er gewoon te hangen. De verdrietige gebeurtenissen waren dus geen droom geweest, maar daadwerkelijk een hapering in de tijd. En toch knaagt er nog iets in het perifere veld van mijn gewaarzijn. Een feitje waar ik net niet lijk bij te kunnen. Iets wat zo obvious is dat het uitgestald is voor mijn neus. Echter zonder dat ik het kan zien. Want waarom zat Saartje ineens bij mij in de auto en word ik even later wakker met naar wat ik dacht Saartje was in mijn armen, terwijl het een kussen blijkt te zijn. Droomde ik van Saartje, maar was de rest wel echt?

Terwijl ik rustig verder rij over de grijze straatstenen van het oude gedeelte van Koog aan de Zaan, besluit ik de feiten van de glitch op een rijtje te zetten. Alles was nog goed toen ik naar het toilet ging boven. Ik ben de trap opgelopen en kwam daar alle fotolijstjes tegen, maar de foto van mij en Sandra ontbrak op dat moment echter. Vervolgens ben ik doorgelopen naar mijn oude kamer en aldaar op de bank gaan liggen. Daarna ben ik ofwel in slaap gevallen en heb ik gedroomd dat ik naar beneden liep en samen met mijn ouders gehuild heb over de dood van Sandra, óf ik ben echt naar beneden gelopen. Toen ik daarna besloot weg te gaan, kwam er een glitch in de tijdlijn en deze verstoring zorgde ervoor dat ik weer boven op de bank terecht kwam met een kussen in plaats van Saartje in mijn armen. Ik vind dat laatste maar een raar verhaal. Waarschijnlijk ben ik in eerste instantie naar boven gelopen en heb over het lijstje heen gekeken. Daar ben ik in slaap gevallen, heb alles gedroomd en zag nadien het lijstje toch op de muur hangen. Het kan gewoon niet anders zijn dan hetgeen ik nu geschetst heb in mijn gedachten. De volgende vraag die me dan kwelt is waarom ik dan zo plotseling in slaap ben gevallen en evenzo abrupt in een REM-slaap vol gedroom terecht ben gekomen. Het antwoord hierop moet ik schuldig blijven, omdat ik het doodeenvoudig niet weet.

Hierover na denken voelt alsof ik de trappen van Escher bestijg. Ik loop ze op, steeds verder naar boven. Ik kom echter nooit boven omdat ik naar beneden lijk te lopen. Uiteindelijk schuifel ik over de Escher-trappen om als dolende ziel nooit ergens te komen dan daar waar ik altijd al was. Als een slang die in zijn eigen staart hapt.

Vroeger als kind kon ik uren nadenken over het heelal-probleem waar geen enkele volwassene mij bij kon helpen. Ze wisten het simpelweg zelf ook niet. Mijn vraag was altijd: “Wat komt er na het heelal? En als er daarna iets komt, wat is er dan daarna? En daarna?” Niemand kon het me vertellen en mijn brein kon het gegeven ‘oneindigheid’ ook niet bevatten. Want hoe kan iets, zoals het heelal, oneindig doorlopen? Alles heeft een einde. En een begin. Hoe meer ik erover probeerde na te denken, des te meer ik verstrikt raakte in de kronkels van mijn eigen kindergeest. En tot deze dag kan ik er nog steeds niet met mijn hoofd bij. Er zijn van die dingen die je niet moet willen begrijpen. Misschien omdat de menselijke geest wel gewoon te beperkt is om zaken die het menselijke begrip ontstijgen te kunnen bevatten.

Ik rij verder door dit gedeelte van het dorp, terwijl ik de omgeving op me in laat werken. Het plotselinge besef van deze straat van vroeger, doet de kronkels in mijn brein iets vervagen. Tegenwoordig, als ik in Zaandam ben geweest en terug naar Wormer rijd, neem ik de binnen route en rij ik via de Westzijde in Zaandam, dit Zuideinde en de Hoogstraat in Koog en de Lagedijk in Zaandijk. Ik noem dat altijd mijn ‘trip down memory lane’. Het maakt niet uit, in welkjaartal ook, het voelt altijd als vroeger. Maar dit is vroeger. Daar kom ik niet meer onderuit. En mocht ik ooit terugkomen in mijn toekomst, zal ik nooit meer over het Zuideinde rijden, zonder te denken aan dit moment waarin het lijkt alsof mijn wereld op zijn kop staat.

