De wijze waarop meisjes en vrouwen in onze westerse maatschappij klein worden gehouden en geleerd wordt dat ze minderwaardig zijn, is zo onbeschrijflijk subtiel en onzichtbaar dat het geen mens opvalt. Ik wist van niks als jongvolwassen studente begin negentiger jaren. Maar daar zou snel verandering in komen.
In 1992 zat ik in het propedeuse jaar van de studie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Karthuizer academie (Hogeschool van Amsterdam), hartje Jordaan. Ik was 19 jaar en vond de hele feminisme beweging maar idioot. Dolle mina’s, vrouwen in tuinbroeken, verbrande bh’s, ik hoefde er op geen enkele wijze mee geassocieerd worden. Toen ik hoorde dat ik een verplicht college vrouwenstudies moest bijwonen, wilde ik niet gaan. En hier schiet ik tijdens het schrijven vol van mijn onwetendheid van toen. Het maakt me verdrietig to this day, dat ik toen zo onwetend was van de krachten en machten die aan het werk zijn om ons vrouwen en onze dochters klein te houden.
Niet alleen in de delen in de wereld waar vrouwen openlijk worden gediscrimineerd, maar ook vooral in de westerse landen, waar vrouwenvoetbal een achteraf plaatsje krijgt, waar vrouwen die een tennistoernooi winnen minder geld en kleinere bekers krijgen als mannen, waar in films de hoofdrollen nog altijd voornamelijk zijn weggelegd voor mannen en waar de vrouw enkel de rol als lieftallige love-interest krijgt toebedeeld (Ook in tekenfilms en animaties), waar vrouwen minder verdienen en lagere posities bekleden, waar vrouwen als object behandeld worden in reclames. Waar het al start in sprookjes, waar vader de koning oppermachtig is en de zielige prinses alleen gered kan worden door een moedige ridder (Hoezo kunnen vrouwen zichzelf niet redden en moedig zijn???) Kortom, waar vrouwen en meisjes hun hele leven de boodschap krijgen (openlijk of verborgen) dat ze zwak, niet mooi genoeg en minder waard zijn.
Op die ochtend in 1992 veranderde mijn leven compleet. Van feministenhater ging ik vanaf dat moment door het leven als feministe, vastbesloten om mijn steentje bij te dragen als het gaat om vrouwenrechten en dat doe ik al 23 jaar op mijn eigen manier, bijvoorbeeld in de opvoeding van mijn drie zoons en dochter.
Gelukkig is er een broodnodige tegenbeweging gaande. Na Dove (het merk voor lichamelijke producten, zoals zeep en bodylotions) die een langlopende campagne heeft voor positief lichaamsbewustzijn voor vrouwen, doet nu Always (hygiëne producten voor vrouwen) een geweldige duit in het zakje. Met hun campagne #likeagirl (Als een meisje) willen ze er toe bijdragen dat jonge meiden zichzelf blijven waarderen en zich niet van de wijs laten brengen door alle subliminale boodschappen van onderwaardering waar jonge meiden en vrouwen mee te maken krijgen.
Deze video schokte me door de eerlijkheid van de antwoorden en door de realisatie dat we hier nog steeds te kampen hebben met een heel groot probleem.
“You puntjepuntjepuntje like a girl, betekent in het Engels dat je iets doet als een meisje. Dat is per definitie negatief. ‘You hit like a girl‘, oftewel ‘Je hebt helemaal geen kracht’. Of ‘You run like a girl‘, Je kunt totaal niet goed hardlopen’. Als je iets als een meisje doet, bak je er niets van. het is een vaak gebruikte opmerking, vooral in de Engelse taal. Always vindt dit net zo schokkend als ik en springt hier geweldig op in met deze campagne.
Ik krijg onmiddellijk een déja-vu als ik voor de tweede keer deze ochtend in mijn theekopje kijk op zoek naar een logische opbouw van het verhaal dat ik mijn moeder wil gaan vertellen. Ik roer in de thee met mijn lepeltje, hoewel ik er geen suiker in heb gedaan. Sinds een aantal jaar gebruik ik geen suiker meer in mijn thee, maar dat weet mijn vorige-eeuw-moeder natuurlijk niet.
Ik voel dat mijn maag begint te rammelen. Het klokje naast de oven wijst acht voor half negen aan. Ik ben al ruim twee uur wakker in deze realiteit. Ik pak een banaan uit de fruitschaal en pel deze behendig in twee korte handelingen helemaal af.
Nadat ik de eerste hap heb doorgeslikt komt er nog steeds geen briljante intro van mijn betoog, dus besluit ik gewoon bij het begin te beginnen. Maar precies op dat moment, wordt de deur naast mij geopend en komt mijn vader joviaal de keuken binnen.
“Hey verloren dochter!” Roept hij gemoedelijk naar me toe. “Wat brengt jou hier op deze vroege ochtend? Moet je niet werken?” Zijn grijsbruine ogen kijken me doordringend, doch vriendelijk aan. Zijn zilveren haren die ooit donkerbruin waren dansen om zijn hoofd. “Coupe net-uit-bed” Schiet het door mijn brein. Hij heeft een spijkerbroek aan en een geblokt overhemd, maar hij moet zich duidelijk nog scheren.
