door Tanja | nov 13, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Ik zit op het voeteneinde van het hemelbed. De voile gordijnen die vanaf de top van het bed tot de grond hangen vallen langs me heen. Tegen de wand staat een grote wandklok die me niet eerder was opgevallen met op de kast een geitje geschilderd. De ouderwetse wijzers en Romeinse cijfers van de klok wijzen aan dat het bijna kwart voor elf is. Mijn linkerhand glijdt ondertussen gedachteloos over de sprei van het bed waar een patroon van witte konijntjes en horloges op staan afgebeeld. Ik vind het een beetje een aparte combinatie en pijnig mijn hersenen om te achterhalen of konijntjes en horloges misschien een link zijn naar een of ander sprookje, maar ik kom er niet op. De uitnodiging van het hartenvrouwtje staat nog en het vooruitzicht om naar de salon te gaan voor een drankje en een goed gesprek verheugd me. In mijn rechterhand heb ik de twee boeken van Robert Monroe vast. Ik vond ze net in mijn weekendtas en ik vraag me af of ik ze op mijn nachtkastje moet leggen voor morgen of dat ik ze meeneem naar beneden. Mijn gastvrouw lijkt me echter het type die me nog wel eens zou kunnen verrassen met haar open mind en ik besluit de boeken mee te nemen naar beneden.
Een paar minuten later loop ik de sprookjeskamer uit, terug naar beneden en overvalt me de stilte van het bed & breakfast weer. Het feit dat er geen andere gasten zijn en dat ik helemaal alleen moet slapen in dit oude, krakende huis met zijn schaduwen, benauwd me een beetje. Ik haast me de trappen af en als ik beneden ben aangekomen, word ik begroet door Dinah die lag te slapen op een van de fauteuils en rekkend en strekkend op me afloopt voor een aai.
“Waar is je vrouwtje?” zeg ik werktuiglijk.
“Mauw”, antwoordt Dinah en loopt van me weg. “Zal ik achter hem aan lopen?” Gaat het door me heen. Maar dat lijkt me niet zo beleefd. Ik hoef er echter niet lang bij stil te staan want mevrouw Hart komt vanuit een deur rechts van het zithoekje met de oorstoelen.
“Ik zit hier, Celia. Hier is de salon.” De heldere stem van het hartenvrouwtje klinkt zo vrolijk dat ik haar het vergeten van mijn naam onmiddellijk vergeef. Ze zegt het op z’n Engels ‘Sielia’ en dat klinkt inderdaad bijna als Sylvia. “Ach, wat maakt het ook uit. Het is maar een naam,” denk ik vergoelijkend en loop achter haar aan de salon in met de twee boeken, die ik nog mee naar beneden heb genomen, tegen me aangeklemd.
“O wat gezellig!” Roep ik impulsief uit, als ik de salon betreed. Het stijlgevoel van het kleine Hartenvrouwtje heeft hier ook zijn werk gedaan. Ondanks de schaarse verlichting, straalt de salon een combinatie van fleurigheid en klasse uit. Langs de linkerwand is een kamerhoge boekenkast zichtbaar van licht eikenhout met naar schatting ongeveer duizend boeken. Ik kan die inschatting redelijk goed maken, omdat Jeroen en ik in ons studentenappartement ook ongeveer duizend boeken hadden. Als je beiden van jongs af aan als boekenwurm door het leven gaat, heb je al snel een flinke verzameling opgebouwd. De boeken worden van boven verlicht door een aantal spots en in een flits zie ik ‘Quantum Physics’ op de rug van een boek staan en ook de namen ‘Einstein’ en ‘Max Planck’ schieten langs mijn netvlies. Mijn hart maakt een vreugdesprongetje. Deze vrouw heeft kwantum fysica in haar boekenkast staan. “Dat geeft deze burger moed,” denk ik opgetogen.
Het midden van de kamer wordt in beslag genomen door een met kleurige stoffen bekleedde barokken zithoek. Een tweezitsbank, een driezitsbank en twee zitstoelen, waarvan de houten, krullende omlijsting en de pootjes zijn afgewerkt met zilververf. Dinah trippelt langs me heen richting het bankstel en tot mijn grote verbazing merk ik op dat hij ook hier een kartonnen doos heeft om in te liggen. De met oude kranten gevulde doos staat als dissonant tussen de tweezits en de fauteuil in. “Deze kat is dol op koekjes en kartonnen dozen.” Grinnik ik in stilte.
“Wat een leuke meubeltjes, een combinatie van oud en hip.” Glimlach ik.
“Ik heb ze op een rommelmarkt op de kop getikt en ze zelf bekleed en geschilderd.” De kleine dame staat er vergenoegd naar te kijken. “Vind je het niet enig, dat zilver op dat kleurige katoen?” Ze kijkt me vrolijk aan en ik knik hartgrondig. Ik ben het volkomen met haar eens.
“Ik zie dit soort bankjes wel eens op Marktplaats en vooral deze vrolijk gekleurde versie met goud- of zilververf heeft me altijd aangetrokken.” Zeg ik half in gedachten.
“Marktplaats?” Vraagt het dametje met een frons tussen haar wenkbrauwen. Ik wapper haar vraag weg. “Ja eh… de marktplaats bij ons in het westen. Dat is een soort eh… tweedehands winkel” stotter ik en vestig haar aandacht op het volgende aspect van de salon die mij opvalt. De grote openslaande deuren naar de met lichtjes versierde achtertuin.
“Knus, die lichtjes en leuk dat de gordijnen nog open zijn.” Knik ik waarderend.
“Ja”, zegt mevrouw Hart, terwijl ze naar de grote glazen deuren loopt. “Ik hou van open gordijnen. Dat geeft een veel ruimtelijker effect. Vind je niet?” Ze kijkt me vragend aan.
“Zeker weten.” Antwoord ik. “En de tuin is groter dan ik dacht.” Zeg ik er achteraan.
“Morgen laat ik hem je zien. Je zult versteld staan.” Het hartenvrouwtje draait zich om en loopt naar de open haard aan de rechterkant van de ruimte waar de zithoek omheen gedrapeerd staat. Ze port, op haar hurken, met een pook in het vuur en herplaatst een half verkoolt haardblok. “Maar het jezelf gemakkelijk, Celia”, zegt ze, omkijkend naar mij. Ik kies ervoor om in de hoek van de tweezits plaats te nemen en krul mijn in sloffen gehulde voeten onder mijn billen. Ik voel me hier thuis en doe wat mijn gastvrouw zegt. Ik maak het mezelf gemakkelijk. De boeken van Robert Monroe die ik nog steeds onder mijn arm droeg, leg ik naast me neer op de bank. Op de licht eiken salontafel staat een kitscherige, zilveren dienblad met daarop twee glaasjes. Mevrouw Hart ziet me kijken en zegt:
“Lust je port?” Ik aarzel. Ik lust port, maar drink liever geen alcohol meer. Mijn slaapcyclus raakt verstoord en ik krijg er een erg duf hoofd van. Maar het lieve hartenvrouwtje merkt mijn aarzeling op en zegt er vlug achteraan:
“Ik heb ook andere drankjes, zoal sherry, wijn en zelfs een oude whisky. Maar een kopje thee zetten is ook geen enkel probleem.” Ze staat op en vouwt haar handen ineen alsof ze als een standbeeld wacht op mijn antwoord.
