door Tanja | aug 9, 2015 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Om mijn moeders vraag te beantwoorden, zeg ik: “Ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik kan eten. Op alleen appels en bananen ga ik het niet redden vandaag. Zal ik je iets vertellen over mijn eetgewoontes in het jaar 2014?”
Mijn moeder knikt geïnteresseerd. Ze is niet alleen psychologe, ze weet zelf ook veel af van voeding en heeft ons met gezonde maaltijden grootgebracht. Maar daar hoorden ook brood en melk bij. Inmiddels weet ik dat zowel brood als melk niet bijster heilzaam zijn voor het menselijk lichaam. Maar in die discussie heb ik nu geen zin.
“In mijn eigen jaar eet ik eigenlijk voornamelijk plantaardig en probeer ik niet alleen alle voedingsmiddelen die afkomstig zijn van dieren te vermijden, maar eet ik ook geen suiker, brood en andere voedingsmiddelen met granen.
“Ongelooflijk!” Roept mijn moeder verbaast uit. “Jij kauwt dus de hele dag op worteltjes en banaantjes?” Ze grinnikt. “Dat had ik nooit durven dromen. Je gruwelde altijd van groenten. Zeker van worteltjes. Ik sta ervan te kijken!” Ik moet lachen om de herinnering aan al mijn moeders vegetarisch gekook en haar nobele streven om ons te voeden met goede maaltijden. Mijn verzet tegen veel van haar gezonde kost moet haar soms enorm gefrustreerd hebben.
“Maar het tegendeel is waar mam, ik kauw helemaal niet de hele dag op worteltjes. Ik eet lekker en gevarieerd. ’s Ochtends start ik met een liter sap van groenten en fruit. In de middag eet ik vaak een smoothie met banaan en als diner een heerlijke salade met aardappeltjes of een rijstenwrap met sla en vegetarische stukjes. Ik maak ook mijn eigen rauwe chocola en maak overheerlijke taarten van veganistische, rauwe ingrediënten.”
“Klinkt goed, lieverd! Vooral die chocola en die taart, daar ben ik wel benieuwd naar.”
“Ik leg het nog wel eens uit. Het probleem nu is dat ik geen sapcentrifuge heb en dergelijke. Ik kan dus geen juice maken.”
“O jawel hoor!” Mijn moeder steekt triomfantelijk haar wijsvinger in de lucht, “Tada!” Ze trekt een keukenkastje open en haalt er een machine uit die verdacht veel op een sapcentrifuge lijkt.
“Super!” Ik lach blij. “Wat heb je voor fruit en groenten in huis?”
Mijn moeder laat me het volgende kwartier mijn gang gaan en ik maak van wat winterpeen, citroen, een grapefruit en een paar sinaasappelen een heerlijke juice. Als ik de machine heb schoongemaakt, schenk ik voor zowel mijn moeder als mijzelf een glas in.
“Zo mam, dit is normaliter mijn dagelijks ontbijt.” We proosten en mijn moeder smakt met haar lippen.
“Het smaakt fantastisch. Dit houd ik er in voor je vader en mijzelf. Maar hier heb je toch niet genoeg aan?’” Vraagt mijn moeder een beetje bezorgd.
“Voorlopig wel. En voor vanmiddag zorg ik voor een salade of een tros bananen. Ik moet straks wel nog even naar de Albert Heijn. Zit die nog steeds in Koog tegenover de ouwe Chios?”
“Klopt”, zegt mijn moeder. “Je kunt van mij een boodschappentas lenen. En wat doe je nu met Jeroen? Ga je straks naar huis terug?”
“Ik weet het echt nog niet.”
Ik zucht maar weer eens diep en zet mijn halflege glas oranjekleurig sap terug op tafel. Ik heb inmiddels door dat het diep inademen en stevig doorzuchten goed werkt tegen de constante drang om een sigaret op te steken. Ik vind het maar lastig en kijk niet bepaald uit naar de vijf dagen lichamelijk afkicken van roken die voor me liggen. Gelukkig hoef ik niet psychisch te stoppen met roken. Dat heb ik vele jaren geleden al gedaan en die psychische drang maakt geen deel meer uit van mijn dagelijkse werkelijkheid.
Ik denk aan Jeroen en mijn vergane leven in de studentenwoning. Hoe moet ik in vredesnaam terug naar die situatie? Ik wil het leven van de zesentwintigjarige Sylvia niet nodeloos overhoop halen. Maar als ik diep ik mijn hart kijk, zou ik het liefst mijn spullen pakken en terug gaan naar mijn grote, oude kamer boven de garage van de villa van mijn ouders.
“Ik wil heel graag hier naar toe komen met mijn spullen, mam. Ik wil niet meer bij Jeroen wonen.” Op het moment dat ik het zeg, snap ik dat dit de situatie niet eenvoudiger maakt. Want wat als de relatie wordt afgebroken? Hebben we dan nog steeds kinderen in 2014? Viggo en Sterre wil ik voor geen goud missen. Een stemmetje in mijn hoofd, breekt mijn overpeinzingen echter af door me te melden dat het allemaal niet uitmaakt. Ik bevind me immers op een paralelle tijdlijn. Mijn keuzes binnen deze werkelijkheid zullen geen invloed hebben op mijn eigen tijd. Althans, dat hoop ik dan maar.
“Ik vind het lastig, lieverd”, zegt mijn moeder oprecht. “Ik wil je graag steunen, maar Jeroen en jij zijn gelukkig samen. Die indruk krijg ik tenminste. En al die leuke momenten met jullie gezamenlijke vrienden en vriendinnen…” Mijn moeder is even stil, terwijl ze naar de Toscaans gekleurde tegels staart die onder onze voeten liggen.
“Ik weet het ook niet mam.” Ik staar met haar mee naar de tegels en realiseer me dat ik het zinnetje ‘Ik weet het niet’ de afgelopen uren vaker heb gezegd en gedacht dan ooit tevoren.
Abrupt sta ik dan op en zeg stellig tegen mijn moeder: “Mama, ik kan daar simpelweg niet wonen momenteel. Ik ben eenenveertig en al jaren gescheiden van die man. Geen haar op mijn hoofd dat ik een bed, een tafel of een bank met hem ga delen nu. Ik kan alleen maar hopen dat mijn zesentwintigjarige bewustzijn het binnenkort weer overneemt en ik naar huis ga.” Ik kijk mijn moeder bijna smekend aan. Ze beantwoordt mijn smeekbede.
