Mijn benen rennen zo hard als ze kunnen, maar het voelt niet als rennen. Ik ren zo hard dat mijn voeten nauwelijks het groene gras aanraken en het voelt zelfs meer als zweven. Het gras onder mij zoeft voorbij in een flits als ik naar beneden kijk. Beneden lijkt ook steeds verder weg naarmate ik hoger kom. Mijn snelheid heeft namelijk zo toegenomen dat ik daadwerkelijk de hemel in vlieg, de witte schapenwolkjes tegemoet. Ik maak zwembewegingen met mijn armen om sneller het luchtruim in te komen. Zo vlak bij de grond is het zwaar zwemmen, maar hoe hoger ik kom, des te eenvoudiger maaien mijn armen door de lucht. Onder mij suizen de weilanden voorbij. Het landschap is niet vlak, maar heuvelachtig en als ik het zou moeten omschrijven, heeft het het meeste weg van het landschap van Heidi in de bergen. Het boek dat ik in mijn jeugd las en waar de fraaie tekst in combinatie met mijn levendige fantasie voldoende was om een heel landschap te creëren.
Hoger, hoger, hoger, ik vlieg steeds hoger en voel me zo vrij als ik me nog nooit gevoeld heb. Ik blijf zwembewegingen maken met mijn armen, maar als ik naar mijn armen wil kijken, zie ik dat ze zijn verdwenen. Ik schrik hevig en houdt mijn handen voor mijn gezicht, maar nog steeds zijn er geen handen te bekennen. De paniek raast plotseling door mijn lijf en terwijl ik angstvallig iets van mijn eigen lichaam probeer te ontdekken, begin ik te vallen. Onder mij zijn de lieftallige weilanden met witte en gele bloemen en grazende koeien verdwenen. Ik zie enkel een bruine, angstwekkend puntige bergwand verschijnen en ik weet dat ik te pletter ga storten.
Mijn val versneld en ik weet dat ik dood ga. Opeens voel ik dat het is zoals het is en kan ik mijn nabij razende noodlot onder ogen zien. Er komt een enorme rust over me heen, die als een vredige en haast liefdevolle warme stroom zich uitbreidt door mijn lichaam. Dan geef ik me over aan dat wat komen gaat. Wat het ook is. Ik sluit mijn ogen en wacht op de klap.
Ik blijf met mijn ogen dicht doorvallen en er lijkt geen einde aan te komen. Als ik mijn ogen open zie ik tot mijn verbazing dat ik niet meer val, maar gewoon stil lig, midden in de lucht op een van de schapenwolkjes die boven de weide hangen. De bergpunt is verdwenen en ik lig buitengewoon comfortabel in de wolk die mij koesterend omvat. “Je bent in de hemel”, spreken mijn gedachten. Ik weet het zeker. De vrede die door mij heen spoelt, de zachtheid van de wolk en alle bijzondere gebeurtenissen van het afgelopen half uur. Ik denk serieus dat ik ben doodgegaan en naar de hemel ben gegaan. Niks geen Jeroen, geen gesloopt studentenhuis en een uit de dood herezen Wander. Ik ben in mijn normale leven gewoon overleden.
Ik moet ineens aan Viggo en Sterre denken, mijn zoon en dochter die alleen achterblijven zonder hun moeder. Bijzonder genoeg stemt deze gedachte mij niet droevig, omdat ik weet dat ze het gaan redden en ik hen vanaf deze kant kan begeleiden bij hun verdere leven. Voor mij is het voorbij. Ik heb mijn aardse jas uitgetrokken en lig hier op een wolk. “Zou er nog een tunnel komen? En een wit licht? Misschien zal mijn leven nog aan mij voorbij gaan schieten en komen er engelen en gidsen om mij te helpen bij de overgang.” De gedachten kabbelen rustig aan mijn gewaarzijn voorbij en ik kan eigenlijk nergens mee zitten, badend in een gevoel van rust en behaaglijkheid.
Er gaat weer een periode voorbij die ik ervaar als een eeuwigheid. Een gedachtenloos vacuüm van nietsheid, waarin ik lichaamsloos enkel aanwezig ben als een soort bron van energie. Ik zweef en volgens mij is er geen wolk meer en ook geen weiland met bloemen. Er komt geen enkele zintuiglijke prikkeling bij me naar binnen. Ik zie en hoor helemaal niets. Er zijn geen gedachten en geen emoties en de ervaring is nog het beste te omschrijven als een floatingssessie die ik vorig jaar voor mijn veertigste verjaardag heb ondergaan samen met mijn zoon. Viggo had een YouTube filmpje gezien over een ‘sensory deprivation tank’. Een tank met water op lichaamstemperatuur waarin je gaat liggen in het pikkedonker gedurende een uur en soort gewichtloosheid ondergaat. In een Amsterdamse floating praktijk, hebben we destijds een uur lang gefloat. Het was voor ons beiden een haast spirituele ervaring. Het drijven in het donker was zo rustgevend dat ook onze gedachten en emoties tot stilstand kwamen als een rimpelloze vijver op een windstille dag.
Alsof iemand een kiezelsteentje in de vijver gooit, floept er ineens weer een gedachte naar boven in mijn bewustzijn: “Wat als ik dit nou gewoon droom?” En zo plots als het verscheen, laat ik het Grote Gedachtenloze Niets ook weer achter me als zich een euforisch gevoel van me meester maakt. “Ik ben niet dood! Ik droom alleen maar en zo dadelijk word ik wakker in mijn eigen bed in de armen van mijn geliefde.” Terwijl mijn hart sneller begint te kloppen, verschijnt onder mij het groene gras. Ik zit midden in de grote weide met mijn handen in het gras. Ik kan mijn benen en tenen zien. “Mijn lijf is terug! Nu mijn leven nog”, bedenk ik me.
Ik sta op en begin weer te rennen, steeds sneller en sneller. Deze keer tilt mijn snelheid me echter niet omhoog, maar blijven mijn benen me dragen en ren ik door de vele grassprietjes heen, af en toe een bloem rakend.
“Terug naar huis, huis, huis,” zingt het door mijn hoofd en me verheugend op een weerzien met mijn geliefden, voeren mijn voeten de snelheid op.
Als een dolk van paniek schiet de adrenaline door mijn borst als mijn voeten het luchtledige raken. “Ik had de afgrond niet gezien, O God!” De vriendelijke weide is helemaal verdwenen en ik tuimel wild maaiend met mijn armen de duistere spelonk in. Maar mijn naar houvast graaiende handen grijpen tevergeefs. Er is hier niets om me aan vast te klampen en voor de tweede maal lijkt mijn noodlot onafwendbaar.
Lees HIER het volgende deel >>>
Many thanks and photo credits go to photographer Martin Lieberman (CC-BY-NC-SA) (Flickr)
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Spannend! We zijn zeer benieuwd naar het vervolg.