“Een kopje thee zou heerlijk zijn, Mevrouw Hart”, zeg ik. “Ik ben ook dol op port, maar dan slaap ik onrustiger. Ik hoop niet dat u het erg vindt?”
“Nee, allicht niet! Ik ga meteen een pot heerlijke kruidenthee zetten. Het is mijn eigen mengsel uit de tuin. Mijn gasten slapen er altijd heerlijk op!” Vervolgt ze enthousiast en dribbelt de salon uit naar de keuken.
Terwijl het hartenvrouwtje even weg is, neem ik de tijd om de boeken in de kast te bestuderen. Ik zie oude lijvige encyclopedieën, nieuwere pocketboeken en romans, maar ook antiquarisch materiaal van overleden psychotherapeuten, natuurkundigen en andere geleerden. Ik ben van kleins af aan altijd al dol geweest op elke verzameling boeken die ik waar dan ook maar tegen kwam en ik mag vanuit mijn liefde voor boeken wel zeggen dat deze privé bibliotheek een parel van wijsheid is. Ik pak er een boek van Albert Einstein uit met als titel ‘Relativitätstheorie’ en ik laat mijn hand over de oude, rafelige kaft glijden. Net als ik de het gelige boek wil open slaan, hoor ik mijn gastvrouw de deur door komen en laat het antieke boek terug op zjin plek glijden. Dinah die zijn vrouwtje ook hoort aankomen en de aanwezigheid van koekjes vermoedt, springt uit zijn doos en draait zich spinnend om haar benen.
“Een heerlijke Hartenthee voor mevrouw Celia”, zegt mijn gastvrouw vrolijk en zet de bekende bloemetjes theepot en een kop en schotel op het zilveren dienblad. Nadat ze wat thee in het kopje heeft geschonken, loopt ze naar een dressoir in de hoek en pakt een fles port en schenkt een glaasje in. Ik schuif ondertussen wat dichter bij de salontafel en warm mijn handen aan de hete theekop. Ondanks het vuur in de haard is het namelijk niet heel warm in de salon. Dinah heeft inmiddels door dat er niets te halen valt en is weer in zijn kartonnen doos gaan liggen. Even later nestelt het dametje zich met haar glaasje port in de fauteuil en slaakt een diepe zucht.
“Zo”, zegt ze. “Dit is voor mij eigenlijk ook het moment dat ik even kan ontspannen. Voor het eerst vandaag. Ik ben heel druk geweest met het op orde brengen van ‘Het Witte Konijn’ nadat de gasten vanmorgen weg gingen.” Ze schuifelt wat rusteloos in haar stoel. “Wil je trouwens nog iets eten, of had ik dat al gevraagd?”
“Nee dank U wel hoor.” Zeg ik beleefd terug.
Mijn gastvrouw slaakt dan een diepe zucht, neemt een slokje van haar port en zegt: “En vertel me dan nu, lieve kind. Wat zijn dat voor boeken die je daar hebt meegenomen?”
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits: The Wing Chair Velvet from the Patchwork collection by Kare Design. In the Creative Commons photo ‘Warmth’ by Heather (Flickr), edited by Tanja
door Tanja | nov 6, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
“Ik schenk ons nog een kopje thee in.” Kondigt mijn nieuwe vriendin aan en loopt naar de klapdeuren om even later terug te keren met een wit porseleinen thee pot met hetzelfde bloemetjespatroon als op onze kop en schotels. Dinah is ondertussen in een doos met oude kranten gesprongen die schuin achter de fauteuil staat. Hij krult zich daarin op voor een tukje. Terwijl mevrouw Hart de thee opschenkt, kabbelt haar hartelijke stem door de half verlichte ruimte.
“Als je zin hebt om hier vannacht te slapen… een kamer kost negenenveertig gulden per nacht inclusief ontbijt. Ik heb acht kamers beschikbaar die allemaal een ander thema hebben. Vind je het leuk om te horen welke? Dan kun je eventueel kiezen.”
“Wat gaaf zeg, verschillende thema kamers,” zeg ik enthousiast. Ik vind de kamerprijs ook erg meevallen en ik zucht opgelucht. Dat kan ik nog wel betalen en dan zou ik ook eventueel een nachtje extra kunnen blijven, voordat ik weer naar het westen terug ga.
“Ja, leuk hè?” Beaamt het vrouwtje glimlachend. Dit is zo’n apart gebouwd huis dat ik het niet meer dan fatsoenlijk vond om het huis de eer te geven die het toekomt door extra aandacht te schenken aan haar kamers.” Zodra ze is gaan zitten en de theepot op het tafeltje heeft neergezet, gaat ze verder. “De enige kamer op de begane grond is de tuinkamer, die uitkijkt op de tuin. Dit is mijn grootste kamer met openslaande deuren. En een bed die zo is neergezet dat je ’s ochtends vanuit je bed kunt genieten van de opkomende zon. Deze kamer is wel een stukje duurder, namelijk negenenzeventig gulden per nacht. Op de eerste verdieping heb ik vier kamers. Naast de trap is de regenboog kamer die heel kleurrijk is in alle kleuren van de regenboog. Daarnaast heb ik een bibliotheek kamer met boekenkasten tot aan het plafond waar je een keur aan boeken kunt lezen. Aan de overkant op de eerste étage heb ik een knuffel kamer met hoogpolig tapijt, een heerlijk kingsize bed met zachte dekens en allerlei knuffels. Van grote teddy beren tot kleine hand gehaakte diertjes. De laatste kamer is de zen kamer die ik heb ingericht in witte effen kleuren met boeddha’s, kandelaren en een meditatie hoekje. Mensen die hier voor hun rust komen, kiezen vaak voor deze kamer. Maar ook wel voor de tuinkamer hoor.”
Ik glimlach bij hetgeen ze allemaal vertelt. De kamers verschijnen in hun helderheid voor mijn geestesoog, hoewel ik er nog niets van heb gezien. Ik heb nu al een voorkeur voor de zen kamer, maar ik besluit af te wachten tot ik de beschrijving heb gehoord van alle kamers. Het hartenvrouwtje gaat verder.