“Het staat buiten kijf dat jij hier kan slapen. Natuurlijk. Je bent mijn dochter. Het hele eiereten is alleen: wat ga je tegen Jeroen zeggen?”
Ik ben even stil en staar weer naar de tegels. Ze zijn verschillend van kleur. De ene is wat meer oranje, anderen hebben meer blauw in de steen. Sommige bruin en ik ontwaar zelfs iets van een rode gloed in een van de tegels.
“De ondergaande zon”, zeg ik gedachteloos. “Mam, de tegels zijn zo mooi, dit heb ik nooit zo bekeken. Ze zijn allemaal net even anders van kleur. Het is net de lucht als de zon onder gaat.”
Mijn moeder fronst haar wenkbrauwen.
“Ja je hebt gelijk. Dit zijn van die details die ik niet meer zie. Ik ben zo gewend aan deze tegels.”
Ik moet ineens denken aan de laatste ondergaande zon die Sasja en ik samen hebben gezien. Het was zo mooi. De lucht kleurde in een net zulk gevarieerd Toscaans kleurenpallet als de vloer van deze keuken. Blauw met oranje en rood. Zelfs roze en lichtblauw. We zaten bij een heel simpel strandtentje in Egmond aan Zee. Sasja dronk een Ice Tea en ik een verse muntthee met honing. De oranje zon gloeide trots en daalde rustig af in zee, terwijl wij genoten van het uitzicht. En dan weet ik het plotseling heel zeker. Ik ga naar Sasja toe.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Moyan Brenn (Flickr)
door Tanja | aug 2, 2015 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Jeroen is nog niet de deur uit of ik roep het bijna uit naar mijn ouders: “Wie is Petra? En mevrouw de Vries en wat doe ik voor werk?”
“Syl, weet je dat echt niet? Ga even zitten.” Mijn moeder gebaart naar de tafel, terwijl ze zelf weer plaatsneemt.
“Mam, het enige dat ik weet is dat ik in 1998 ben afgestudeerd aan de Hogeschool van Amsterdam, richting Personeel en Arbeid.” Ik ga zitten en kijk -mijn handpalmen stevig op tafel zettend- mijn moeder aan. “Daarna ben ik gaan werken als Intercedent, vervolgens als Personeelsfunctionaris bij een Verzorgingstehuis en ergens in 2000 ben ik terecht gekomen bij een Internetbedrijf. Ik weet de precieze time frames ook niet meer uit mijn hoofd. Het is al zo lang geleden.”
Ik weet dat mijn stem wanhopig klinkt en zo voel ik me ook. Ik heb er echt geen idee van hoe mijn carrière er uit zag in september 1999, omdat ik rond die tijd van baan verwisselde. En ook al kreeg ik toen ander werk, dan wil dat nog niet zeggen dat mijn wereld er op deze vreemde tijdlijn hetzelfde uitziet als op mijn eigen tijdlijn.
“Weet je wat, ik schenk eerst nog even een vers kopje thee in”, zegt mijn moeder.
“Ik wil geen kopje thee!” Mijn stem klinkt harder dan ik bedoeld had. “Ik wil precies weten hoe de vork in de steel zit. Waar werk ik nu? Weten jullie dat?”
“Natuurlijk weten we dat, Sylvia.” Mijn vader spreekt zijn woorden zorgvuldig uit en het lijkt wel alsof ik iets van vermoeidheid in zijn stem hoor. Hij pauzeert even en hij lijkt ook de volgende woorden rustig te kiezen als hij verder gaat.
“Op dit moment werk je als maatschappelijk werker en je begeleidt gezinnen die het moeilijk hebben. Je functie heet Gezinscoach of Ambulant Thuisbegeleider. Petra is je leidinggevende. Ze is een paar jaar ouder dan jij en jullie gaan ook privé met elkaar om.” Mijn vader blijft me aankijken als hij tegen me spreekt. Alsof hij wil peilen hoe ik reageer als hij me deze informatie geeft.
“Pap…” Ik zucht diep. “Zo’n baan heb ik nooit gehad. Ik heb twee jaar Maatschappelijk Werk en Dienstverlening gestudeerd en daarna ben ik overgestapt naar de opleiding Personeel en Arbeid. Dat zijn twee opleidingen binnen dezelfde faculteit: De faculteit sociaal agogische opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. Ik kan nooit iets met maatschappelijk werk zijn gaan doen, omdat ik die studiekeuze niet heb gemaakt.” Ik blijf mijn vader strak aankijken, maar ik weet dat hij me de onvermijdelijke informatie gaat geven dat ik in deze tijdlijn een ander leven heb.
“Dat klopt, Syl”, zegt mijn vader. “In 1996 stond je op een kruispunt. Je wilde dolgraag doorstuderen op het HBO, maar je zette grote vraagtekens bij je studiekeuze. Dat was ook precies het moment dat je moeder en ik voor de keuze stonden om de villa al dan niet te verkopen. Nadat wij ervoor kozen dit niet te doen op jouw aanraden, besloot jij ook om Maatschappelijk Werk en Dienstverlening te blijven studeren.”
Ik weet zeker dat ik mijn vader met open mond aan staar. Vroeger toen ik nog een klein meisje was zei hij vaak: “Syl doe je mond dicht als je dagdroomt, straks vliegt er nog een vogeltje naar binnen en dan bouwt ie een nestje in je mond.” Visueel ingesteld als ik was, zag ik altijd hordes felgekleurde musjes koers zetten richting mijn mond en nestjes met eitjes leggen op mijn tong. Ik sluit mijn mond.
“Waarom koos ik voor Maatschappelijk Werk dan?” Ik kijk mijn ouders afwisselend aan.
“Nadat wij ervoor hadden gekozen om hier te blijven wonen, kozen onze buren er voor wel te verhuizen.” De villa naast ons was al die tijd bewoond geweest met een oud-collega van mijn vader en zijn vrouw. Blijkbaar hadden zij in 1996 wel gekozen voor een ander huis.