Want het is chaos in mijn hoofd na het afgelopen half uur en de gedachten lijken te vibreren van oververhitting. Alsof ze de draad van het verhaal kwijt zijn en niet meer in lijn kunnen komen met hun normale staat van zijn. Ik zie de Albert Heijn links van me liggen als ik het parkeerterrein oprijd en hoewel het eruitziet als de winkel die ik me herinner, is het toch anders. Maar mijn overspannen hoofd kan haar vinger er niet op leggen. Net als de rest van de wereld die ik waarneem. Alles is anders. Alles is vroeger. Alles voelt en ruikt als vroeger. Maar het verschil is niet direct waarneembaar. Het is alsof ik momenteel nergens meer mijn vinger op kan leggen en datgene wat ik ontwaar als realiteit, eigenlijk niet echt is.

Ik parkeer mijn auto onder een boom op de kade aan de Zaan. De donkere bewolking kleurt het water asgrauw en er kruipt een rilling over mijn ruggengraat. Daar zit ik dan weer in de stilte van mijn rode auto. In alle gebeurtenissen van deze dag lijkt mijn Seat Ibiza de enige constante, logische en normale factor te zijn. Er was ooit een rode Seat Ibiza en dat is ie nog steeds. Hij is niet ineens een Fiat en blijkt ook niet plotseling blauw te zijn. En dat voelt veilig. Ik merk dat ik behoefte heb aan houvast. Iets dat mij het gevoel geeft dat ik beschut ben van alle gevaren, onrust en onduidelijkheid. Een rustpunt waar ik steeds naar kan terugkeren en waarvan ik weet dat ik er in de omhulling van het staal mijn gedachten op een rijtje kan brengen. Of dit in ieder geval kan proberen. Want hoe langer ik in dit jaartal rondloop, hoe heviger ik begin te twijfelen aan mijn eigen verstandelijke vermogens.

Ik kan me goed voorstellen hoe het voelt om gek te worden. Misschien ben ik zelfs wel op weg om mijn verstand te verliezen, hetgeen me momenteel niet zou verbazen. Het enige dat ik kan doen, bedenk ik me, is om al het proberen te begrijpen los te laten. Totale acceptatie van het tekortschieten van mijn eigen analytische vermogens of juist de aanvaarding van het feit dat de omstandigheden waarin ik me bevind uitblinken in logistieke en chronologische onlogica. Het is simpelweg niet te bevatten. In ieder geval niet door mijn brein. Terugkeren naar de orde van de dag lijkt het advies. Voor dit moment houdt dat in dat ik nu boodschappen ga doen in het pand dat ooit de Albert Heijn was. Ik heb een portemonnee met een bankpas en ik ga ervan uit dat mijn pincode nog steeds hetzelfde is. Straks heb ik niet alleen een auto, maar ook eten en kan ik met gerust hart op weg naar het oosten van het land om op zoek te gaan naar mijn nu zestienjarige toekomstige geliefde.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits creative commons: Running Escher-ed by Izarbelta (Flickr), Edited by Tanja Ortmans

Deel 23: Stroomuitval

Deel 23: Stroomuitval

“Hey Saartje!” Roep ik vriendelijk uit. “Wat doe jij zo plotseling hier in mijn armen?” Ik druk het diertje dicht tegen me aan en ze geeft me een paar flinke likken over mijn gezicht. Dat mag ze eigenlijk niet doen en dat weet ze dondersgoed. Ik grinnik om haar ondeugd en druk haar stevig tegen me aan. Dat voelt fijn, omdat ik haar erg heb gemist sinds haar overlijden in 2001.

Ik voel de zachtheid van haar lijfje zo warm in mijn armen, die haar helemaal omsluiten. Ik heb mijn ogen dicht gedaan om te genieten van dit hondje dat me altijd zo dierbaar is geweest. Zo blijf ik even zitten met mijn ogen gesloten, terwijl Saar het zich allemaal laat welgevallen.

Ik weet niet hoe lang ik daar heb gezeten met haar, maar als ik mijn ogen weer open doe, realiseer ik me dat ik in slaap ben gevallen. In de auto? Ik kijk naar de zachte aanwezigheid van Saartje in mijn armen en zie tot mijn afgrijzen dat ik een vrolijk kussen met bloemetjesdessin tegen me aangedrukt houdt. Ik zit niet in de auto. Om me heen kijkend en probeer ik uit alle macht de omgeving tot me door te laten dringen, maar ik ben volledig gedesoriënteerd. Het is alsof mijn geheugen helemaal leeg is en niet in staat is om betekenis te geven aan de kamer die ik zie. Het laatste wat ik weet is dat ik in de auto zat met Saartje in mijn armen. En nu lig ik op een bank?

Het kloppen van mijn hart is voelbaar in mijn beide slapen. Ik laat het bloemetjeskussen met mijn rechterhand los en laat deze voorzichtig over de oppervlakte glijden van het object waar ik op lig. Ribbelig. Stof. Als ik naar boven kijk, zie ik behang op schuine wanden, dat me bekend voorkomt.