“Boven op zolder heb ik drie kamers. De eerste is een spookkamer voor mensen die houden van griezelen. Natuurlijk spookt het er niet echt, maar ik heb het een beetje ingericht zoals de kamer uit dat kerstverhaal ‘A Christmas Carrol’ met Scroodge, die oude vrek die tijdens kerstnacht wordt bezocht door drie geesten.”
Ik ken het verhaal en heb de film wel twintig keer gezien. Elke kerstmis weer tijdens mijn kinderjaren. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Maar de gedachte om de hele nacht te slapen in zo’n kamer, geeft me de koude rillingen.
“Ik ken het verhaal”, vertel ik de enthousiaste herbergier. “Maar ik zou het risico dat de geest van de toekomst mij komt halen niet willen nemen.” Ik zie de geest uit de film; lang, duister, met een zwart gewaad en wijzende vinger levendig voor me. Ik huiver. Maar op dat moment voel ik al het bloed uit me trekken. “De geest van de toekomst”, schiet het als een bliksemschicht door mij heen. Als er iets is wat ik nu nodig heb is dat een geest die mij juist de weg wijst naar de toekomst. Mijn toekomst. Zwart gewaad en dunne vingers neem ik dan gelijk voor lief. Mevrouw Hart ziet dat ik van kleur verschiet.
“Wat is er lieverdje, maak ik je aan het schrikken?”
“Nee hoor,” mompel ik zachtjes. “Het is alleen… ik dacht even ergens aan.
“Zal ik doorgaan, of heb je al een keuze gemaakt?”
“Leuk, ik ben wel erg benieuwd naar alle kamers.” Antwoord ik haar.
“Goed. Nou tegenover de spookkamer heb ik de sterrenkamer. Deze heeft een koepel in het dak waar je ’s nachts de sterren kunt zien als het een heldere nacht is. Het is erg jammer dat het nu zo bewolkt is, anders was dit heel mooi geweest voor jou.” Gaat ze verder.
“En tenslotte ligt naast de spookkamer de torenkamer en hier heb ik een sprookjeskamer van gemaakt. Dit is er een voor een prinses met een hemelbed die prachtig is opgemaakt en elementen die terug verwijzen naar allerlei sprookjes en vertellingen. Er hangen ook een paar prinsessenjurken in de kast en er is een make-up hoekje van de stiefmoeder van sneeuwwitje. Een mandje met appels staat ook klaar en in de hoek vind je een spinnenwiel. Dit is persoonlijk mijn favoriete kamer”, bekent mevrouw Hart. “Wat ik hier zo leuk aan vind is de gezelligheid die deze ruimte uitstraalt. Je waant je echt in een sprookje. Ik heb wandkandelaars met echte kaarsen die je kunt aansteken en zelfs een kleine open haard waar ik neplichtjes in heb die knipperen alsof het echt vuur is. Ik zou je deze kamer van harte aanbevelen. Je mag natuurlijk zelf kiezen.” Voegt het hartenvrouwtje er aan toe.
“Zullen we anders even gaan kijken?” Zegt ze er snel achteraan.
Omdat mijn vriendin zo enthousiast is over de sprookjeskamer, zeg ik:
“Ja, leuk, ik ben echt reuze benieuwd naar deze kamer.” In werkelijkheid ben ik nieuwsgierig naar alle zeven kamers, maar ik concludeer dat het voor nu voldoende is om het dametje te volgen naar de sprookjeskamer.
Het hartenvrouwtje staat op en verdwijnt even later achter de eikenhouten balie om er meteen als een duveltje uit een doosje weer vanachter vandaan te komen met een grote ring met diverse sleutels er aan in haar hand.
“De grote sleutelbos.” Deelt ze simpelweg mee. “Ga je mee?”
Dinah heeft de beweging van zijn vrouwtje opgemerkt en springt log uit de doos.
“Ga je ook gezellig met ons mee, Dinah?” Zegt mevrouw Hart. Dinah antwoordt met een langgerekte mauw, rekt zicht uit, gaapt ongegeneerd zijn blinkende tanden bloot en trippelt naar zijn bazinnetje toe. Ik sta ook op en volg mevrouw Hart de trap op. De veelkleurige traploper is per trede afgewerkt met een koperkleurige traproede en geeft de trap het elan van een statig herenhuis uit het begin van de twintigste eeuw. De houten trapleuning loopt met de trap helemaal tot aan de zolder en is prachtig bewerkt. Op elke verdieping werpt een art decor glas en lood plafondlamp een gezellig en kleurrijk licht op de met donker hout afgewerkte wanden. Op de eerste verdieping zijn vier kamers zichtbaar, twee aan elke kant met aan het eind van de gang een groot raam. Op de vensterbank staat een vaas met bloemen. Mevrouw Hart zwiert al rustig de trap op naar de zolder, maar ik aarzel een moment omdat het lijkt alsof er een schim wegschiet in mijn ooghoek. “Misschien Dinah”, concluderen mijn gedachten, terwijl de glas en loodlamp aan het plafond flikkert. Als ik even later achter de herbergier aanloop de trap op, zie ik voor haar ruisende rok de kat trippelen. De gezellige sfeer van het huis heeft plaatsgemaakt voor een onbestemd gevoel.
Op de bovenste verdieping zijn vier deuren zichtbaar en aan onze rechterhand tegenover de trap een kleine nis waar een kast staat. Doordat de nis deels wegvalt in een duistere schaduw, kan ik niet goed zien wat hier staat. Maar het zijn ongetwijfeld wat belangrijke spullen, zoals linnengoed en schoonmaakmiddelen. Ook hier is aan het eind van het gangetje een raam zichtbaar. Maar dit raam is koepelvormig en een heel stuk kleiner dan die van de eerste verdieping. De geur die op deze bovenste verdieping hangt is een mengelmoes van wasverzachter en mottenballen. Het is stil. IJzingwekkend stil en het enige geluid dat ik hoor is de rok van Mevrouw Hart en onze zachte voetstappen op het tapijt. Ik volg mijn gastvrouw als we na de trap links de gang oplopen en aan de laatste deur rechts nemen en hoor haar sleutelbos rammelen, terwijl ze de goede sleutel zoekt. Dan zwiept de deur krakend open en als Mevrouw Hart het licht aan knipt wordt een prachtige torenkamer zichtbaar. Ik kan mijn ogen bijna niet geloven als de sprookjesachtige kamer zich aan me openbaart. Het kleine dametje loopt naar binnen en knipt de schemerlampjes aan die aan weerszijden van het hemelbed staan. De lichtjes van de open haart branden al en de kamer ziet er werkelijk beeldschoon uit. Ik weet onmiddellijk dat dit de kamer is waar ik vannacht in ga slapen. “Hoe is het mogelijk dat zo’n kamer nog geen vijftig gulden kost?” Denk ik bij mezelf. “Dat is nog geen vijfentwintig euro!”
