Er komt geen schreeuw, geen oerkreet, geen drama, zoals je in films ziet. Terwijl ik langzaam opsta hoor ik mezelf toonloos het woordje nee herhalen. “Neeneeneeneeneenee. Neeneeneeneenee.” Als een gekooide tijgermoeder die haar jongen kwijt is, loop ik kleine rondjes met mijn hoofd naar beneden, alsof ik iets zoek. Ik wil hoe dan ook vasthouden aan het beeld van Wander op de IC met zijn witte gezicht aan allerlei draden. Levensgevaarlijk gewond misschien, maar in leven. Ik wil Wander op de IC. Ik wil niet tot me door laten dringen wat ik net heb gehoord. Maar er is niet zoiets als een beetje dood. Of een beetje zwanger. Dat zijn van die dingen in het leven die geen marge kennen. Dood is dood. Zwanger is zwanger. Zwart of wit. Geen fifty shades of grey.
Achteraf hoorde ik van mijn aanwezige vrienden dat ik heel raar met mijn hoofd heb geschud, terwijl ik met mijn vrije hand aan het zwabberen was. Een beetje als Joe Cocker.
“Nee nee… nee nee.”
Karsten luistert rustig naar mijn ontkenningen, totdat ik weer bij zinnen kom. Alsof iemand een schakelaar omzet in mijn brein, komt ineens mijn vertroebelde verstand weer terug.
“Wat is er gebeurd, Karsten?
Karsten vertelt over de tegenligger die Wander niet meer kon ontwijken, toen hij de auto voor hem wilde inhalen. Ze zijn frontaal op elkaar gebotst. De tegenligger is zwaar gewond geraakt. Wander was op slag dood.
Ik vraag Karsten door naar alle voorhanden zijnde details. Hoe laat en hoe het is gebeurd en waar het ongeluk precies plaats vond. Karsten weet dat het even na half zeven gebeurde op de Provincialeweg N246 van Velsen-Noord richting Westzaan. Maar hij weet natuurlijk niet alles. Wat ik wel weet is dat Wander haast heeft gehad om op tijd te komen op mijn verjaardag. Het gezellige onderonsje met al onze gezamenlijke vrienden waar hij nooit op zal verschijnen. En mijn verjaardag zal ook nooit meer hetzelfde zijn. Achtentwintig jaar na mijn geboorte, overleed mijn goede vriend, omdat hij iets te haastig op weg was naar mijn verjaardag.
“Nou, weet je wat,” zegt Wander, terwijl hij mij een zacht klopje geeft op mijn met deken bedekte been en zich langzaam losmaakt uit mijn omhelzing, “ik ga een lekker kopje thee voor je zetten.”
Ik schud het beeld van de bewuste verjaardag, dertien jaar geleden letterlijk uit mijn hoofd en kijk Wander aan die inmiddels is gaan staan en hoog boven mij uit torent.
“Dat is een goed idee, zo’n kopje thee”, rijm ik en ik zwiep voorzichtig mijn voeten op de grond nog beduusd van alle herinneringen die zojuist langs mijn netvlies voorbij kwamen. Ik kijk Wander na, terwijl hij met zijn lange lijf rustig naar de keuken sjokt. Ik hoor het vertrouwde gerammel van kopjes en een waterstraal die een metalen fluitketel vult. Zodra de ketel op het vuur staat, komt Wander de huiskamer weer binnen, gaat aan de ronde, houten eettafel zitten en begint een sigaretje te draaien. Zijn vingers plukken behendig aan de tabak en rollen een perfect shaggie. Hij neemt zijn goudkleurige, ietwat gedeukte zippo aansteker in de hand en steekt zijn sigaretje aan. Hij inhaleert diep. Ik kan de rook bijna mijn eigen longen voelen vullen en plotseling komt er een enorm verlangen bij me op om de nicotine rush zelf ook in mijn lijf te ervaren. Dat is vreemd, omdat ik al twaalf jaar gestopt ben met roken. Een paar maanden voordat ik zwanger werd van Viggo, heb ik mijn laatste sigaret gerookt.
“Zo”, zegt hij, terwijl hij de rook langzaam uitademt en het pakje Van Nelle mijn kant op duwt, “Wat er allemaal aan het handje, Syl?”
Ik kijk verlangend naar het pakje. Zal ik er eentje draaien?
“Draai er lekker eentje, je ziet er uit alsof je het nodig hebt”, raadt Wander lachend mijn gedachten.
“Ik weet hoe moeilijk het is om te stoppen met roken, lieverd”, antwoord ik hem met een stem die nog wat zwakjes is van alle emotie.
“Ik ben nu al zo lang gestopt, dat ik het zonde vind om weer te beginnen, hoewel ik echt een moord doe voor een peuk, hoor.” Ik slaak een diepe zucht.
“Ja joh, je bent al een hele nacht gestopt met roken, schat”, grinnikt Wander en gooit het pakje shag in mijn schoot. Ik voel ineens dat ik heel nodig naar het toilet moet.
“Wan, ik moet even naar de wc”, zeg ik en ik sta rustig op, de deken en het pakje shag naast me neer leggend. Als een windvlaag ruist er een gevoel van duizeligheid door me heen en de witte spikkeltjes voor mijn ogen zouden sterretjes in een stripverhaal kunnen zijn.
“Oei”, stamel ik, terwijl ik iets naar beneden reik om de bankleuning te pakken. Wander staat vlug op en pakt me bij mijn elleboog.
“Gaat het? Kun je alleen lopen, of zal ik even met je meelopen?” Wander kijkt me wat ongerust aan.
“Ja het lukt wel. Echt het gaat.” Ik heb enorme zin om me even alleen terug te trekken in de kleine badkamer en bij zinnen te komen, realiseer ik me. Ik aai Wander geruststellend over zijn wang en loop voorzichtig via de keuken naar de aanbouw. Ik voel Wanders bezorgde blik als ik de hoek omga.
Het piepkleine badkamertje is nog precies zoals ik me dat herinner met het groene, planken deurtje waar ik met mijn een meter zestig maar net doorheen kan. Zodra ik de deur open stolt mijn bloed bijna in mijn aderen van schrik als ik in mijn rimpelloze, vijftien jaar jongere gezicht staar. De spiegel die recht tegenover de badkamerdeur boven de wasbak hangt, liegt niet. Ik heb zwarte panda ogen van de uitgelopen mascara van gisteren en er lopen donkere vegen over mijn wangen van het huilen van daarnet. Maar door al die oogmake-up heen, staart meedogenloos het gezicht wat ik ooit, vijftien jaar geleden had, mij aan.
“Wander!” Mijn stem klinkt wat schor van de paniek als ik hem roep. Ik hoor Wander vlug opstaan. Ik kijk achterom en mijn vriend staat in de opening van de woonkamer naar de keuken en houdt de deurpost vast.
“Gaat het?” Vraagt hij. Ik kijk hem indringend aan. Ik moet dit vragen. Ik moet doorvragen. Ik kan er niet meer onderuit.
“Wat is de datum van vandaag?” Aarzelend duw ik de vraag mijn keel uit. “Ik bedoel, ik weet dat het twintig september is. Maar welk jaar is het? In welk jaartal leven we?” Ik blijf hem dringend aankijken en zie hoe hij zijn wenkbrauwen hoog optrekt. Hij is even stil, alsof hij probeert in te schatten in welke mate ik gek geworden ben. Terwijl de fluitketel begint de gillen hoor ik door het snerpende geluid Wanders stem:
“Welk jaartal? 1999 natuurlijk!”
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits: (CC-BY-NC-SA) Roadsidepictures (Flickr)