Dan ga ik rechtop zitten en klem mijn beide armen weer strak om het kussen heen in de hoop hier iets van houvast uit te kunnen destilleren. Maar er is geen houvast en mijn hoofd lijkt wel een lege vaas waar ooit de bloemen van mijn zelf in hebben gezeten. Het zelf dat wist wie ze was en waar ze was.

De enige vastigheid die ik me kan bedenken is proberen wat feiten op een rijtje te zetten van hetgeen ik nu waarneem. En dat is dat ik op een bruine ribcordbank zit met gezellige kussens, waarvan ik er een vasthoud. Ik ken deze bank ergens van en de kamer waar ik me in bevind ook en laat mijn ogen als een krankzinnige langs alle objecten gaan. Een blankhouten bed in de hoek en een wastafel in de andere hoek. Voor de open deur die ongeveer een meter hoger is gelegen dan deze kamer, staat een houten trappetje. Dan hoor ik in de verte een hondje blaffen en ik weet dat het Saartje is. “Ik had haar net nog in mijn armen toen ik in de auto zat. Toch? Maar Saartje is al lang dood.” Ik begin aan mijn eigen gedachten te twijfelen. Ik was bij mijn ouders thuis in het huis van vroeger. Met Saartje.

En dan, als een oude ziekenhuisgenerator die schokkerig aan gaat tijdens een stroomstoring, kickt mijn geheugen weer in. De stroomuitval van mijn geest heeft niet langer dan een halve minuut, misschien een minuutje geduurd, maar het voelde als eeuwig. Alsof ik tijdenlang in het luchtledige der vergetelheid heb rond gezweefd zonder te kunnen duiden waar ik me als persoon bevond. Puur omdat ik simpelweg geen herinnering meer had aan dat wat zo bij mijn persoonlijkheid hoort. Terwijl ik nu zie dat ik in mijn oude kamer zit met het Laura Ashley behang op de oude seventiesbank van mijn ouders, realiseer ik me dat het enkel de herkenning is hiervan die betekenis geeft aan mijn omgeving. En plotseling bekruipt me de gedachte dat ik niet weet wie ik zou zijn zonder herinnering. Want is dat niet alles waar wij als persoon op zijn gebouwd? Een herinnering? “Wie zou ik zijn zonder de conclusies die ik heb getrokken over het verleden? Wie ben ik zonder dat verleden? En bevindt zich dat verleden niet alleen in de opslagplaats van mijn geheugen? Wat als ik niet meer zou nadenken? Besta ik dan nog wel?” De filosofische gedachten rollen als achtbaanwagentjes op de rails van een rollercoaster voorbij. “Ik denk, dus ik besta”, schiet het ineens door mijn hoofd. “Was dat niet van die bekende filosoof Descartes?”

“Syhyl!” Galt de stem van mijn moeder uit de verte. Zodra het geluid mijn oren bereikt, herinner ik me de laatste intens verdrietige minuten met mijn moeder. Met een schok kom ik weer tot het besef dat ik in de verkeerde tijd ben, op een alternatieve tijdlijn en dat mijn geliefde zusje in deze tijd niet meer leeft. “Oh nee”, zucht ik en sta moeizaam op van de bank. Nog steeds het vrolijke kussentje vasthoudend begeef ik me via het houten trappetje, de tussenkamer en de gang weer naar beneden.

“Ik kom er aan, mam”, roep ik zodra ik boven in de gang ben aangekomen. Als ik langs de fotolijstjes loop, kan ik het niet helpen om mijn pas iets in te houden zodat ik ze nog even kan bekijken.

En daar hangt tot mijn grote verbijstering de foto van mij en mijn zusje uit 1998. Met onze armen om elkaar heen, breed glimlachend in de Amsterdamse Jordaan. “Ze is niet dood!” Ik heb het blijkbaar uitgeroepen want mijn moeder steekt vervolgens haar hoofd om het hoekje van de keuken en zegt:

“Wie is niet dood?”

“Oh niks, mam.” Ik glimlach en als ik de trap afdaal staat mijn moeder nog steeds in de deuropening te glimlachen, terwijl ze haar handen afdroogt aan een keukendoek.
“Blijf, je nog even Syl?” Vraagt ze. “Sandra komt zo even een kopje thee drinken, voordat ze naar haar klant moet. Ik dacht, misschien wel even gezellig.”

De blijdschap en opluchting die ik voel bij de bevestiging van het in leven zijn van mijn zusje is groot en de laatste treden huppel ik van de trap af.
“Gezellig dat Sandra komt, maar ik moet nu echt verder, mam. Echt waar!”Ik leg het leuke bloemetjeskussen op de hoekbank in de keuken. “Ik ga op zoek naar Sasja. En naar de weg terug naar huis. Mijn thuis.”

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Brain Power by Allan Ajifo (Flickr), Edited by Tanja Ortmans

× Hoe kan ik je helpen?