“Ik ruik koffie!” Zegt hij in het luchtledige, maar zijn vrouw staat meteen op om een kopje in te schenken voor mijn vader.
“Heerlijk, zeg, dat doet een mens goed in de morgen”, zegt hij tegen mijn moeder en geeft haar een aai over haar wang. Mijn vader is inmiddels aan tafel gaan zitten op de andere kant van de hoekbank. En zo zitten we gedrieën op deze maandag de twintigste september van het jaar 1999 om bijna half negen in de ochtend om de keukentafel. Wat een giller.
“Jan, Sylvia is hier vanochtend naar toe gekomen om iets met ons te bespreken. Ik ben eigenlijk wel erg benieuwd wat dat is. Ze wilde het net gaan vertellen.” Mijn moeder kijkt haar man aan met een serieuze blik die hem wil zeggen te luisteren, zonder er gelijk bovenop te springen.
“Ik heb inderdaad iets te vertellen”, zeg ik een beetje bedremmeld. Ik had me er eigenlijk net op ingesteld om het alleen aan mijn moeder te vertellen en de komst van mijn vader maakt het iets lastiger. Misschien omdat ik denk dat mijn moeder een wat meer open geest heeft? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat ik hier ben om hulp. En advies. En zodoende zal ik van wal moeten steken. Chronologisch en accuraat. Precies zoals ik dat heb meegemaakt.
Okey… pap, mam, ik wil jullie nu iets onwaarschijnlijk eigenaardigs en ongeloofwaardigs vertellen. Iets dat mij vanochtend is overkomen en me nog steeds overkomt en waar ik jullie hulp bij nodig heb. Ik ben ten einde raad. Misschien denken jullie zo dadelijk wel dat ik gek geworden ben, dat zeg ik er maar gelijk even bij.” Ik kijk ze allebei om de beurt aan me afvragend of ze me zullen geloven.
“Zo snel denken we niet dat je gek bent, hoor Syl”, zegt mijn moeder. “We zijn wel het een en ander van je gewend.” Ik zie dat ze mijn vader aankijkt, die naar haar terug knipoogt.
“Ik ben vanochtend om kwart over zes wakker geworden naast Jeroen en ik merkte gelijk dat er iets niet klopte. Of liever gezegd; niets klopte.” Voordat ik verder kan gaan zegt mijn vader:
“Je bent er achter gekomen dat je zwanger bent.”
“Jan, stil nou even, laat Sylvia nou even haar verhaal doen.” Mijn moeder legt haar hand op zijn arm.
“Nee, ik ben niet zwanger pap, jeetje, luister nou gewoon even. Ik vind het al lastig genoeg om jullie dit te vertellen. Ik ben gewoon bang dat jullie me niet geloven. Het is erg heftig voor mij.”
“Lieverd, we zijn een en al oor”, zegt mijn moeder terwijl ze iets naar mij toe buigt en mij geruststellend aankijkt.
“Goed, ik werd dus wakker naast Jeroen vanochtend in het pikkedonker van ons huis aan de Raadhuisstraat”, vervolg ik mijn verhaal. “Ik ben me werkelijk lam geschrokken, omdat ik daar al veertien jaar niet meer woon. Ik ben gisteravond gaan slapen in mijn eigen huis en vanochtend in deze bizarre situatie wakker geworden.” De woorden komen als een snel stromende rivier uit mijn mond.
“Ho, ho, ho”, zegt mijn vader en hij maakt er een bijpassend gebaar bij met zijn rechterhand. “Lieverd, stop even. Ik ben twee dagen geleden nog bij jullie geweest om even naar de lekkende douche te kijken. Twee dagen geleden. Toen woonde je daar nog. Dat is geen veertien jaar.”
“Dat weet ik pap. Luister.” Ik haal diep adem, terwijl ik mijn handen voor me uit steek om mijn woorden kracht bij te zetten. Ik kijk naar het glad gebeitste oppervlak van de houten eettafel, kijk mijn ouders vervolgens om beurten weer aan en ga verder.
“Ik weet niet zo goed hoe ik dit aan jullie moet vertellen. Maar ik ben gisteravond als eenenveertigjarige moeder van twee kinderen gaan slapen. In mijn huis in Wormer, naast mijn echtgenoot. Op 11 mei 2014. En ik word wakker in een ver en grijs verleden op maandagochtend 20 september 1999.”
Het is even stil en vlak voordat ik verder wil gaan met mijn verhaal, barst mijn vader in een bulderend lachsalvo uit.” Hij slaat met zijn vlakke hand op tafel.
“Meis, goeie God, dat is me een grap. Ik dacht dat er echt iets aan de hand was. Maar je wilt gewoon een grapje met ons uithalen!” Hij pakt mijn handen in zijn handen en schudt ze even door elkaar, alsof hij wil zeggen dat hij een leuk grapje wel kan waarderen. Zijn dochter de grappenmaker. Maar hoewel zijn dochter wel van een gebbetje op zijn tijd houdt, is ze doodserieus. En dat ziet hij meteen. Ik lach niet. Sterker nog; ik heb nog nooit zo serieus gekeken. Mijn moeder is ondertussen achteruit gaan zitten op haar stoel met haar armen over elkaar. Ze zegt niets en ik kan haar bijna horen denken. Ze probeert door achteruit te gaan zitten de situatie van een afstandje te bekijken en ondertussen in te schatten of ik knettergek ben geworden, of dat ze haar wereldbeeld drastisch moet gaan bijstellen.