“Wie kwamen er daarna wonen?” Ik ben er nieuwsgierig naar en vraag me af of deze nieuwe mensen iets te maken hebben met mijn studiekeuze. Mijn vader schraapt zijn keel voordat hij verder gaat.
“Hierna kwam er een weduwe wonen. Haar man was tandarts geweest en zij werkte als Maatschappelijk Werker. Je kon het goed met haar vinden en besloot door de gesprekken met deze studie door te zetten. Je studeerde in 1998 af als Maatschappelijk Werker en bent meteen daarna gaan werken als Gezinscoach. En dat doe je nu ruim een jaar met erg veel plezier.” Mijn vader werpt vervolgens een korte blik op zijn vrouw. Mijn moeder vertelt dan: “Mevrouw de Vries is een van jouw cliënten. Een lastige vrouw van zeventig die allerlei lichamelijke kwalen heeft en een ingewikkeld psychologisch profiel van Schizofrenie van het Paranoïde type. Op dit moment is niet duidelijk of zij moet worden opgenomen en daar gaat deze bespreking waarschijnlijk over.” Mijn moeder heeft hier duidelijk verstand van. Ik helaas niet. Daar ben ik dus mooi klaar mee. In dit parellel universum heb ik nog twee studiejaren maatschappelijk werk achter de rug én werkervaring als Gezinscoach. De eenenveertigjarige Sylvia heeft hier echter totaal geen kaas van gegeten. En hoewel ik afgestudeerd ben als Hypnotherapeut en een gedegen kennis bezit van psychologie en psychiatrie, zal ik vermoedelijk een zooitje maken van de carrière van de zesentwintigjarige Sylvia, mocht ik nu een poging wagen me daarin te mengen.
“Ik moet me ziek melden. Ik kan het mijn jongere zelf niet aandoen om haar werkende leven overhoop te halen met mijn huidige onkunde.” Terwijl ik mijn gedachten op een rijtje probeer te krijgen, kauw ik onbewust op het velletje langs de nagel van mijn rechter wijsvinger. “Moet ik die Petra nu bellen? En dan, wat moet ik zeggen?”
Mijn moeder ziet en voelt hoe haar dochter in de piepzak zit.
“Weet je lieverd, als ik nou eens bel met Petra en haar zeg dat je hier vanochtend ziek naar toe bent gekomen. Ik kan haar vertellen dat we even goed voor je zorgen en dat de meeting over De Vries even naar een ander moment moet worden verschoven. Ze kunnen toch weinig aanvangen zonder jou erbij.” Ik kijk mijn moeder dankbaar aan.
“Zou je dat willen doen, mam? Ik weet niets van die Petra, ik ken haar niet en als ik haar aan de lijn zou hebben, stelt ze me misschien vragen waar ik het antwoord ook niet op weet.”
“Daarom juist”, zegt mijn moeder vastberaden. “Geef je telefoon maar even voor het nummer, dan bel ik via mijn eigen mobiel.”
Ondertussen is mijn vader opgestaan en met een klein, vriendelijk kneepje in mijn schouder maakt hij duidelijk dat hij van me houdt en achter me staat. “Ik ga me even wassen en scheren”, zegt hij zacht. Ik pak zijn hand en knijp zachtjes terug. Met een knipoog verdwijnt hij naar boven.
Mijn moeder krijgt Petra direct aan de lijn en in rustige bewoordingen legt ze uit dat ik echt niet in orde ben en dat ze me hier per direct in bed hebben gelegd. “Ze slaapt nu”, voegt mijn moeder er aan toe. Na het uitwisselen van wat beleefdheden hangt ze op en wendt zich weer tot mij.
“Wat wil jij nu doen, Syl?”
“Ik weet het echt niet mam. Ik ben nog steeds ten einde raad. Ik wil terug naar mijn eigen leven.” Ik zucht diep. “Staat dat aanbod van dat kopje thee nog steeds? Ik heb dorst. En honger trouwens.”
“Ja natuurlijk, Syl, ik ga gelijk voor je inschenken. En wat wil je eten dan?”
Ik realiseer me dat we met het regelen van mijn werk het eerste obstakel hebben overwonnen. Het tweede probleem is mijn dieet. Ik besluit mijn moeder in te lichten. Misschien weet mijn moeder hoe ik ook in deze paralelle realiteit goed kan blijven eten, zodat ik gezond blijf. Of word. Ik zit als zesentwintigjarige ongetwijfeld op een dieet van brood, bier en shag. Ik merk dat ik sta te springen om een vers broodje van banketbakkerij De Wijn van de hoek. En een sigaret. Of allebei tegelijk. Maar dat dat geen handig idee is staat buiten kijf. Om de beerput aan shit op te lossen waar ik vandaag in terecht ben gekomen, heb ik focus, helderheid en een goede conditie nodig. Dat weet ik zeker.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Josh Adamski (Flickr)
door Tanja | aug 1, 2015 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Saartje is gestopt met blaffen, maar haar achterlijfje gaat wild heen en weer alsof haar teckelbibs het kwispelen van haar staartje niet kan bijbenen. Ik hoor de achterdeur dichtslaan. De kleine goudbruine teckel springt een paar centimeter met haar voorpootjes van de grond en blaft twee keer kort. Er komt blijkbaar vertrouwd volk aan. Ik heb helemaal geen zin in bezoek. Joost mag weten wie er zo binnen gaat komen om bijna kwart voor negen in de ochtend.
“Verwachten jullie iemand?” Vraag ik mijn ouders.
“Nee!” Mijn moeder schudt haar hoofd en trekt haar wenkbrauwen iets op, terwijl ze rustig van tafel opstaat om het bezoek te verwelkomen dat te horen aan de deurklink van de bijkeuken nu gaat binnenkomen.
“Hi Jeroen!” Mijn moeder loopt richting de deur naar Jeroen.
“Shit”, denk ik. “Jeroen. Daar zit ik zo niet op te wachten.” Ik voel mijn vader naar me kijken, die de schrik van mijn gezicht kan aflezen.
Saartje is inmiddels als een dolle tegen Jeroen op aan het springen en dan zie ik Jeroen om het hoekje komen. Hij hurkt om Saartje te aaien die op haar rug is gaan liggen, zodat Jeroen haar over haar buikje kan kriebelen. Haar korte pootjes wijzen vrolijk naar boven en haar enorme langharig staart veegt over de grond heen en weer.
