“Ja.” Zeg ik. “Dat was het nou juist. Ik droomde dat jij dood was.” Ik kijk voorzichtig weg van mijn thee en sla mijn ogen sluiks naar hem op om te kijken wat hij van mijn antwoord vindt. Wander knikt alleen en gebaart me met zijn laatste stukje boterham met kaas in de hand om verder te vertellen. Ik verschuif lichtelijk ongemakkelijk iets op mijn stoel en pak mijn kop thee met beide handen vast. De mok voelt lekker warm aan in mijn koude handen.
“Ik droomde dat ik jarig was. Ik werd achtentwintig jaar en gaf een feestje voor al onze vrienden. Gezellig samen fonduen, je kent het wel. Bier, wijn en lol. Alleen kwam jij niet opdagen.” Als ik weer opkijk van mijn thee zie ik dat Wander een rimpel in zijn voorhoofd heeft getrokken.
“Waarom niet?” vraagt hij. “Ik hoor er toch bij? D’r is natuurlijk geen zak aan zonder mij, Syl.” Hij lacht. “Foute droom hoor, een feestje zonder mij.” Wander geeft mij een knipoog en gaat wat achteruit op zijn stoel zitten en begint een nieuw shaggie te draaien. Ik kijk er weer smachtend naar. Mijn God, ik zou een moord doen voor een peuk. Ik zit hier echt gevangen met het bewustzijn van 2014 in mijn aan sigaretten verslaafde lijf van toen. Wat een giller.
“Wat gebeurde er toen? Je zegt dat ik dood was. Wat was er met mij gebeurd?”
“Dat was het nou juist”, vervolg ik mijn verhaal. “Je bent nooit aangekomen op mijn verjaardag, omdat je een auto-ongeluk hebt gekregen onderweg naar mij toe. Je was op slag dood.” Haast emotieloos rollen de woorden uit mijn mond, maar ik voel weer het verdriet en de herinneringen boven komen als ik hem het nieuws van zijn zogenaamde dood vertel.
“Pfffff, nou weet je, dat is net als wat ik jou zojuist vertelde van die dromen dat een van mijn ouders overleed en dat het dan net echt leek. Dat is niet fijn, dus ik snap wel dat je wat van slag bent.” Wander ziet mijn aangeslagen gezicht en legt zijn hand op de rug van de mijne. “Je kijkt nog zo bezorgd, lieverd.” Zegt Wander liefdevol. “Je bent toch niet bang dat het een soort voorspellende droom is ofzo?”
“Ik weet het niet, Wander. Vast niet hoor. Maar beloof me alsjeblieft één ding: Als ik over anderhalf jarig ben en je rijdt naar me toe met de auto, let dan alsjeblieft goed op en haal niemand in. Als je te laat komt, vinden we dat heus niet erg.”
“Dat beloof ik plechtig”, zegt Wander met een statig gezicht en legt zijn linkerhand op zijn hart. “Ik ben voorlopig nog niet van plan om er tussenuit te piepen!” Hij steekt ondertussen zijn sigaretje aan, inhaleert diep en als hij heeft uitgeademd vervolgt hij: “En nu? Ga je dan nou eindelijk een peuk van me draaien, of heb je besloten dat dit de dag is dat je stopt met roken?” Zijn met sproeten bespikkelde gezicht breekt stralend open, terwijl hij de Van Nelle voor mijn neus bengelt.
“Nee schat, ik moet gaan!” Ik probeer opgewekter te klinken dan ik me voel. “Ik wil nog even naar mijn ouders toe en dan ga ik weer terug naar Jeroen.
“Moet je nog werken vandaag?” Vraagt Wander terloops en mijn hart staat weer bijna stil in mijn borst. Daar had Jeroen het ook al over. Werk. Werk? Al sla je me dood en ongelukkig driekwart slagen de kamer door. Ik zou echt niet meer weten welk werk ik deed in 1999. Met verschrikte ogen kijk ik mijn rossige vriend aan.
“Werk? Heb je nog werk? Syl?”
“Ja…. Ja natuurlijk heb ik nog werk.” Ik pijnig mijn hersenen. Ik ben in 1998 afgestudeerd in de studierichting Personeel & Organisatie en daarna gaan werken als Intercedent. Ik heb dat niet lang gedaan. Een maand of drie en ben daarna gaan werken als Personeelsfunctionaris bij een Bejaardentehuis. Tegenwoordig noemen ze dat geloof ik een Verzorgingshuis. Hoe lang heb ik dat gedaan, voordat ik als Human Resource Manager bij een Internetbedrijf terecht kwam? Een jaar? Anderhalf jaar? De vraag is of ik nu nog werk bij het Bejaardentehuis of dat ik al bij de dotcom aan de slag ben. Ik weet het niet en ik zal daar het komende uur achter moeten komen wil ik op tijd verschijnen op dat wat ooit in een ver en grijs verleden mijn werk was.
“Wan, ik moet nu echt gaan. Super bedankt voor de thee en sorry voor mijn idiote gedrag.” Ik ben opgestaan en maak aanstalten om naar de keuken te lopen met mijn lege theebeker.
“Syl, als er iets is of als je wilt praten, je weet me te vinden, hè?” Wander heeft me voorzichtig bij mijn arm gepakt en kijkt me recht aan. Wat ben ik blij met zijn bekende, vertrouwde, blauwe ogen die me nu zo zacht aankijken. Ik sla mijn armen om hem heen en druk mijn oude vriend tegen me aan. Ik weet niet of dit de laatste keer is dat ik hem ooit nog zal voelen. We staan zo even in de omhelzing en als hij zich losmaakt, pak ik hem weer bij zijn gezicht, net als een half uur geleden.
“Wander ik hou van je. Ik ga zo weer. Doe je alsjeblieft voorzichtig?” Ik moet moeite doen om mijn tranen te bedwingen.
“Syl ik beloof je dat ik superdupervoorzichtig zal doen, ok?” Een schuine glimlach en stralende knipoog krijg ik van hem. Dan draai ik me om, pak mijn tasje van de bank en loop naar de achterdeur. Wander legt galant mijn winterjas over mijn schouders en ik krijg nog een aai over mijn rug als ik de deur uitstap de vochtige ochtendlucht in. Als mijn voeten de hobbelige kinderkopjes raken van de achterplaats, draai ik me om en zwaai naar mijn vriend. Niet wetend of het de laatste keer zal zijn.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits: (CC-BY-NC-SA) Corey Butler (Flickr)