Mijn vader kijkt nog steeds lachend en hoofdschuddend naar de tafel. Hij heeft mijn handen losgelaten.
“Syl, luister”, zegt hij, terwijl hij zijn vingers ineen klemt. Hij laat een pauze vallen om als volleerd spreker zijn woorden kracht bij te zetten. Meneer de directeur. “Het is vandaag 20 september en jij bent gewoon onze zesentwintigjarige oudste dochter die hier vlakbij woont in een studentenwoning met haar vriend. En zo zeker als dat ik weet dat ik hier nu met jou aan tafel zit, weet ik dat we over vijftien jaar pas in 2014 aankomen. Als alles goed is, ten minste.” Mijn vader kijkt me indringend van onder zijn borstelige wenkbrauwen aan.
Ik weet ondertussen niet of ik in huilen moet uitbarsten, moet wegrennen of dat ik gewoon stoïcijns mijn verhaal moet vervolgen. Maar mijn moeder komt me te hulp. Ze zit nog steeds achter in haar stoel, maar heeft haar handen op haar dijbenen gelegd.
“Syl, doe gewoon even je hele verhaal. Zo ongeloofwaardig als het ons in de oren klinkt dan ook. Jij wil blijkbaar even wat aan ons kwijt en het is onze plicht als ouders om naar je te luisteren.”
Ik kijk mijn ouders een voor een aan met een gezicht wat ongetwijfeld een mengeling van hulpeloosheid en melancholie uitstraalt. Ik weet bij God niet hoe ik dit moet gaan over brengen.
Op het moment dat ik stapvoets de laatste straathoek op weg naar mijn voormalige huis nader, gaat mijn hartslag omhoog. Het idee dat ik mijn vertrouwde huis ga zien na bijna twintig jaar en dat ik mijn vijftien jaar jongere ouders mijn ongelooflijke verhaal moet gaan vertellen, maken me nerveus. Het gevoel komt denk ik nog het dichtst bij een combinatie van gespannen verwachting en opgetogenheid. In het Engels zou het ‘excited’ heten.
Dan komt de doodlopende straat in zicht met aan het eind statig oprijzend het grote groene huis. De straat is ongeveer 70 meter lang en er staan maar twee huizen aan, met twee huisnummers: 1 en 2. Deze vrijstaande, in Zaanse stijl opgetrokken villa’s met rode bakstenen en groene gevels, staan er sinds 1980. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik er een heerlijke kindertijd heb gehad, verstoppertje spelend rondom het huis en in het park en schommelend naast de garage tussen de rozenstruiken en de wilde kruidentuin van mijn moeder. De grote, schuine eikenboom biedt schaduw en koelte in de zomer en hangt beschermend over het grijs ogende grint van de oprit. Op deze sombere ochtend lijkt het grint donkerder dan normaal. De prachtige struik met rode bloemen staat in bloei en geeft deze ochtend iets van kleur. Op de oprit staat de kleine groene Matiz van mijn moeder. Links van ’t Padje staat een appartementencomplex met voor de deur zes parkeerplaatsen. Hiervan is er gelukkig nog een vrij, zodat ik mijn eigen auto kan parkeren.
Als ik even later mijn Seat uit stap, laat ik het huis in volle glorie op me inwerken. Mijn vader is bouwkundig ingenieur en een eigen huis bouwen stond altijd al op zijn bucketlist. Het huis wat voor mij staat is –en ik kan niet anders zeggen- perfect gelukt. Een combinatie van speelse en statige eigenschappen met een Zaanse inslag, maken de villa uniek in zijn stijl. Het huis is opgebouwd uit twee elementen met bijpassend puntdak; een kleinere voor de garage met verdieping en het grote, drie verdiepingen tellende woonhuis met een knal van een zolder. Mijn zusje en ik hebben er vaak schatkamertje gespeeld tussen alle verkleedkleren, boekenkisten en oude snuisterijen. Een groene tuin met bomen en bloemen omringen het geheel, met uitzondering van de oprit, welke is opgetrokken met grint. Als ik dichterbij kom, zie ik dat het grint ook daadwerkelijk donkerder is dan dat ik me dat herinner. Zojuist had ik nog de indruk dat het grint zo grijs leek, vanwege de bewolkte ochtend. Nu zie ik echter dat het veelkleurige grint heeft plaatsgemaakt voor antracietgrijs grint met van veel kleinere steen. Weer iets dat niet klopt met mijn herinnering. De auto van mijn moeder is gelukkig wel groen. Een vertrouwd beeld, dat samen met de bekende rode bloemen die het grint omlijsten, mijn gemoed weer iets tot bedaren brengt.
Het knisperende grint onder mijn voeten klinkt onbekend en anders dan het grint wat ik gewend was. Plotseling hoor ik van binnen het huis een luid geblaf en ik realiseer me dat het geluid van het grint, de hond des huizes heeft doen ontwaken. Ik spits mijn oren en hoewel ik het geblaf herken, kan ik mijn vinger er niet op leggen om welke hond het hier gaat. Mijn ouders hebben vanaf mijn geboorte diverse Duitse staanders en Teckels gehad. Aan het blafje te horen, is dit een teckel. Zou het hier gaan om Saartje? De dwergteckel met het kromme staartje? Een goede vriend van mijn ouders gaf haar de bijnaam Sara tire de la bouchon, wat een vrije vertaling is van kurkentrekker in het Frans, een liefdevolle verwijzing naar haar gekrulde staartje.