“Wil je koffie of thee?” Vraagt mijn moeder aan de piepjonge man in de keuken die ooit mijn levenspartner was.
“Ik hoef even niks”, zegt Jeroen terug met zijn zware stem. “Ik was alleen op zoek naar Sylvia. Ik moet zo naar school en daarvoor wil ik de laatste proefwerken nog even nakijken.
Jeroen is docent Engels op een middelbare school in een achterstandswijk in Amsterdam. Een uitdagende baan met kinderen die overdag liever elders verblijven dan aanwezig te zijn in het klaslokaal van hun VMBO school. Hij vertelde vanochtend dat hij rond elf uur op school moet zijn. Dat betekent dat hij rond tienen de trein moet nemen op Station Koog-Zaandijk, vijf minuten fietsen vanaf ons oude studentenhuis. Alsof hij mijn gedachten leest zegt hij:
“Ik neem de trein van zes over tien naar Centraal, maar daarvoor wil ik nog even het laatste nakijkwerk doen.”
Jeroen is gaan staan. Ik weet niet wat ik moet doen. Moet ik naar hem toelopen en hem een zoen geven ofzo? Ik besluit te blijven zitten.
“Wat is er dan?” Vraag ik hem.
“Je neemt je telefoon niet op, dus ik denk, ik ga even kijken waar je bent.”
“Wilde je me wat vragen?” Zeg ik?
“Ik niet, maar Petra wel. Ze heeft je al zeker drie keer gebeld. Staat je telefoon uit?”
“Petra?” Denk ik bij mezelf. “Wie de floep is Petra?” Ik blijf Jeroen schaapachtig aankijken, terwijl ik mijn eigen hersenen pijnig in de hoop dat er ergens een vakje opengaat waar een uit mijn oude leven bekende personage met de naam Petra omhoog komt springen. Er gebeurt niets.
“De bespreking met betrekking tot mevrouw de Vries was om kwart over acht begonnen en ze wisten niet waar je bleef, dus belde ze naar ons huis toe, omdat ze jou mobiel niet te pakken kregen.” Gaat Jeroen rustig verder.
“Vergadering? Kwart over acht? Petra? Mevrouw de Vries? Jezus.” Mijn gedachten springen als verwarde can can danseresjes op zoek naar de rechte lijn heen en weer in mijn hoofd. Om de wirwar van veelkleurige danseresjes extra de tijd te geven pak ik mijn tasje van de bank naast me en haal mijn telefoon er uit. Als ik hem open klap zie ik dat ik vier oproepen heb gemist. Een van Jeroen, de laatste en drie van Petra. Blijkbaar had ik mijn telefoon op ‘stil’ staan. De mentale danseresjes blijven in hun wijde rokken doelloos rondspringen. Ik kan er geen enkele vorm van chocola van maken. Niks, nada, noppes. Petra, mevrouw de Vries, bespreking, er begint geen enkel belletje te rinkelen. Ik heb naar mijn weten nooit een manager gehad of collega die Petra heette en mevrouw de Vries kan iedereen zijn. Iedereen heet zo’n beetje de Vries.
“Shit”, zeg ik tegen Jeroen. Ik besluit een beetje toneel te spelen. “Ik ben die hele vergadering glad vergeten. Ik zal Petra zo terug bellen dat ik er aan kom.”
“Dat is prima joh, doe maar even snel”, zegt Jeroen op een rustige toon terug”, want ze maakte zich zorgen. Je bent nooit te laat. En ik maakte me vanochtend ook wel zorgen. Je ging zo idioot vroeg weg en je leek helemaal overstuur.”
“Wat heb je tegen Petra gezegd?” Ik maak me zorgen, want ik denk dat het het slimst is als ik me zo ziek meld, maar ik weet niet wat Jeroen haar allemaal heeft verteld over de toestand waarin ik me bevond toen ik vanochtend vertrok.
“Ik heb gezegd dat je al vroeg bent weggegaan en dat ik niet wist waarheen.”
“Maar je hebt verder niet gezegd dat ik van slag was?” Mijn stem klinkt bezorgd.
“Nee, ik heb gezegd dat ik ging proberen uit te vogelen waar je was.”
“Sylvia had mij gebeld vanochtend.” De stem van mijn vader klinkt ineens onverwacht door de keuken. “Ze had een nachtmerrie gehad over mij en wilde weten of het goed met me was. Je kent Syl, die droomt altijd zo helder en na een nare droom kan ze vaak de hele dag van slag zijn. Toen heb ik haar gezegd dat ze gerust even een kop thee kon komen drinken hier om een beetje bij te komen van de nacht.”
Mijn vader redt me hier uit de brand. Wat een lieverd!
“Ja”, zeg ik tegen Jeroen. En ik had ook heel naar gedroomd over Wander. Dat ie dood was enzo. Dus ik ben ook nog even bij Wander geweest.” Ik begrijp dat ik dit wel moet vermelden, want als Wander later tegen Jeroen zegt dat ik om half zeven voor zijn deur flauw viel, moet ik wel een logisch verhaal hebben. En ik heb immers al tegen Wander gezegd dat ik een nachtmerrie over zijn dood had gehad.
“Dus jij bent al anderhalf uur aan het spoken door de buurt omdat je naar hebt gedroomd?” Jeroen kan het niet laten iets van zijn laatdunkendheid te laten horen. Waar ik me altijd heb bezig gehouden met dromen, hun betekenis, astrologie, leven na de dood, geesten en andere occulte zaken, blijft hij een uit de klei getrokken West-Fries en moet hij niets hebben van dat alles. Vanaf mijn kinderjaren heb ik me al bezig gehouden met paranormale gebeurtenissen, omdat ik zelf veel meemaakte waar ik geen logische verklaring voor kon vinden. Ik wist simpelweg dat er meer moest zijn tussen hemel en aarde, omdat ik dat zelf ervaarde. Ik las boeken en probeerde via diverse wegen meer te weten te komen over de onzichtbare wereld die voor mij zichtbaar was. Want dat de wereld niet stopte bij datgene wat we met onze vijf zintuigen kunnen waarnemen, was mij als klein kind al duidelijk. Maar Jeroen dacht daar heel anders over. Later heb ik in mijn tienerjaren net als mijn moeder een cursus aura healing gedaan en ben ik me na de komst van Viggo gaan omscholen als Reïncarnatietherapeut. Jeroen heeft het altijd stilzwijgend getolereerd en me gesteund op mijn spirituele pad, maar voor hem blijft de zichtbare wereld de enige werkelijkheid.