Ik stap de drempel over de sprookjesoase in en ben pardoes het ongemakkelijke gevoel van de gang vergeten. Een gedeelte van de kamer is rechthoekig naast de deur links staat het hemelbed met aan weerszijden nachtkastjes. Een gezellige sprei en een aantal kussentjes ligt op het bed en ik heb eigenlijk zin om mezelf er bovenop te laten vallen. Aan de linkerkant van de kamer is een raam met daaronder een klein bureautje met daarop een aantal sprookjesboeken die bijeen worden gehouden door twee boekensteunen in de vorm van een draak en een ridder. Rechts in de hoek staat een klein spinnenwiel uit het sprookje Doornroosje daarnaast is de deur naar de badkamer zichtbaar die op een kier staat. Hiernaast staat een make-up tafel met de spiegel van de stiefmoeder van sneeuwwitje. Rechts van het bed gaat de kamer over in het ronde toren gedeelte en dit is iets hoger gelegen. Een trapje lijdt naar dit gedeelte van de kamer waar een gezellige zithoek staat met twee groen fluwelen fauteuils en een grote salontafel met een schaal vol appelen. Rechts van de zithoek is de openhaard met boven de schouw een schilderij van Assepoester. Ik zie mezelf straks al in slaap vallen, terwijl ik in de lichtjes van de open haard kijk en kan me er nu al op verheugen om morgenochtend te genieten van het uitzicht vanuit de torenkamer over de landerijen van het Dalfse land. Ik kijk Mevrouw Hart stralend aan.
“Hier wil ik heel graag slapen.” Vertel ik haar enthousiast.
“Dat had ik al opgemaakt uit de blije blik in je ogen”, glimlacht mevrouw Hart.
“Ik ben echt flabbergasted”, zeg ik haar. “Heeft u dit allemaal zelf gedaan en zelf bij elkaar gezocht?”
“Klopt. Het is een soort hobby van me geworden. Ik heb tot aan mijn pensioen les gegeven op de Technische Universiteit Delft op de Faculteit Technische Natuurwetenschappen. En daarna wilde ik terug naar mijn geboorteplaats. Ik vond dit huis en dat heb ik toen gekocht en helemaal laten verbouwen tot bed & breakfast. De aankleding heb ik zelf op me genomen.” Ze pauzeert een moment en gaat dan verder. “Ik ben nooit getrouwd geweest, behalve met mijn werk en om de stilte op te vangen van mijn pensioen, leek me dit een ideale keus.” Het hartenvrouwtje vertelt het me met een glimlach op haar gezicht. En ik ben echt onder de indruk van dit kleine dametje met haar talent voor styling die een professor in de natuurkunde blijkt te zijn geweest.
“Ik vind het ongelooflijk inspirerend, mevrouw Hart”, zeg ik haar oprecht. Ik kan niet wachten om morgen, als u daar tijd voor heeft, de andere kamers te zien. U heeft zich echt ontpopt als binnenhuis architect na uw carrière”, grap ik. Ze lacht klaterend en zegt:
“Natuurlijk gaan we morgen de andere kamers bekijken. Maar nu eerst jouw bagage uit de auto.”
“Ja,” zeg ik. “Die haal ik zelf wel even.
Mevrouw Hart loopt de kamer uit en ik loop haar achterna. In het voorbijgaan vervolgt ze:
“En dan kunnen we misschien zo nog een slaapmutsje drinken in de salon”. Ik weet niet wat de salon is en ook niet wat voor slaapmutsje ze in gedachten heeft, maar ik vind het helemaal leuk. Al wil ze tot drie uur morgenochtend met me kletsen onder het genot van een halve fles sherry, ik vind het allemaal prima.
Wordt vervolgd…
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Harmony’ by CHOUFANI Wrought Iron (Flickr)
door Tanja | okt 30, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
“Ik heet Sylvia Lievegoedt en ik kom uit Noord-Holland, net boven Amsterdam vandaan”, vertel ik haar. “De drukte daar werd me echt een beetje te veel en toen dacht ik dat het wel een goed idee was om er een paar dagen tussen uit te gaan. Ik had eigenlijk niets gepland en ben gewoon op de bonnefooi naar het oosten gereden. En ik kwam net langs dit bed & breakfast gereden en werd gelijk enthousiast en ben hier naar binnen gelopen.” Ik vermoed dat dit voldoende informatie is en neem een slokje van de thee. Het is earl grey thee zo te proeven en ik geniet van de sterke bergamot smaak die via het hete water mijn mond in glijdt. Het dametje heeft ondertussen ook haar schoteltje met kopje in haar ene hand gepakt en met haar andere pakt ze een koekje van de schaal. Zodra de kater dit ziet springt hij bij haar op schoot en wrijft zijn kop langs haar wollen mouw, bedelend om een hapje koek.
“Nee Dinah, je hebt net gegeten,” spreekt het vrouwtje hem streng toe.
“Wat leuk”, zeg ik enthousiast. “De kat heet Dinah! Zo heette het hondje van mijn oma ook vroeger. Ik noemde als kind mijn oma ‘Oma Dinah’ daardoor.” Ik glimlach en neem nog een slok thee. Het is bijna grappig om me te realiseren hoe veel thee ik drink op sociale momenten.
“Dinah is ook een heel mooie naam”, zegt het dametje terug. En deze Dinah is ook een heel bijzondere kat, hè Dinah?” Ze kijkt naar de spinnende kater en deze geeft een donkerbruine miauw terug. Hij klinkt alsof hij een nacht heeft doorgehaald met een fles whiskey en een doos sigaren. Ik grinnik weer.
“Het is een kruising tussen een Main Coone en een siamees. Vandaar dat hij houdt van eten en erg veel praat. Hè Dinah?”
“Mauw”, antwoordt de kater weer. Ik glimlach, omdat ik immers al meer dan tien jaar twee siamezen heb. Ik weet dus alles van dit ras.
“Ik heet trouwens Lydia Hart, maar iedereen noemt me gewoon ‘Hart’.” Klinkt de zachte, maar vrolijke stem van het kaboutervrouwtje weer door de ruimte.
“Wat een mooie naam”, antwoord ik oprecht vriendelijk. “De naam van de liefde.” Ik neem me voor om gewoon ‘mevrouw Hart’ te zeggen. Ik kan het niet over mijn lippen krijgen om haar zo oneerbiedig alleen ‘Hart’ te noemen.