Ik kies ervoor om de achterdeur te nemen die rechts gesitueerd is naast de garagedeur. Deze deur is meestal niet afgesloten en leidt naar de garage en de bijkeuken. Als ik de deur open, zie ik rechts tegen het wandje de bovenlader wasmachine staan waar ik mijn muffe gym- en hockeykleren op placht te leggen. Na enkele dagen verschenen ze dan weer miraculeus schoongewassen in mijn sporttas.
De houten deur naar de keuken ligt hoger gelegen en is te bereiken via een betonnen trapje met drie treden aan mijn rechterhand, tegenover de wasmachine. Ik hoef de deur niet zelf te openen, omdat het vrolijke hoofd van mijn moeder al in de opening verschijnt. Haar gezicht oogt jonger en haar haren hebben nog de onmiskenbare kleur van zomerse honing. Net zo blond als mijn haren. Ze glimlacht en haar groene ogen stralen als ze met een zwaai de keukendeur helemaal opent en er een luidkeels blaffend teckeltje op me afrent. Haar gekrulde staartje beweegt heftig heen en weer en ze begint uitgelaten tegen me op te springen.
“Hey Saar!” roep ik blij en begin het lieve dier te aaien. De tranen springen in mijn ogen. Ze is al jaren dood in het tijdperk waar ik vandaan kom en ik heb haar echt gemist.
“Kom binnen, lieverd”, zegt mijn moeder, nog steeds de deur open houdend. Ze klakt met haar tong en Saartje schiet langs haar heen de keuken in.
“Hoi mam”, zeg ik glimlachend en geef mijn moeder drie zoenen op haar wangen. “Zou ze iets aan me merken?” Ik vraag het me echt af. Ik ben vijftien jaar ouder en wijzer. Uiterlijk is er niets aan me te merken, maar het feit dat ik geen brood meer eet, koffie laat staan en geen shaggie in mijn mondhoek heb, zal haar misschien verbazen. Ik kan dat natuurlijk afdoen als een gezonde verandering van mijn leefgewoonten. Het is geen geheim dat ik toentertijd zowel wilde stoppen met roken als afvallen. Maar het feit dat ik volwassener, een stuk rustiger en wijzer ben geworden in de lastige vijftien jaar die achter me liggen, kan ik waarschijnlijk niet wegpoetsen met een smoes. En waarom zou ik ook. Ik moet mijn geheim met iemand delen. Hoe dan ook, zal ik in ieder geval mijn moeder moeten vertellen over wat ik de afgelopen uren heb meegemaakt. Ik vertel haar sowieso altijd alles en mijn moeder heeft zich altijd geopenbaard als een vrijzinnig mens met een open mind.
De aanblik van de grote, donkergrenen hoekkeuken uit het begin van de tachtiger jaren vind ik geweldig. Met alle geheime laatjes en opberghoekjes, het gezellig betegelde aanrechtblad en de dubbele oven waar gelijktijdig koekjes en zelfgebakken brood in gebakken konden worden. Met de ronde, houten eettafel en de hoekbank aan de andere kant van de keuken, tegen de wit gestuckte wanden met de gezellige nisjes. Toen mijn vader een keer weg was voor zaken, hebben we de halve keuken opnieuw moeten schilderen, omdat ik zo slim was geweest de Heinz tomatenketchupfles te schudden met de dop er niet goed opgedraaid. Het leek wel alsof iemand met een kettingzaag een schoolklas met meisjes had vermoord, zo rood was de muur. Ik moet nog grinniken bij de herinnering. Aan beide kanten van de tafel is een deur. De deur aan de linkerkant leidt naar het verhoogde deel van de huiskamer waar de diner tafel staat en de boekenkast. Dit gedeelte wordt met tuindeuren gescheiden van het hoge terras. De rechterdeur leidt naar het andere verhoogde deel van het huis, het loftgedeelte, aangrenzend aan de hal en voordeur. Tussen het verhoogde deel in, ligt de grote woonkamer met open haard en de openslaande deuren naar de lage veranda. Omdat ik inmiddels langs mijn moeder heen ben gelopen om het huis te bekijken, kan ik alles in volle glorie aanschouwen. Ik loop vanaf de dinertafel de woonkamer in en vervolgens de hoek met de piano om naar het loftgedeelte. Hier is het plafond zeker vier, vijf meter hoog. Als kind gingen we in de kersttijd met mijn vader een kerstboom halen van wel 3,5 meter. Althans, in mijn herinnering waren deze bomen zo groot. Met keukentrapjes moest de kerstboom versierd worden. En nu ik hier sta, naar boven kijkend, komen deze herinneringen weer terug. Aansluitend aan de loft, begint de geknikte vaste trap naar boven, prachtig aangelegd met een kasteelachtig bewerkte eikenhouten trapleuning, die doorloopt in de opgang naar de slaapkamers. Verkleed als prinses ben ik menig keer gracieus de trap afgelopen als ik weer een modeshow gaf in een zelf verzonnen prinsessen outfit.