“Als ik wil spoken, Jeroen. Dan spook ik lekker, ok?” Hij irriteert me. In 1999 was ik waarschijnlijk nog verliefd op deze man, maar dat is op dit moment bepaald niet meer aan de orde. Ik wil dus ook graag dat hij weg gaat nu, zodat ik mijn gedachten kan ordenen en er wellicht met de hulp van mijn ouders achter kan komen wie de mensen zijn waar Jeroen het net over had.
Jeroen heeft de irritatie in mijn stem gehoord en antwoordt wat vergoelijkend:
“Ik maakte me gewoon zorgen, Syl. Zie ik je vanavond?” Jeroen loopt op me af en ik ga staan. Ik ben er nog steeds niet achter of ik hem moeten kussen of omhelzen of niets moet doen.
“Ik denk het wel”, antwoord ik terug, terwijl ik er in werkelijkheid geen idee van heb of ik straks terug ben als hij er is. Zoals ik er nu in sta wil ik me ziek melden van mijn onbekende werk en per direct intrekken bij mijn ouders. Maar die wens hou ik wijselijk voor me.
Jeroen buigt naar me toe om me een kus te geven op mijn mond. En voor de tweede keer vandaag draai ik hem mijn wang toe.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits photo ‘Can Can’ by: Mike Pickard (Flickr) edited by Tanja Ortmans
door Tanja | jul 25, 2015 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
En spreken heeft hij veel gedaan in zijn leven. Mijn vader is tot zijn zestigste in 2003 Directeur geweest van een middelgroot, maar zeer goedlopend opleidingsinstituut voor computer trainingen dat hij zelf heeft opgericht. Speciaal gericht op het geven van computercursussen voor het midden en kleinbedrijf. Lievegoedt ICT Training, ‘wij trainen uw personeel liever goed’, was de slogan. En deze knipoog naar onze achternaam bleek goed te werken toen hij in de tachtiger jaren het gapende gat aan onkunde opvulde die de komst van de Personal Computer met al zijn programma’s, zoals Word Perfect, sloeg in de kennis van de gemiddelde mens. Tot dan aan toe was het prima werken op de typemachine en overgaan op computergericht werken, bleek niet zo vanzelfsprekend te gaan als men had gehoopt. Personeel houdt niet van verandering. Maar met mijn vaders charme en talent om kennis over te brengen, kreeg hij het voor elkaar dat zijn cursisten weer goed uitgerust de werkvloer op konden komen. En hoewel spreken hem als verkoper en trainer in zijn bloed zit, is het geen man die het achterste van zijn tong laat zien. Als het gaat om zwaar beladen onderwerpen geeft hij er de voorkeur aan om te zwijgen en af te wachten, alvorens hij gaat spreken. En het feit dat zijn dochter misschien een zekering los zou kunnen hebben in haar hoofd, waardoor ze momenteel de indruk heeft dat ze terug is gereisd in de tijd, is absoluut voor mijn vader een beladen onderwerp.
“Kijk lieverd”, begint mijn vader, “ik vind het allemaal prachtig, maar als we nou gewoon even puur theoretisch de mogelijkheden gaan bekijken, dan wil ik als eerste het volgende bezwaar met je doorspreken. En dat is dat tijd lineair is. Vroeger is geweest, nu is nu en de toekomst, die gaat nog komen. De tijd loopt van vroeger naar nu, door naar het ongewisse dat voor ons ligt in al haar mogelijkheden. Er zijn naast ‘Back to the future’ een hele hoop geweldige Science Fiction films gemaakt waarin tijdreizen een rol speelt. En dat is wat dit concept in mijn ogen ook is: science fiction. Het is simpelweg niet mogelijk om terug in de tijd te reizen. Wat zijn jouw gedachten daar over?” Mijn vader vraagt het me, terwijl hij me heel oprecht aankijkt.
“Pap, ik weet natuurlijk ook dat terugreizen in de tijd niet mogelijk is. Noch vooruitreizen. Het is echter mijn ervaring dat ik wel teruggegaan ben. Ik heb naar mijn beleving namelijk herinneringen aan de afgelopen vijftien jaar. En ik ben goed in het onthouden van data. Mijn korte termijn geheugen is crappy, maar op de lange termijn weet ik bij wijze van spreken nog wat ik in 1995 graag droeg. Voor mij is dat dus bijna twintig jaargeleden, snap je?”
Zonder te wachten op zijn antwoord, ga ik verder. “Snap je ook dat ik weet dat tijdreizen onmogelijk is, maar dat ik ook zeker weet dat ik terug gegaan ben in de tijd?” Ik ga een beetje onderuit zitten op de bank om te tonen dat ik ook de wijsheid hier niet in pacht heb.
Mijn vader doet zijn mond open om wat te zeggen en sluit hem dan weer. Hij gaat wat verzitten en zegt vervolgens:
“Als tijdreizen niet kan, zou je dan eventueel open staan voor de mogelijkheid dat je dit allemaal verzonnen hebt, ik bedoel, dat het iets is wat zich alleen afspeelt in jouw brein?” Mijn vader kijkt me ernstig aan. Natuurlijk is dit iets wat door mijn hoofd is geschoten. Gedurende een milliseconde. Niet langer, want ik kan de afgelopen vijftien jaar aan herinneringen niet teniet doen. Dat vertel ik mijn ouders:
“Pap, mam, ik weet wat ik weet. Ik heb allerlei dingen meegemaakt de afgelopen anderhalve decennium en dit waren leuke en minder leuke dingen. Ik kan en wil daar niet te veel over zeggen, omdat ik niet weet in hoeverre hetgeen nu gebeurt en gezegd wordt, invloed uitoefent op mijn heden in 2014. Dat heet het butterfly effect. Dit effect houdt in dat bij wijze van spreken het klapperen van de vlindervleugels ervoor kunnen zorgen dat er maanden later, duizenden kilometers verderop een tornado ontstaat. Bij wijze van spreken. Dus dat zelfs een zeer kleine oorzaak een enorm gevolg kan hebben in de toekomst. Precies wat Marty meemaakte in Back tot the future, toen hij weer terug ging naar 1985 en hij er achter kwam dat door zijn aanwezigheid en handelen in 1955 hij ongewild zijn hele toekomst in 1985 had veranderd.”