“Mevrouw Hart zit genoeglijk met haar kopje thee en kater op schoot achterover geleund in de stoel. Ze kruist haar rode voetjes en vervolgd dan haar vragenvuur:
“Dus jij zoekt de rust op. Hmmmm. En wat denk je dan precies voor rust hier te vinden in het gezellige oosten des lands?” Ik aarzel. De ins en out van mijn verblijf hier kan ik haar natuurlijk met geen mogelijkheid vertellen. Mijn grote tijd-win-thee-truck van vandaag pas ik ook hier toe en terwijl ik aandachtig een slokje thee neem om na te kunnen denken over wat ik haar ga vertellen, hum ik er zachtjes bij om aan te geven dat mijn verhaal er aan komt. Ik zet het bloemetjes kopje langzaam terug op het schoteltje en bekijk het gouden randje dat langs het kopje loopt. Dan kijk ik mevrouw Hart aan en zie de lichtblauwe ogen in haar ronde gezicht met rode wangetjes mij ontegenzeggelijk liefdevol en aandachtig aankijken. Dit lieve vrouwtje is zeer oprecht geïnteresseerd in mijn verhaal en is bereid om alle tijd van de wereld te nemen om naar me te luisteren, weet ik in een moment van absolute helderheid. Ik kijk haar aan en haar sprekende, diepe ogen lijken me te zeggen dat alles ok is. En zo voelt het ook. En op dat ogenblik voel ik mezelf breken. Het is alsof ik dwars doormidden breek en alle opgekropte emoties, woorden, geheimen en gedachten van de afgelopen zestien uur uit me vloeien. Ik begin onbedaarlijk te huilen. Ik kan simpelweg niet meer stoppen. Het lieve kaboutervrouwtje met de blauwe ogen knielt voor me en pakt mijn knieën beet, terwijl ze me aankijkt.
“Lieverdje, toch. Laat het maar allemaal gaan. Dat lucht lekker op. Huil maar. Huil alles er maar uit.” Haar stem klinkt zacht en uitnodigend. Als ik nog na hikkend voel dat het ergste van mijn huilbui achter de rug is, tovert het Hartenvrouwtje een schone, gestreken zakdoek uit de zak van haar rok tevoorschijn en geeft me die om mijn tranen te drogen. Ik dep mijn betraande wangen en snuit mijn neus zo zachtjes mogelijk. Het kopje dat ik op mijn schoot heb gelegd rammelt op het schoteltje. Mevrouw Hart pakt het op en zet het voorzichtig terug op het dienblad. Ik ga wat rechterop zitten en adem heel diep in. De huilbui heeft enorm opgelucht. Mijn keel en borstkas voelen aan, alsof er een zachte zomerwind doorheen is gewaaid en mijn hart lijkt wel een lichte en ruime balzaal. Het hartenvrouwtje kijkt me nog steeds vol compassie aan en haar lichtblauwe ogen glinsteren.
“Sorry hoor,” zeg ik een beetje bedremmeld. “Ik heb een nogal vreemde dag achter de rug.”
“Je hoeft je helemaal nergens voor te excuseren.” Mevrouw Hart knijpt zachtjes in mijn been om haar woorden kracht bij te zetten. “Iedereen heeft wel eens zo’n dag. En toevallig ben ik er ook een beetje voor om als luisterend oor te dienen. En ik heb schouders waar goed op is uit te huilen.” Vervolgt ze glimlachend en gaat weer op de fauteuil zitten. Deze keer schuift ze haar lichaam echter wat dichter naar me toe als wil ze zeggen dat ze er helemaal voor me is, mocht ik nog wat willen delen. Ik sla mijn ogen neer en frommel wat onbeholpen met de zakdoek. Dolgraag zou ik mijn hele verhaal met haar willen delen. Ik heb het idee dat dit vriendelijke vrouwtje helemaal niet vreemd zal opkijken als ik mijn belevenissen zou vertellen.
“Ik zou u graag willen vertellen wat ik allemaal heb meegemaakt,” zeg ik terwijl mijn ogen blijven rusten op het zakdoekje in mijn onrustige handen. “Maar het is simpelweg te absurd voor woorden. U zou denken dat ik gek ben. Een ontspoorde vrouw. Weggelopen uit een of ander gekkengesticht.”
“De klaterende lach van het hartenvrouwtje klinken als kerstbelletjes op een decemberavond.
“Denk je nou echt dat ik daar iets van denk? Dit Hartje is zelf een beetje op haar achterhoofd gevallen.” Grinnikt ze nog wat na. “Geloof me, liefje, ik vind helemaal niets raar. Hier neem nog een lekker koekje. Ik heb ze vanmiddag zelf gebakken met verse geraspte citroenschil en roomboter van de koeien van boer Piet.” Dit klinkt simpelweg te aantrekkelijk om te negeren en ik schuif mijn strenge dieet even terzijde om een zelfgebakken koekje te nemen van de schaal die ze me voorhoudt.
“Maar je hoeft niets te zeggen, lieverd. Je kunt ook gewoon lekker gaan slapen nu en dan praten we morgen verder. Je bent de enige vanavond in mijn kleine hotelletje. Het weekend zat vol, maar vanochtend is iedereen weer vertrokken.” Mevrouw Hart legt haar hand op mijn arm. Ik knabbel rustig verder aan het koekje en vraag me af wat wijsheid is.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Dutch playing cards from 1920-1927: Queen of Hearts’ by Michiel (Flickr)
door Tanja | okt 23, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Als ik tien minuten later rechtsaf de N-weg opga, laat ik de hoofdstraat van Nieuwleusen achter me. De nacht is donker en er zijn noch sterren, noch een maan te zien. De straatverlichting is spaarzaam en de deken van eenzaamheid van zojuist voel ik nog dichter om me heen trekken. Voor me ligt een rechte tachtig kilometer per uur-weg naar Balkbrug met aan beide zijden parallelwegen die naar de diverse boerderijen en land- en tuinbouw bedrijven leiden. Ik zet dapper koers, maar na nog geen honderd meter gereden te hebben flitst in mijn linker perifere zicht een verlicht bord voorbij waar volgens mij ‘Bed & Breakfast’ op staat. Ik probeer achterom te kijken, maar kan het bord niet meer ontwaren en rijd vervolgens pardoes langs de afslag voor de weg terug. Er zit niets anders op dan verder te rijden door de volledige duisternis, want alle straatverlichting is inmiddels verdwenen. Hier en daar brandt wat licht bij boeren en ik rijd bijna moeiteloos weer een afslag voorbij. Maar omdat ik rustig rijd, kan ik nog net op tijd op de rem staan en sla rechtsaf de parallelweg op. Hier keer ik mijn kleine, rode auto behendig om en draai even later de N377 op, terug naar Nieuwleusen op zoek naar de Bed & Breakfast . En niet veel later doemt er inderdaad een middelgroot lichtgekleurd bord op aan mijn rechterhand. Het staat geklemd tussen twee houten palen op de grond en een spotlight laat het bord vanuit het halflange gras witgeel oplichten. Ik lees in grote zwarte krulletters:
Bed & Breakfast
En daaronder in iets kleinere krulletters:
‘Het Witte Konijn’
Het bord staat schuin ten opzichte van de weg en de korte oprijlaan die naar de in roodbruine baksteentjes opgetrokken villa leidt. Voorzichtig sla ik af, de laan op, die omzoomt is met hoge bomen en zie dat er aan de rechterkant naast het huis een klein parkeerplaatsje is, waar momenteel geen auto’s staan. De villa is in de hoogte gebouwd met hier en daar uitbouwen en er zijn diverse buitentrappen zichtbaar. Het bouwwerk zou speels kunnen aandoen en zelfs bestempeld kunnen worden als Pippi Langkous villa, met zijn verschillende torentjes, ware het niet dat het geheel spookachtig van onder is verlicht door een keur aan spots. Ik krijg er eerlijk gezegd de rillingen van. Een brede trap met aan beide zijden een muurtje waarop plantenbakken staan, lijdt tot de entree. Hierboven hangt hetzelfde witte bord dat aan de weg staat, maar dan een slag kleiner. ‘Het Witte Konijn’ lees ik weer. Er is wat mee, met dat witte konijn, maar wat weet ik niet. Het schiet zo rakelings mijn hoofd door dat ik er verder geen aandacht aan besteed.