Mijn moeder loopt via de rechter keukendeur naar me toe en staat in de deuropening naar me te kijken.
“Syl, wat zoek je?” Als ik me omdraai zie ik dat ze me vragen aankijkt.
“Oh, niks, mam, ik vind het gewoon super om het huis weer te zien!” Met een grote glimlach kijk ik haar aan.
“Je bent hier een paar dagen geleden nog geweest! Maar ik ben blij dat je met een frisse blik je ouderlijk huis kunt waarderen.” Ze knipoogt en loopt terug naar de keuken.
“Ik heb de koffie klaar, lieverd”, zegt mijn moeder, terwijl ze de fluitketel van het fornuis neemt en het water in de koffiemaker doet. Een glazen pot met een filterdeel die langzaam de koffiedrap naar beneden duwt. Het maakt de heerlijkste koffie, maar ik hoef het niet.
“Dat ziet er heerlijk uit, mam, maar ik heb liever thee. En een banaan. Vind je dat erg?”
“Oja, ‘tuurlijk, geen probleem, ik heb nog water.” Mijn moeder pakt een bruinglazen beker en scharrelt wat in de grote uitschuiflade onder het fornuis op zoek naar de thee. In de la staan potten met losse earl grey thee en lapsang souchong thee. Beiden heerlijke theesoorten, maar wel zwarte thee en dat drink ik niet meer.
“Mam, heb je ook rooibosthee of muntthee ofzo? O wacht, je hebt vast nog munt in de tuin, toch?”
“Ja, ik ga even plukken, dan neem ik zelf ook een kopje. Dat vind ik wel lekker. De koffie bewaar ik dan voor zo als je vader wakker is.” Mijn moeder loopt via de deur naar de bijkeuken naar de zijtuin, waar de kruiden groeien. Dat geeft mij even tijd om onbeschaamd het huis te bewonderen. Want wat heb ik het hier gemist zeg! Ik loop weer door de linker keukendeur richting de huiskamer naar het lage woongedeelte en kom bij de tuindeur tot stilstand. De tuin ligt er prachtig bij met het groene gazon, de boomgaard en de kleurige bloemen. Mijn ouders zijn geen tuiniers, maar houden de tuin wel bij. Deze combinatie maakt de tuin juist wild genoeg om gezellig te zijn en netjes genoeg om fijn in te kunnen vertoeven.
“Syl, de thee is klaar.” Uit de keuken hoor ik de stem van mijn moeder en ik loop terug. Mijn moeder is aan de ronde keukentafel gaan zitten op haar eigen plek, het dichtst bij het fornuis. Ik ga op mijn vroegere eigen plek zitten, naast de rechterdeur, tegen de muur op de hoekbank. Onder mijn voeten staat de hondenmand waar Saartje weer rustig in is gaan liggen.
Mijn moeder wijst naar de fruitmand op tafel. “Neem lekker een banaantje, kind”, zegt ze, wijzend naar de grillig uitgesneden boomstronk met appelen, bananen en mandarijnen. “En vertel me dan eens; wat is er zo belangrijk op deze vroege ochtend?”
“Eh…mam… zijn jullie gewoon thuis?” Ik weet dat het idioot klinkt om deze vraag te stellen, maar ik kom er niet onderuit.
“Ja natuurlijk, lieverd. Je belt me nu toch thuis?” Hoewel haar lach liefdevol klinkt, kom ik er geen steek mee verder.
“Ja, nou… ehm, ik dacht, misschien hebben jullie de telefoon doorgeschakeld en zijn jullie in Limburg.” Dat deed men vroeger toch soms, de telefoon doorschakelen? Althans dat herinner ik me uit het verleden.
“Oh zo,” zegt mijn moeder, “Nee hoor, kind, we zijn gewoon op ’t Padje.”
Ik roep nog net geen ‘hoera’ door de telefoon, maar de wetenschap dat ze nog in de mooie villa aan ’t Padje wonen maakt me uitzinnig van vreugde. Ik ga de villa weer zien! Na bijna twintig jaar ga ik mijn favoriete huis weer zien. De fijne villa waar ik al mijn kinderjaren heb doorgebracht. Ik was zo verdrietig toen mijn ouders het huis verkochten. En ik droom nog steeds heel regelmatig van het huis en dwaal dan in de nachtelijk uren er in rond.
“Mam, dan zien jullie me zo verschijnen!” Roep ik bijna blij uit.
“Papa ligt nog in bed, lieverd, je zult het met mij moeten doen”, lacht mijn moeder.
“Okay mam, tot zo.”
Mijn moeder en ik hangen op en ik start de auto. Deze keer met een gevoel van vreugde en niet met een gevoel van vertwijfeling. Ik ga mijn ouders zien! En mijn oude huis!