Mijn vader zegt niets en blijft me rustig aankijken. Ik vermoed dat hij zich in deze afwezigheid van woorden geestelijk probeert te herordenen. Want wat als zijn dochter nu echt gek is geworden?
“Ok lief”, vervolgt mijn moeder dan ineens vastberaden. “Ik vermoed dat je vader gelijk heeft en dat we dit nu systematisch moeten gaan bekijken. Jij hebt onze hulp nodig en wij gaan dat geven. We snappen er alle drie niets van en we kunnen dus niets anders doen dan stap voor stap uitzoeken wat er aan de hand is en wat we hier aan kunnen doen om jou te helpen. Ik merkte net al dat we met een logische benadering en een kritische blik al best ergens kunnen komen. En mochten we er dan toch niet uitkomen, kunnen we wellicht verder onderzoeken of er iets anders aan de hand is.”
Mijn moeder geeft geen details van wat ze hier impliceert, maar ik vermoed dat ze doelt op nader onderzoek. Onderzoek van mijn brein met MRI scans, psychologische tests en dergelijke. En dat ik geen zin heb in onderzoek met mijn moeder en haar neuropsychologische collega’s, staat buiten kijf. Ik ben teruggereisd in de tijd en dat weet ik zeker. Hoe dat kan en hoe ik terug moet komen, dat is iets waar ik nu koste wat kost achter probeer te komen. Of mijn ouders helpen me hiermee, of ik draai me om en loop de deur uit.
“Waar ik nu eigenlijk allereerst het meest nieuwsgierig naar ben, is hoe alles technisch in elkaar zit.“, Vervolgt mijn moeder. “Aan de hand van die film hebben we net al het een en ander besproken. Maar nu verder. Jij vertelt dat je in 2014 bent gaan slapen en op een –hoe noemde je dat -verschoven tijdlijn- wakker werd in het verleden? Ik begrijp niet helemaal wat je daarmee bedoelt. Wel dat jouw geest blijkbaar is teruggereisd naar dit lichaam en er zoiets van bezit van heeft genomen. Maar hoe dat zit met die tijdlijn, kun je me dat eens uitleggen?”
“Ja natuurlijk kan en wil ik dat mam.” Ik sta met hervonden energie op, omdat het idee van een goede uitleg en dan wel op papier, me eigenlijk zeer aanspreekt. Ik kijk in het linkerhoekje van de keuken op het aanrecht. Dit is het rommelhoekje. Zo punctueel en keurig als mijn moeder in haar werk is, zo rommelig is ze in huis. Er staat een tegeltje in de keuken waar op staat:
‘Clean enough to be healthy and dirty enough to be happy’
Dat vat het huishouden van mijn moeder aardig samen. Het is schoon genoeg om gezond te blijven, maar ook weer niet te netjes, want levensgeluk is ook belangrijk, zoals ze altijd zegt.
In het hoekje op het aanrecht vind ik een potlood en een oud schriftje uit het jaar kruik. Het zou me niets verbazen als dit nog een schriftje is uit mijn basisschooltijd. Mijn moeder is nogal nostalgisch ingesteld en ze vindt het dan ook leuk om stapels tekeningen en oude schriftjes van mij en mijn zusje te bewaren. Ik scheur er een bladzijde uit en schuif weer aan tafel met het potlood in mijn hand en het blaadje voor me op tafel.
Ik zet een horizontale lijn op het vel en schrijf er aan de rechterkant ‘2014’ bij en aan de linkerkant ‘1996’ en een stukje naar rechts ‘1999’. Bij 2014 teken ik een slapend poppetje met mijn naam erbij en onderweg naar 1999 teken ik pijltjes om te illustreren dat ik terug ben gegaan in de tijd. Bij de onderste tijdlijn die symbool staat voor de mij bekende tijdlijn, schrijf ik ‘tijdlijn, verleden Sylvia’. Dan trek ik vanaf 1999 op de tijdlijn een nieuwe tijdlijn naar 2014, waar ik bij schrijf: ‘paralelle tijdlijn??’
(jou als lezer wijs ik graag op de tekening hierboven, welke door Syslvia is gemaakt bij haar ouders aan de keukentafel, ter verduidelijking)
“Kijk”, zeg ik tegen mijn ouders, het papiertje hun kant op schuivend. “Er is dus eigenlijk een tijdlijn van 1996 naar 2014. Dat is mijn eigen tijdlijn waarop ik geleefd heb en die ik me kan herinneren. Op die tijdlijn hebben jullie in 1996 het huis verkocht en zijn jullie een paar maanden later in de flat gaan wonen. En daar wonen jullie op mijn tijdlijn in 1999 nog steeds.” En om dat te illustreren teken ik een blokkerig flatje bij 1999.
“Echter”, zeg ik met nadruk, mijn potlood de lucht in stekend, “Een tijdlijn kan opsplitsen. Net als in ‘Back tot the future’. Als je een bepaalde keuze maakt in je leven, veranderd je tijdlijn en kom je op een nieuwe tijdlijn terecht. Ik schrijf bij 1996 ‘splitsing’ en schrijf ‘1999’ op de nieuwe tijdlijn ter hoogte van de andere 1999. Hier teken ik een huisje om te laten zien dat er op de nieuwe tijdlijn nog wel sprake is van de villa.
“Blijkbaar is er iets gebeurd in 1996 waardoor jullie een andere keuze hebben gemaakt en hier de tijdlijn zich heeft gesplitst. Jullie konden kiezen tussen de villa verkopen of niet verkopen. Op deze tijdlijn, deze paralelle tijdlijn”, zeg ik met nadruk, “bevinden we ons dus nu op dit moment. En in deze voor mij onbekende tijdlijn is het huis niet verkocht. Op mijn tijdlijn is het huis wel verkocht. Ik teken bij 1996 een huisje en loop vervolgens naar het hoekje van de keuken om een rood potloodje te pakken, dat ik zojuist had zien liggen. Ik zet een rood kruis door het huisje van mijn eigen tijdlijn en teken een huis met een rode cirkel er omheen op de paralelle tijdlijn.