De gedachte dat ik hier moet gaan overnachten bezorgd me een onaangenaam gevoel. Maar het idee van een zacht bed en een warme douche ten opzichte van een koude, oncomfortabele auto, laat mijn voeten als vanzelf de trap naar de entree oplopen. Eerst maar eens kijken of er überhaupt iemand aanwezig is op dit uur. De trap is gemetseld met vriendelijke bruine steentjes en van de bovenste van de zes treden is een klein stukje steen af. Zodra ik op deze trede stap gaat er een ouderwets ogende lamp naast de deur branden en werpt een geel schijnsel op de betegelde entree. Ik zie nu dat er wat mos groeit hier en daar. De hoge deur is van eikenhout en blank afgelakt en loopt in een boog met een gemetselde rij steentjes erlangs. Er zit een grote, goudkleurige knop op en in het midden op ooghoogte hangt een tevens goudkleurige deurklopper. In een moment van twijfel blijft mijn hand hangen voor de klopper. Ik kan aankloppen, maar ik zou ook rechtsomkeert kunnen maken, in de auto kunnen stappen en terug naar Noord-Holland kunnen rijden. Deze mentale discussie heb ik echter al eerder in mijn hoofd gevoerd. In een vlaag van verstandsverheldering pak ik de knop beet en trek er aan in de hoop dat de voordeur niet is afgesloten. Ik hoor een kleine klik en een tel later staar ik de spaarzaam verlichte kleine lobby in, die zo te zien ook is opgetrokken uit donker eikenhout. Aan mijn linkerhand staan twee bruin lederen fauteuils schuin bij een ovaal salontafeltje en zie ik een houten trap met veelkleurige vloerbedekking naar boven gaan. Voor mijn neus leidt een donkerblauw tapijt naar de houten balie. Dit ziet er meer uit als het entree van een bescheiden hotelletje dan een bed & breakfast, bedenk ik me. Achter me valt de deur met dezelfde klik weer in het slot. De geur van oud leer en verse koffie komt mijn neus binnen. Blijkbaar is hier iemand, anders zou ik geen koffie ruiken. Ik loop voorzichtig naar de balie, terwijl ik mijn voeten bij elke stap iets voel wegzakken in de donkerblauwe ondergrond. Ik leg mijn linkerhand voorzichtig op de balie naast de koperen receptiebel en kijk in het rond. Rechts van de balie is een klapdeur en daarnaast een groot raam tot aan de grond met aan weerszijden zware, donkere gordijnen, die bijeengehouden worden door een gordijnkoord met biesjes. Net als ik me begin af te vragen of ik op de bel moet drukken, zwiept de klapdeur open en een klein, vriendelijk ogend mevrouwtje neemt naast een innemende glimlach ook de geur van verse koffie met zich mee de ruimte in. Ik voel mijn hele lichaam ontspannen in dit schaarsverlichte potentiële spookhuis.
“Ik dacht al dat ik wat hoorde!” Roept het kleine dametje enthousiast uit. “Wat doe jij dan hier op dit late uur, meiske?” Haar stem klinkt als belletjes uit haar ronde gezicht dat omkranst is met donkergrijze halflange krullen. Haar accent klinkt vertrouwd Overijssels en ik ben blij dat ik na uren lang in mijn eentje geweest te zijn, eindelijk weer een gesprek kan voeren met een echt mens.
“Ben ik niet te laat?” Ik klinkt wat onzeker, maar mijn charmante glimlach die ik erbij toon, maakt het ongemak van mijn arriveren op deze tijd hopelijk wat draaglijker voor het dametje.
“Totaal niet, meiske. Ik heb juist de koffie klaar. Ga lekker zitten, dan breng ik je een bakje. Wat heb je er in?” Haar vrolijke stem ratelt achter elkaar door, terwijl elk deel van haar kleine, volle lichaam geanimeerd lijkt mee te bewegen met haar sprekende mond. Ze heeft een wijdvallende grijsblauwe trui aan die tot halverwege haar bovenbenen valt op een bruine wijde rok die tot aan haar enkels rijkt. Haar voeten zijn gestoken in leuke kleine rode huisschoentjes van fluweel achtige stof. Ter hoogte van haar wreef zit er een klein groen pomponnetje op de schoentjes. Het lijkt wel of ik hier te maken heb met een allerschattigst kaboutervrouwtje. Naar aanleiding van haar gastvrije aanbod, realiseer ik me dat het drinken van een kop koffie in de avond niet bevorderlijk zal zijn voor mijn nachtrust en ik besluit haar dat mede te delen. Heel vriendelijk zeg ik:
“Hartelijk dank voor uw lieve aanbod. De koffie ruikt inderdaad werkelijk verrukkelijk, maar ik ben bang dat als ik nu koffie ga drinken, ik geen oog meer dicht doe.” Ik glimlach en in reactie lijkt het kaboutervrouwtje een sprongetje te maken. Ze huppelt al naar de klapdeur terug als ik haar hoor zeggen: “Half tien is ook wel erg laat hoor voor koffie. Je hebt helemaal gelijk. Ik zet lekker een pot thee. Zo terug!”
Ik grinnik en loop naar de leunstoelen in de hoek. Zodra ik ga zitten, zak ik helemaal weg in de stoel en merk ik pas hoe ontzettend moe ik ben. Ik hoor ondertussen gerommel achter de klapdeuren en ik vermoed dat daarachter een keuken is gelegen. Naast me op de salontafel staat een lege asbak en daarnaast ligt een krant. Het is een regionaal nieuwsblaadje en het papier ziet er wit en glad uit. Het is een recente krant en ik pak hem op om de datum te lezen. Het verbaast me niet meer als ik zie dat de krant mij vertelt dat het vandaag 20 september 1999 is. “Ja schat”, mompel ik in mezelf. “Je bent een echte tijdreizigster.”