Even later ben ik onderweg weer terug naar Koog aan de Zaan. Deze keer neem ik de rechttoe rechtaan route via de Provincialeweg, zodat ik in de auto even in alle rust mijn gedachten op een rijtje kan zetten. Alweer. Zonder ook maar een seconde in de zekerheid te zijn dat mijn gedachten ook echt op een rijtje gaan staan. Dat schijnt een mission impossible te zijn. Zeker met zo veel losse eindjes. Want hoewel ik inmiddels heb geaccepteerd te zijn terecht gekomen in de vorige eeuw, kan ik er met mijn verstand niet bij dat mijn herinnering niet zou kloppen. Ik weet namelijk zonder enige twijfel dat mijn ouders in 1996 verhuisd zijn en met geen enkele mogelijkheid nog in de villa hadden kunnen wonen in 1999. Hier ben ik net zo zeker van als dat mijn moeder Joke heet en ik twee kinderen heb. Zeker na de geboorte van deze twee kinderen heb ik het korte termijn geheugen van een dronken goudvis. Maar mijn lange termijn geheugen is nog steeds angstwekkend accuraat. En omdat mijn geheugen het bij het rechte eind heb, rijst de vraag op wat dan een andere logische verklaring zou kunnen zijn van de discrepantie van data.
En dan schiet me plotseling iets absurds te binnen. Tijdens een interessante YouTube marathon, waarin ik meer wilde weten over quantum mechanica, struikelde ik maanden geleden over iets bijzonders. Ik kijk al jaren geen reguliere televisie meer en kan me daarvoor in de plaats heerlijk verliezen in allerlei video’s op het Internet. En als ik meer wil weten over een onderwerp, ben ik zonder dat ik er erg in hebt vaak ineens uren verder. Nadat ik wat video’s had bekeken over kwantum mechanica, kwam ik ineens op een YouTube kanaal terecht van een interessante vrouw. En in een van haar video’s legde ze aan de hand van een heel apart voorbeeld het principe van alternatieve tijdlijnen uit. Hierop verder Googlend ontdekte ik dat het hier ging om een bekend en veel besproken Science Fiction achtig gegeven, waar ik geen touw aan kon vastknopen.
Dit is wat ik me er nu nog van herinner:Vanaf de zestiger jaren bestond er in de Verenigde Staten een stripverhaal over een familie teddyberen. Het stripverhaal is later tot tekenfilm getransformeerd en heel veel Amerikaanse kindjes hebben de serie vanaf halverwege de tachtiger jaren gevolgd. Ik weet er zelf niets van, omdat de serie hoogstwaarschijnlijk niet op de Nederlandse televisie is getoond en was dit wel zo geweest, dan had me de serie als tiener niet kunnen boeien. De naam van deze familie beren die de hoofdrol speelt in zowel de strip als de tekenfilmserie is: ‘De Berenstain Bears’. Het bizarre van het hele verhaal is echter dat ongeveer de helft van de Amerikanen die de serie als kind hebben gekeken of de stripverhalen hebben gelezen, ervan overtuigd zijn dat de serie vroeger ‘De BerenstEin Bears heette. Dat hoeft op zich niet raar te zijn, omdat er wel vaker namen worden gewijzigd. Zo heette de lekkernij Twix vroeger Raider en ging schuurmiddel Cif door het leven als Jif. Niemand zal dit betwisten. Alleen met de Berenstain Bears ligt dit wat meer gecompliceerd. Ik heb gegoogled op ‘Berenstein Bears’, waarop Google me vroeg of ik misschien BerenstAin Bears bedoelde. Nadat ik verder zocht was er geen enkel voorbeeld voorhanden, noch in titels van oude stripboeken, noch in de titels en het liedje van de serie, waarop duidelijk werd dat het ging, of ooit is gegaan om de ‘Berenstein Bears’. En toch zijn er talloze Amerikanen die er honderd procent zeker van zijn dat het altijd -naar hun eer en geweten- is gegaan om de BerenstEin berenfamilie.
Ik kan me herinneren dat ik een halve dag heb gespendeerd op een forum waarop allerhande mensen hun ervaringen en herinneringen deelden. Zo was er een oud-lerares die vertelde dat ze de stripverhalen van de ‘Berenstein Bears’ regelmatig voorlas aan de kinderen van haar klas. Daarbij gebruikte ze de Joodse naam van deze beertjes als voorbeeld van hoe je de stein van Berenstein uitspreekt. In het Engels zeg je namelijk ‘stien’ en niet ‘steen’, zoals in de alternatieve naam ‘Berenstain’. In al die jaren dat ze les heeft gegeven, heeft ze Berenstein hiervoor gebruikt. Een andere nu volwassen man, vertelde hoe hij als jongetje altijd gepest werd met de Berenstein Bears. Hij heet zelf Berenstein en weet zonder enige vorm van twijfweet natuurlijk zeker dat hij dezelfde naam had als deze beertjes en dat hij om die reden gepest werd. Als de berenfamilie toen Berenstain had geheten, zoals dat in deze realiteit het geval is, had hij waarschijnlijk nooit te kampen gehad met deze pesterijen.
Ik weet nog dat ik totaal overrompeld was door dit welhaast ongeloofwaardige verhaal. Er werd op andere websites verteld dat er in deze kwestie sprake is geweest van een ‘reality shift’, waarbij een tijdlijn ongemerkt overgaat in een alternatieve tijdlijn. Hierbij kunnen kleine veranderingen, zoals een letter in een naam, grote gevolgen hebben. En hoewel sommigen met herinneringen en al mee gaan met een nieuwe tijdlijn, zijn er dus ook mensen die zeker weten dat het in hun herinnering vroeger –voor de shift- toch echt anders was. Zo kan ik me de verwarring herinneren die ik zelf voelde toen Nelson Mandela ineens weer bleek te leven. Ik wist zeker dat ik in de tachtiger jaren als meisje zijn begrafenis had gezien op TV. Nog een voorbeeld van een ‘reality shift’ waar heel veel mensen een andere herinnering delen. Ik kwam er achter dat dit dan ook wel ‘Het Mandela effect’ wordt genoemd.