“Nou, zo een beetje.” Vertel ik mijn ouders, terwijl ik naar ze kijk. Mijn ouders zeggen niets en blijven naar het volgetekende papiertje met tijdlijnen staren. Dan kucht mijn moeder zachtjes, net zoals ze doet als ze de telefoon gaat opnemen. Zo’n zacht schrapen van haar keel, alvorens ze gaat praten.
“Dus als ik het goed begrijp hebben wij dus in 1996 een keuze gemaakt om het huis niet te verkopen. Net zoals Marty in 1955 iets deed waardoor de hele tijdlijn veranderde, is er toen ook iets gebeurd waardoor wij hebben besloten het huis niet te verkopen. Dit waren we namelijk wel van plan.” Mijn moeder kijkt mijn vader aan en hij knikt woordeloos naar haar. Er verschijnt een kleine glimlach om zijn mond en hij kijkt me liefdevol aan.
“Ja lieverd, we hebben in 1996 inderdaad een keuze gemaakt. En dat kunnen je moeder en ik ons nog heel goed herinneren.” Mijn vader kijkt dan naar mijn moeder en pakt haar hand even vast. “Wij waren vastbesloten de villa te verkopen omdat we ervan overtuigd waren dat het in waarde zou dalen. Iemand heeft ons er alleen buitengewoon stellig van overtuigd dat dat honderd procent zeker weten niet zou gebeuren en dat we de villa gewoon konden aanhouden.” Mijn vader kijkt me strak aan met zijn grijsbruine ogen en legt zijn hand dan rustig op de mijne. “En die persoon, lieve schat, dat was jij.”
“Wat!?” Ik kijk mijn ouders om beurten verbaasd aan met een enorme frons tussen mijn wenkbrauwen. “Heb IK jullie overgehaald het huis niet te verkopen? Wat heb ik gezegd? In welke context en hoe kwam ik daar bij?” Ik vuur de vragen als vanuit een verbaal mitrailleur op ze af. Maar nog voor ze goed en wel hebben kunnen antwoorden springt Saartje luidkeels blaffend op uit haar mand. Als ze kwispelend bij het hoekje naar de deur van de bijkeuken gaat staan, horen we het grind knarsen. Er komt iemand aan.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Photo: Photo and design by Tanja Ortmans
door Tanja | jul 18, 2015 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Ik leg mijn handen plat op de houten tafel. Het tafelblad voelt glad en koud aan. Dat is prettig, omdat de aanraking me als het ware ankert om volledig aanwezig te zijn in het hier en nu. Het is fijn om hier te zijn en ik besluit dat te delen met mijn ouders.
“Weet je nog wat je net aan me vroeg, mam, toen ik door het huis aan het lopen was? Je vroeg of ik iets aan het zoeken was.” Ik spreek de woorden kalm en weloverwogen uit, terwijl ik mijn moeder rustig aankijk.
“Hmhm, ja. Dat herinner ik me inderdaad.” Mijn moeder verschuift op haar stoel en komt weer recht zitten. Ze legt haar handen in elkaar gestrengeld op de keukentafel.
“Ik zocht niets, maar was het huis aan het bewonderen. Ik hou van dit huis, weten jullie dat?” Ik kijk ook mijn vader aan. Ik zie dat ze beiden knikken. “Maar ik ben hier al achttien jaar niet geweest. Dat is een heel lange tijd. Achttien jaar!” Ik laat een korte pauze vallen nadat ik de woorden met klem heb uitgesproken en kijk zowel mijn moeder als mijn vader indringend aan. “En daarom vind ik het zo leuk om vanochtend het huis en de tuin te bewonderen.” Voordat mijn ouders de tijd krijgen om in te haken op mijn verhaal, ga ik verder.
Ik snap dat het belachelijk in hun oren klinkt. Als mijn elfjarige zoon Viggo ineens voor mijn neus zou staan met de mededeling dat hij een vijfentwintigjarige jongen was, zou ik ook heel vreemd staan te kijken. “Maar wat zou ik nodig hebben als moeder om mijn bloedeigen zoon te geloven?” Bedenk ik me opeens. Ik zou luisteren naar zijn verhaal denk ik. En doorvragen. Proberen ergens een touw aan vast te knopen.
“Voor jullie lijkt het alsof ik dezelfde dochter ben van zesentwintig die jullie net nog hebben gezien. Maar dat ben ik dus niet. Ik ben vijftien jaar ouder. Ik heb twee kinderen gekregen. Op 19 april 2003 ben ik moeder geworden van Viggo. Hij is nu elf. En drie jaar later op 6 maart 2006 is onze dochter Sterre geboren. Jeroen is de vader, maar we zijn in 2010 gescheiden en ik heb sinds een aantal jaar een relatie met Sasja en we zijn nu een jaar getrouwd. En gisteravond ging ik dus slapen naast mijn man, nadat ik mijn kinderen goedenacht had gekust. En vanochtend word ik wakker in deze compleet achterlijke situatie. Ik zit ineens in de vorige eeuw in mijn lijf van toen en aan de keukentafel met mijn veel jongere ouders die hier nog niet eens horen te wonen.” Ik kijk mijn ouders beiden afwisselend aan tijdens mijn monoloog en ik heb het gevoel dat mijn woorden er behoorlijk authentiek uit komen.
“Het vreemdste van de hele situatie komt nog. En dat is het feit dat jullie in 1996 zijn verhuisd van ’t Padje en zijn gaan wonen in Wormer. En daar wonen jullie nog steeds. Net als ik trouwens. En Jeroen en de kinderen. We wonen allemaal in Wormer” Ik pauzeer even om diep adem te halen en mijn gedachten te rangschikken. “Dus het feit dat ik hier ineens in dit lijf zit van vroeger klopt al niet, maar dat de tijdlijnen blijkbaar zijn verschoven klopt nog minder. Het enige wat ik wil is hier weg. Terug naar mijn eigen jaar. Ik ben echt ten einde raad. Snappen jullie dat?” Ik ga achterover zitten tegen de houten leuning van de hoekbank.