Gek genoeg voel ik me in deze totaal onbekende setting volkomen op mijn gemak. Het grootste deel van de dag, vanaf het gespannen moment van ontwaken tot aan zojuist voor de deur van dit hotelletje, heb ik me opgejaagd en ietwat in paniek gevoeld. Dat gevoel is in dit ogenblik van rust en stilte totaal van me afgevallen. Ik voel me omhuld in deze villa Kakelbont met het ijverige kaboutervrouwtje en slaak een diepe zucht die uit mijn tenen lijkt te komen. En in dit ogenblik van ontspanning weet ik zeker dat alles goed komt. Sterker nog, alles is al goed. Dit is het enige moment wat telt. Het leer van de stoel voelt aangenaam koel onder me en ik vermoed dat als het vrouwtje niet snel terugkomt ik zo met mijn hoofd tegen de oren van de leuning in slaap ga vallen. Maar zo ver komt het niet want nog geen twee minuten later zwiept het klapdeurtje weer op en komt het kaboutervrouwtje naar me toe gelopen. Ze heeft een glimmend dienblad in haar handen met daarop twee ouderwets porseleinen kop en schoteltjes met bloemen motief en een schaaltje koekjes. In haar kielzog waggelt een grote witgrijze kat die duidelijk iets te veel lekkers heeft gegeten in zijn leven. Het dametje schuift de asbak opzij en zet het dienblad voorzichtig op de salontafel en neemt dan zelf plaats in de andere fauteuil. Terwijl ze de schoteltjes en kopjes rustig op de salontafel zet, ieder aan een kant van ons, zegt ze:
“Nou vertel eens, liefje, waar kom je vandaan, hoe heet je en wat kom je doen?” Ik glimlach bij zoveel vragen ineens, neem het schoteltje in mijn hand en begin mijn verhaal.
Wordt vervolgd…
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Red armchair’ by Pipo Wintter (Flickr)
door Tanja | okt 16, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Tot aan Amersfoort is het druk geweest op de weg met forenzen die nog laat terug gingen naar huis en vrachtwagens die voor het donker op hun bestemming wilden aankomen. Maar hier op de A28 is het rustig en de dag heeft volledig plaatsgemaakt voor de nacht. Het is stikdonker en de vele bomen steken pikzwart af tegen de nachtlucht langs de onverlichte weg. Ik heb slechts een handjevol rode achterlichten in het zicht en af en toe haal ik een of twee in colonne rijdende vrachtwagens in. Naarmate ik dichter bij Overijssel kom, beginnen er zenuwen als wormpjes in mijn buik te krioelen. Ik heb alle gedachten aan Noord-Holland, aan vreemde dromen en reality shifts achter me gelaten en ik merk dat ik puur en alleen gefocust ben op het vinden van mijn nu zestienjarige geliefde. Ergens heb ik het ongefundeerde idee dat hij de sleutel is naar de oplossing van mijn probleem, hoewel ik zo realistisch ben om te weten dat dat niet zo gaat zijn. Mijn intuïtie spreekt echter vanuit mijn onderbuik en lijdt mij geluidloos steeds dichter bij Sasja’s huidige thuisbasis.
De duisternis wordt alleen verlicht door mijn kilometer- en toerenteller en de gele lichten van tegemoet komende auto’s. Met een gelijkmatige honderdtwintig kilometer per uur glijd ik over het wegdek, terwijl de stilte van het moment mij de ruimte geeft om na te denken over mijn vervolgstappen. Het zal zo ongeveer kwart voor negen zijn als ik aankom in Nieuwleusen. Te laat om op zoek te gaan naar het huis van Sasja’s ouders en hoogstwaarschijnlijk ook om een hotelletje te vinden. Slapen in de auto zie ik niet zitten, maar als het niet anders kan, dan moet het maar. Mijn gedachten gaan uit naar de dating periode van Sasja en mij jaren geleden. Hij studeerde in Zwolle en woonde nog bij zijn ouders in Nieuwleusen. Zij waren niet blij met het feit dat hun zoon verkering had gekregen met een tien jaar oudere gescheiden vrouw met kinderen en naar hun huis kon ik alleen als zij weg waren. En op een impulsieve zondagavond reed ik na een klus in Utrecht door naar Zwolle en spraken Sasja en ik af in een gezellig Italiaans restaurantje. Na ons etentje bleek ik te moe om terug te rijden. Naar zijn huis kon ik ook niet, omdat zijn ouders thuis waren. En om middernacht als een dief in de nacht bij hun op de stoep staan voor een eerste kennismaking leek ons beiden geen goed idee. We zijn toen naar een park met een mooie vijver gereden in Nieuwleusen en daar heb ik -gewikkeld in een door Sasja het huis uit gesmokkeld dekbed- de nacht in mijn auto doorgebracht. Hoewel Sasja dolgraag bij me wilde blijven, paste hij met geen mogelijkheid bij mij op de achterbank. De nacht was zodoende eenzaam, oncomfortabel en kil, maar gek genoeg vond ik het niet erg. Het was juist een soort ongetemd gevoel van woeste vrijheid en avontuur dat me overviel op die koude nacht in september. En ik merk dat ik me weer zo voel. De onzekerheid van de nabije toekomst die aanspraak doet op mijn intellect en organisatietalent wakkert een latent verlangen naar avontuur in me aan. En dat voelt heerlijk. Ik voel me meer levend dan ik me in tijden heb gevoeld, zelfs gezien de twijfel van dit moment of ik er überhaupt ooit in ga slagen weer terug te keren naar mijn eigen tijd.
Het verschijnen van lantaarnpalen langs de snelweg, vertelt mij dat ik de randweg van Zwolle nader. Mijn dashboard klokje wijst even over half negen aan. In mijn borstkas voel ik het kloppen van mijn hart als ik denk aan de te nemen route naar Nieuwleusen. We schrijven 1999 en ik heb er geen flauw idee van of ik de bekende route vanaf de A28 via de N377 kan nemen richting Nieuwleusen. Voor mijn geestesoog zie ik de weg verschijnen en net als ik probeer in te schatten of deze al bestond in de vorige eeuw valt er een vervelend kwartje mijn bewustzijn binnen. Ik probeer het muntje weg te duwen, maar ik kan niet om de feiten heen. Ik bedenk me plotseling namelijk dat Sasja’s gezin pas sinds 2000 in Nieuwleusen is gaan wonen. Er is daar een nieuwe wijk ontwikkeld waar mijn schoonfamilie een huis heeft gebouwd. Sasja’s huis waar ik naar op weg ben, bestaat nog helemaal niet. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan om deze stommiteit. Ik pijnig mijn hersens om me de locatie van hun vorige woning te herinneren. Ik weet dat Sasja hiervoor in Balkbrug heeft gewoond, een aan Nieuwleusen grenzend plaatsje. Sasja heeft het gezellige, vrijstaande witte huis aan de rand van langgerekte weilanden en gezellige bossen wel eens aan me laten zien. Maar of ik het zo zal kunnen terug vinden is natuurlijk een tweede. Gelukkig is er zoiets als een telefoongids, maar dat is voor later zorg. Balkbrug kan ik ook bereiken via de N377, dus ik besluit deze afslag te nemen als ik de randweg van Zwolle voorbij ben. Misschien kan ik dan in de komende dertig minuten ergens langs deze weg een hotelletje of Bed & Breakfast vinden voor deze nacht. De lange, onverlichte eenbaansweg loopt glooiend door het donkere landschap. De felle lichten van de tegemoetkomende auto’s razen voorbij. Ik heb me sinds het overlijden van Wander nooit op mijn gemak gevoeld op een eenbaansweg, maar deze weg, die ik al zo vaak heb gereden in mijn eigen eeuw, voelt niet ongemakkelijk.