En in dit moment van verwarring vraag ik me ineens af of ik in mijn huidige situatie ook in een soort reality shift terecht ben gekomen. Eentje waarin mijn herinneringen heel anders zijn dan de werkelijkheid waarin ik me bevind. Het maakt echter totaal niet uit welke naam deze geschiedkundige plot twist krijgt. De vraag die ik hoe dan ook zal willen beantwoorden is, is of deze onverwachte wijziging ook invloed zal hebben op de realiteit waar ik uit vandaan kom. Want welke gevolgen heeft het voor 2014 als de tijdlijn waarop ik zat, ineens is versprongen?
Ik ben tot stilstand gekomen voor het stoplicht van de Guisweg bij NS Station Koog-Zaandijk. Het is inmiddels druk geworden met verkeer van Zaankanters die op weg zijn naar hun werk in Amsterdam. Werk. Dat varkentje moet ik ook nog wassen. Ik zucht diep en bedenk me voor de zoveelste keer dat een sigaretje er nou echt wel in zou gaan. De ‘Berenstein Bears’ echo’t nog na in mijn oren als ik optrek met de file van forenzen en even later linksaf sla de Museumlaan in, op weg naar de villa van mijn ouders.
“Wie is daar?” Spreekt een onbekende mannenstem.
“Ik ben het, Sylvia!” Ik probeer zelfverzekerd te klinken, maar de trilling in mijn stem laat mij weten dat ik daarin jammerlijk faal. “Niet weer”, denk ik. “Laat mijn ouders er alsjeblieft zijn. Niet weer net als bij Sandra. Ik wil mijn familie zien.” Een snik welt op vanuit mijn binnenste als ik de man hoor zeggen:
“Ik ken geen Sylvia. Weet je zeker dat je het goede huisnummer hebt?”
“Ja, ik zoek mijnheer en mevrouw Lievegoedt. Die wonen hier op nummer 82.”
“Ik vind het heel vervelend voor je, maar deze mensen wonen hier niet. Sorry,” De man klinkt vermoeid en verbreekt zonder mijn antwoord af te wachten de verbinding.
“Oh nee,” fluister ik toonloos, leunend met mijn voorhoofd tegen de intercom, met mijn handen balans zoekend tegen de gladde wand. Ik heb geen idee hoelang ik hier sta in dit moment van totale wanhoop, maar het voelt eindeloos.
Ik wil me niet los maken uit mijn innige omhelzing met de intercom. Dat zou betekenen dat ik het onvermijdelijke moet accepteren. En dat is dat ik er gewoon geen idee van heb waar ik naar toe moet gaan. Nu terug gaan naar Jeroen is geen optie, omdat ik niet geconfronteerd wil worden met mijn kinderloze en verre verleden met deze man. Ik kan ook niet naar mijn werk, om de doodeenvoudige reden dat ik momenteel helemaal niet weet waar ik werk. En naar mijn zusje wil ik niet, omdat ze zo vaak is verhuisd in de negentiger jaren. Op de bonnefooi naar een van haar vroegere woonplekken toe gaan, durf ik niet. In de afgelopen anderhalf uur heb ik twee keer voor de verkeerde deur gestaan en het idee dat dat me een derde maal gaat overkomen, klinkt me niet heel erg aantrekkelijk in de oren.
Ik kijk om me heen in de hoop dat de aanblik van de betonnen omgeving mij een gouden ingeving gaat brengen. De bruine bakstenen van de flat gaan boven de blauwe voordeuren over in grijs beton en kijken mistroostig terug. De straatlantaarns zijn inmiddels uit gegaan en de dikke ochtend bewolking ligt net zo zwaar over de wereld als mijn winterjas over mijn schouders.
Een zachte windvlaag laat een oranjebruin herfstblaadje om mijn voeten dwarrelen en de plotselinge wind lijkt een vervelend knagend vakje te openen in mijn hersenen. Uit dit vakje rolt de datum van vandaag en de verhuisdatum van mijn ouders en het klopt niet. Op 14 augustus 1996 verkochten ze hun zelfgebouwde, in Zaanse stijl opgetrokken villa aan een echtpaar met drie dochters. Dit weet ik nog zo goed, omdat deze datum exact een half jaar na mijn drieëntwintigste verjaardag viel. Mijn ouders hebben daarna een aantal maanden in hun tweede huis in Zuid-Limburg gewoond, maar ze kregen te veel heimwee naar de Zaanstreek en besloten om hier op zoek te gaan naar een woning. En toen ik begin november 1996 de advertentie van deze flat in het plaatselijke suffertje zag staan, hebben ze niet getwijfeld. Twee weken later trokken ze in dit gezellige penthouse met uitzicht over de Zaan en tot op de dag van gisteren, althans in 2014, wonen ze daar met erg veel plezier.