Mijn ouders wisselen een voorzichtige blik en ik zie ze woordeloos op elkaar afstemmen wie van hen antwoord gaat geven op hetgeen ik ze zojuist heb verteld. Dan zegt mijn moeder:
“Lieverd, papa en ik houden heel erg veel van jou, maar dit is een ongelooflijk en tevens zorgwekkend verhaal.”
“Mam!” Ik roep het uit, omdat ik merk dat ik boos word. “Heb je eigenlijk wel naar me geluisterd?” Ik weet dat jullie van me houden, nu en over vijftien jaar nog steeds. Maar ik zit in deze situatie en ik heb hulp nodig. Jullie hulp.” Ik slaak een diepe zucht.
“Okay, Syl”, zegt mijn moeder vastberaden. “Wat heb jij nu voor soort hulp van ons nodig?” Mijn moeder blijft me rustig aankijken, terwijl ik nadenk over wat het überhaupt is dat ik nu op dit moment nodig heb. Dit is typisch een vraag van mijn wetenschappelijk georiënteerde moeder. Ze is doctorandus in de Klinische Psychologie en ze werkt bij een instelling die gezinnen en individuen helpt bij allerhande ingrijpende problemen. Ze heeft er altijd voor proberen te waken om haar therapeutische werkhouding niet mee naar huis te nemen, maar ik vermoed dat juist haar analytische geest in deze situatie goed van pas zou kunnen komen.
“Wat ik nodig heb is een klankboord, mam. Ik begrijp zelf nauwelijks allemaal wat er gebeurd en ik heb jullie, als zijnde intelligente mensen die ik vertrouw, nu nodig om mee te sparren, zodat ik ook mijn eigen gedachten en theorieën op een rijtje krijg. En in de tussentijd hebben jullie misschien ook wel wat goede ideeën. Dat is wat ik nodig heb.”
Mijn moeder pauzeert even. Dan knikt ze bedenkelijk met haar hoofd en kijkt naar boven, alsof zij nu op haar beurt de zaak op een rijtje probeert te krijgen. Ze vervolgt:
“Dus jij zegt dat jij op dit moment niet de Sylvia bent uit 1999, maar die uit 2014?”
“Dat klopt helemaal, mam.” Mijn moeder haalt weer diep adem en gaat verder.
“En jij bent ineens wakker geworden in dit lijf van 1999 in het volgens jou verkeerde jaar?”
“Ja!” Ik buig me voorover en blijf mijn moeder aankijken.
“Dus als ik het goed begrijp ben jij niet lijfelijk teruggegaan naar het verleden. Zoals die hoofdpersoon uit de film ‘Back to the future’. Die film hebben we vorig jaar nog gezien, weet je nog Jan, met die jongen, Marty, die 30 jaar terug gaat in de tijd. In de film ging Marty terug via die als tijdmachine omgebouwde auto van de uitvinder. In jouw geval ben je dus niet lijfelijk terug gegaan in de tijd en is jouw lichaam dus nog aanwezig in 2014 en is alleen je bewustzijn is terug in dit lijf van 1999 gefloept? Snap ik het zo goed?”
“Ja mam”, antwoord ik opgetogen. “Je begrijpt het. Althans, ik vermoed dat mijn lijf nog steeds in 2014 is. Want dit is niet het lijf wat ik ken. Ja van vroeger. Dat komt er op neer dat er voor jullie op het eerste gezicht dus niets veranderd is. Ik ben nog steeds dezelfde persoon. En eigenlijk ben ik dat ook, behalve voor wat betreft mijn bewustzijn. Mijn lijf is zesentwintig en mijn geest is eenenveertig. Zo een beetje.”
Mijn moeder knikt haar hoofd en kauwend op een nagel, terwijl ze naar de witte muur kijkt gaat ze verder.
“Maar ik herinner me ineens nog iets van die film.” Mijn moeder is even een moment stil en gaat dan verder. “Marty gaat terug in de tijd van 1985 naar 1955 maar komt dan per ongeluk zijn toen nog piepjonge moeder tegen. Zij wordt verliefd op Marty, haar toekomstige zoon en daarmee is er een probleem. Want zij moet niet verliefd worden op hem, maar op zijn toekomstige vader, anders zou hij zelf niet kunnen bestaan in 1985. Echter, door Marty’s komst, verandert de tijdlijn in 1955 en Marty moet een list verzinnen om zijn ouders bij elkaar te krijgen. Later als hij terug is, blijkt 1985 er ineens heel anders uit te zien. Dus door zijn interventie in 1955 heeft hij de hele tijdlijn fundamenteel veranderd, zodat zijn toekomst er ineens totaal anders uit ziet. Misschien kan dat ook wel met terugwerkende kracht. Ik bedoel…”, vervolgt mijn moeder na een korte adempauze, “…Jij zegt dat we nu in 1999 niet meer op ’t Padje horen te wonen. Misschien betekent dat wel dat er iets in 1996 is veranderd, zodat we ervoor hebben gekozen het huis niet te verkopen in plaats van wel?”
“Precies!” Ik ben dolblij met de razendsnelle, analytische geest van mijn moeder. Af en toe kan het best vermoeiend zijn om een discussie met haar aan te gaan, maar op dit soort momenten is haar intellect een zegen. Ik weet niet of ze me gelooft, maar ze doet in ieder geval haar best om de situatie te doorgronden en me te helpen er handen en voeten aan te krijgen.
De doodse stilte die valt na de woorden die mijn moeder en ik hebben gewisseld duurt denk ik wel een halve minuut. Mijn moeder staat op om de theekan te pakken en mij een nieuw kopje thee in te schenken. Mijn vader blijft ondertussen angstwekkend stil en zit nog steeds met zijn handen in elkaar verstrengeld aan tafel. Het lachen is hem vergaan en ik weet dat hij in tegenstelling tot mijn moeder niet zal proberen uit te vissen hoe mijn tijdreis-avontuur in elkaar steekt, maar dat hij zal zien in te schatten wat er psychisch met mij aan de hand is.
Dan schraapt hij rustig zijn keel en begint te spreken.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Photo: ‘Back to the future’ by Rooners Toy Photograhy (Flickr) edited by Tanja Ortmans