Als ik Nieuwleusen nader en mijn snelheid minder, begint mijn net tot rust gekomen hart weer te roffelen in mijn borst. Alles is hier zo vertrouwd met dezelfde huizen langs de weg als ik me herinner. Als ik ter hoogte van de bakker het bordje ‘Nieuwleusen Centrum’ zie staan, sla ik rechtsaf in plaats van rechtdoor te gaan richting Balkbrug. Het is net alsof ik steeds hoop dat deze nachtmerrie elk moment tot een einde kan komen. Wat als ik nu ongemerkt terug geswitcht ben naar 2014 en ik zo dadelijk ter hoogte van het Zuiderpark het gezellige, vrijstaande en vriendelijk verlichte huis van mijn schoonouders vind? Ze zullen raar opkijken en zich afvragen wat ik zo plotseling kom doen, maar me een dikke knuffel geven, een kop thee en een bed om in te slapen.
En alles lijkt er ongeveer hetzelfde te zijn als dat ik me kan herinneren. Ik rijd door de winkelstraat rechtdoor naar Nieuwleusen Zuid en zie tot mijn afschuw dat de weg er toch een stuk ouder uitziet. Ik moet het feit accepteren dat ik nog steeds in de verkeerde eeuw rondrijd. Maar dat wil ik niet en tot mijn blijdschap kan ik bij het Park gewoon rechtsaf en zie ik precies dezelfde huizen staan als in 2014. Hier op deze plek is er dus geen sprake van twilight zone achtige taferelen met paralelle universa waarin alles anders is. En wie weet switch ik zo als vanzelf terug naar waar ik hoor. Maar zodra ik de hoek om rijd, zie ik dat de villa van Sasja’s ouders er donker en onaf bij ligt. Hoewel er verschillende panden al wel gereed en bewoond zijn is dit bij het huis van mijn schoonouders helaas niet het geval. Waar de voortuin hoort te zijn ligt een uitgestrekte zandvlakte met naar wat het lijkt een omgevallen kruiwagen half bedolven onder wat bakstenen. Ik rijd erlangs en parkeer mijn auto onder een boom in een straat verderop. “Je zou dit niet moeten doen”, dendert het stemmetje door mijn hoofd. “Je moet op zoek naar een slaapplaats.” Ratelt het stug door. Maar ik stap uit de auto en loop rustig naar de nieuwbouwstraat. Voor de villa blijf ik staan. Alles is zo aardedonker en de ramen zonder glazen lijken me als oneindig duistere ogen aan te staren. Ik aarzel. “Zal ik er een rondje om heen lopen?” Een vragende stem vanuit mijn binnenste. Ik zie nog geen schutting of hekje en ik kan als ik wil zo het erf oplopen. Echter met het risico dat buren me zien en de politie bellen. En de politie is in dit geval mijn schoonvader. Ik schuif het idee door naar het land van onverstandige verzinsels. Het is onvoorstelbaar raar om voor dit bekende huis te staan, wat nu onmiskenbaar in aanbouw is. Zo donker en onbewoond. En dan te bedenken dat dit huis nog vijftien jaren voor zich heeft liggen totdat het op het punt is aangekomen waarop ik het als laatste zag. Wis en waarachtig sta ik hier in 1999. Er is geen ontkomen aan. Ik sluit mijn ogen en wrijf over mijn voorhoofd. Het avontuurlijke gevoel van eerder op de avond, is volkomen verdwenen en het is alsof er een band om mijn hart wordt getrokken. Steeds vaster en vaster. Ik voel me moederziel alleen en radeloos verloren als ik tracht iets van leven en licht te vinden in het verduisterde bouwwerk. “Ik moet hier weg!” Fluister ik hardop, terwijl een windvlaag zich dwars door mijn shirt baant. Ik heb geen jas aan en sla mijn armen over elkaar in een poging wat warmte te bewaren. Voorover gebogen met mijn armen strak om mijn lijf laat ik de plek achter die me ooit zo vertrouwd was en loop terug naar mijn auto.
Ik heb mijn auto hier al zo vaak geparkeerd. Op deze parkeerplaats onder deze boom als er geen plek was onder de carport van Sasja’s ouders. En nu zit ik hier weer en voel ik me totaal losgeslagen van alles wat mij lief en bekend is. Geen Sasja. Geen Viggo en Sterre. Alleen Jeroen en mijn ouders. En hoe veel ik ook van mijn ouders houd, de gedachte dat mijn kinderen nooit meer onderdeel zullen uitmaken van mijn leven, vervult me met een dusdanig gekmakend gevoel dat ik bijna in paniek raak. En wat dacht ik eigenlijk te vinden op deze plek uit het verleden? Ik denk terug aan de zinloze blijde verwachting die ik voelde toen ik Nieuwleusen in reed. En voor wat? Voor niks. Er is hier niets anders te bekennen dan duisternis. En eenzaamheid. Ik lijk wel volledig gek geworden in mijn onnozele idee om naar Overijssel te gaan. Daar sta ik dan in mijn eentje in een auto van vroeger op een plek waar ik in 1999 helemaal niet thuis hoor. “Je kunt nog terug.” Begint het stemmetje in mijn hoofd weer te ratelen. “En dan?” Zeg ik terug. Gezellig naast Jeroen in bed gaan liggen? Of logeren in mijn ouderlijk huis?” Ik zucht diep en schud mijn hoofd. “Hopeloos dit.” Zeg ik hardop. Maar met hier blijven zitten schiet ik ook niets op. Als ik überhaupt ooit nog ergens zal komen door op te schieten. “Tijd. Wat een fucked up concept anyway”, grom ik zachtjes, terwijl ik bruusk de autosleutel in het contact steek en de kleine Seat Ibiza grommend tot leven wek.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘The House’ by Skabeater (Flickr) edited by Tanja