Vandaag bevind ik me ineens op 20 september 1999 en hadden ze derhalve zonder enige twijfel hier moeten wonen. Wat is er dus aan de hand? Dat ik naar het schijn ben terug gereisd in de tijd is al bovennatuurlijk genoeg naar mijn zin. Maar hoe kan het dat mijn ouders niet wonen op de plek waar ze horen te wonen? Althans in het voor mij bekende verleden. Ik haal vervolgens in een opwelling mijn mobiel uit mijn schoudertasje en klap deze open. Het is een gewoonte. Met mijn smartphone is de hele wereld met al haar antwoorden altijd binnen handbereik. Wekkers en stopwatches, foto’s, filmpjes, Whatsapp, Google en Facebook; alles is een vingertik van mij vandaan. Wat ik in mijn hand houd is echter nog steeds niet mijn geavanceerde Samsung, maar de oude, zwarte Motorola uit 1999. En deze vertelt me dat het elf minuten voor acht is. Verder niets. Ik kan geen mail checken, geen Internet bekijken, geen weersverwachting krijgen. En ik kan mijn ouders niet eens bellen. Een mobiel hebben ze nog niet in 1999 en hun huistelefoon gaf geen gehoor toen ik ze om half zeven vanochtend probeerde te bellen. Dat is gezien de omstandigheden ook niet zo vreemd. Ze wonen hier immers helemaal niet.
Ik kauw vertwijfeld op de nagel van mijn linker wijsvinger, terwijl ik mijn Motorola dicht klap in mijn rechterhand. Het in elkaar klikkende plastic brengt me met een schok tot een realisatie die me de ogen naar de straat doet wenden van schaamte. “Hoe kun je nou zo suf zijn, Syllepil?” Ik zeg het half hardop en klap mijn telefoon weer open. Ik heb toch gewoon een adressenlijst waar ik door heen kan scrollen? “Tjongejonge, hoe zeer van gisteren kun je zijn zeg”, mopper ik tegen mezelf. “Laten we het vraagstuk gisteren en vandaag in deze context maar even buiten beschouwing laten,” zegt een stemmetje in mijn brein laconiek terug.
Ik moet nog even goed vogelen alvorens ik uitgevist heb hoe ik de adressenlijst naar voren kan toveren. Als ik deze heb gevonden ga ik snel naar de O van Ouders, maar ik zie gelijk dat ik bij de P van Papa en mama moet zijn. En daar staat pontificaal in het display het overbekende telefoonnummer van mijn familie. Het nummer dat we hebben gehad vanaf mijn geboorte in Zaandam, alle jaren in Koog aan de Zaan tot aan de verhuizing van mijn ouders naar Wormer. Blijdschap overspoeld me bij het zien van deze vertrouwde cijfers die zo bekend klinken in mijn hoofd. Hoewel ik er niet met mijn hoofd bij kan dat ik niet eerder heb gedacht aan mijn adressenlijst, ben ik toch opgetogen dat ik ze nu kan gaan bellen. En hopelijk aan de lijn krijg. Nadat ik de nummers heb ingetoetst en wacht op het overgaan van de telefoon, loop ik rustig terug naar mijn auto. De telefoon gaat over! Dit betekent dat het nummer nog in gebruik is. Als ik weer plaatsneem op mijn autostoel, is de telefoon inmiddels vier keer overgegaan. Dan een klik en de vertrouwde stem van mijn moeder:
“Goeiemorgen met Joke Lievegoedt!”
“Mam! Met mij!” Ik gil het bijna uit van vreugde.
“Hé meis, wat klink jij wakker en vrolijk op deze vroege ochtend?” Mijn moeders stem rolt opgewekt en uitgeslapen uit de telefoon. Gelukkig heb ik haar niet wakker gebeld.
“Was je al op, mam?” Vraag ik voor de zekerheid.
“Ja lieverd, ik was al eventjes op.
“Mam”, zeg ik rustiger, serieus bijna, “Kan ik zo even bij jullie langskomen?” Mijn vingers omklemmen het autoportier in afwachting van haar antwoord.
“Natuurlijk! Is er iets?” Vraagt ze vriendelijk.
“Nou, er is eigenlijk wel iets wat ik even met jullie moet bespreken zo.”
“Okay….” Er klinkt twijfel in de stem van mijn moeder. “Maar moet je dan strakjes niet werken?”
“Eh ja,” stamel ik. “Ik geloof het wel, maar ik kom toch even langs, goed?”
“Ja, is goed hoor, ik zal een kopje thee zetten. Heb je al ontbeten?”
“O shit,” denk ik. “Weer dat ontbijt.” Ik heb er echt geen idee van wat ik moet gaan eten. Brood wordt het niet. Ik eet natuurlijk alleen maar fruit en groente. Tenminste in het heden. In dit verleden had ik nu waarschijnlijk al twee koppen koffie en drie shaggies achter de kiezen.
“Mam,” antwoord ik dan na een paar seconden, “heb je iets van een banaantje of appel in huis?”
“Ja hoor kind, komt goed.”
De geruststellende klank van mijn moeders stem heeft een verzachtende uitwerking op mijn half overspannen systeem. Maar het lastigste komt nog. Ik moet uitvinden waar ik naar toe moet. Want als mijn ouders niet in de flat wonen, waar wonen ze dan?
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.