Op het moment dat ik stapvoets de laatste straathoek op weg naar mijn voormalige huis nader, gaat mijn hartslag omhoog. Het idee dat ik mijn vertrouwde huis ga zien na bijna twintig jaar en dat ik mijn vijftien jaar jongere ouders mijn ongelooflijke verhaal moet gaan vertellen, maken me nerveus. Het gevoel komt denk ik nog het dichtst bij een combinatie van gespannen verwachting en opgetogenheid. In het Engels zou het ‘excited’ heten.
Dan komt de doodlopende straat in zicht met aan het eind statig oprijzend het grote groene huis. De straat is ongeveer 70 meter lang en er staan maar twee huizen aan, met twee huisnummers: 1 en 2. Deze vrijstaande, in Zaanse stijl opgetrokken villa’s met rode bakstenen en groene gevels, staan er sinds 1980. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik er een heerlijke kindertijd heb gehad, verstoppertje spelend rondom het huis en in het park en schommelend naast de garage tussen de rozenstruiken en de wilde kruidentuin van mijn moeder. De grote, schuine eikenboom biedt schaduw en koelte in de zomer en hangt beschermend over het grijs ogende grint van de oprit. Op deze sombere ochtend lijkt het grint donkerder dan normaal. De prachtige struik met rode bloemen staat in bloei en geeft deze ochtend iets van kleur. Op de oprit staat de kleine groene Matiz van mijn moeder. Links van ’t Padje staat een appartementencomplex met voor de deur zes parkeerplaatsen. Hiervan is er gelukkig nog een vrij, zodat ik mijn eigen auto kan parkeren.
Als ik even later mijn Seat uit stap, laat ik het huis in volle glorie op me inwerken. Mijn vader is bouwkundig ingenieur en een eigen huis bouwen stond altijd al op zijn bucketlist. Het huis wat voor mij staat is –en ik kan niet anders zeggen- perfect gelukt. Een combinatie van speelse en statige eigenschappen met een Zaanse inslag, maken de villa uniek in zijn stijl. Het huis is opgebouwd uit twee elementen met bijpassend puntdak; een kleinere voor de garage met verdieping en het grote, drie verdiepingen tellende woonhuis met een knal van een zolder. Mijn zusje en ik hebben er vaak schatkamertje gespeeld tussen alle verkleedkleren, boekenkisten en oude snuisterijen. Een groene tuin met bomen en bloemen omringen het geheel, met uitzondering van de oprit, welke is opgetrokken met grint. Als ik dichterbij kom, zie ik dat het grint ook daadwerkelijk donkerder is dan dat ik me dat herinner. Zojuist had ik nog de indruk dat het grint zo grijs leek, vanwege de bewolkte ochtend. Nu zie ik echter dat het veelkleurige grint heeft plaatsgemaakt voor antracietgrijs grint met van veel kleinere steen. Weer iets dat niet klopt met mijn herinnering. De auto van mijn moeder is gelukkig wel groen. Een vertrouwd beeld, dat samen met de bekende rode bloemen die het grint omlijsten, mijn gemoed weer iets tot bedaren brengt.
Het knisperende grint onder mijn voeten klinkt onbekend en anders dan het grint wat ik gewend was. Plotseling hoor ik van binnen het huis een luid geblaf en ik realiseer me dat het geluid van het grint, de hond des huizes heeft doen ontwaken. Ik spits mijn oren en hoewel ik het geblaf herken, kan ik mijn vinger er niet op leggen om welke hond het hier gaat. Mijn ouders hebben vanaf mijn geboorte diverse Duitse staanders en Teckels gehad. Aan het blafje te horen, is dit een teckel. Zou het hier gaan om Saartje? De dwergteckel met het kromme staartje? Een goede vriend van mijn ouders gaf haar de bijnaam Sara tire de la bouchon, wat een vrije vertaling is van kurkentrekker in het Frans, een liefdevolle verwijzing naar haar gekrulde staartje.
Ik kies ervoor om de achterdeur te nemen die rechts gesitueerd is naast de garagedeur. Deze deur is meestal niet afgesloten en leidt naar de garage en de bijkeuken. Als ik de deur open, zie ik rechts tegen het wandje de bovenlader wasmachine staan waar ik mijn muffe gym- en hockeykleren op placht te leggen. Na enkele dagen verschenen ze dan weer miraculeus schoongewassen in mijn sporttas.
De houten deur naar de keuken ligt hoger gelegen en is te bereiken via een betonnen trapje met drie treden aan mijn rechterhand, tegenover de wasmachine. Ik hoef de deur niet zelf te openen, omdat het vrolijke hoofd van mijn moeder al in de opening verschijnt. Haar gezicht oogt jonger en haar haren hebben nog de onmiskenbare kleur van zomerse honing. Net zo blond als mijn haren. Ze glimlacht en haar groene ogen stralen als ze met een zwaai de keukendeur helemaal opent en er een luidkeels blaffend teckeltje op me afrent. Haar gekrulde staartje beweegt heftig heen en weer en ze begint uitgelaten tegen me op te springen.
“Hey Saar!” roep ik blij en begin het lieve dier te aaien. De tranen springen in mijn ogen. Ze is al jaren dood in het tijdperk waar ik vandaan kom en ik heb haar echt gemist.
“Kom binnen, lieverd”, zegt mijn moeder, nog steeds de deur open houdend. Ze klakt met haar tong en Saartje schiet langs haar heen de keuken in.
“Hoi mam”, zeg ik glimlachend en geef mijn moeder drie zoenen op haar wangen. “Zou ze iets aan me merken?” Ik vraag het me echt af. Ik ben vijftien jaar ouder en wijzer. Uiterlijk is er niets aan me te merken, maar het feit dat ik geen brood meer eet, koffie laat staan en geen shaggie in mijn mondhoek heb, zal haar misschien verbazen. Ik kan dat natuurlijk afdoen als een gezonde verandering van mijn leefgewoonten. Het is geen geheim dat ik toentertijd zowel wilde stoppen met roken als afvallen. Maar het feit dat ik volwassener, een stuk rustiger en wijzer ben geworden in de lastige vijftien jaar die achter me liggen, kan ik waarschijnlijk niet wegpoetsen met een smoes. En waarom zou ik ook. Ik moet mijn geheim met iemand delen. Hoe dan ook, zal ik in ieder geval mijn moeder moeten vertellen over wat ik de afgelopen uren heb meegemaakt. Ik vertel haar sowieso altijd alles en mijn moeder heeft zich altijd geopenbaard als een vrijzinnig mens met een open mind.
De aanblik van de grote, donkergrenen hoekkeuken uit het begin van de tachtiger jaren vind ik geweldig. Met alle geheime laatjes en opberghoekjes, het gezellig betegelde aanrechtblad en de dubbele oven waar gelijktijdig koekjes en zelfgebakken brood in gebakken konden worden. Met de ronde, houten eettafel en de hoekbank aan de andere kant van de keuken, tegen de wit gestuckte wanden met de gezellige nisjes. Toen mijn vader een keer weg was voor zaken, hebben we de halve keuken opnieuw moeten schilderen, omdat ik zo slim was geweest de Heinz tomatenketchupfles te schudden met de dop er niet goed opgedraaid. Het leek wel alsof iemand met een kettingzaag een schoolklas met meisjes had vermoord, zo rood was de muur. Ik moet nog grinniken bij de herinnering. Aan beide kanten van de tafel is een deur. De deur aan de linkerkant leidt naar het verhoogde deel van de huiskamer waar de diner tafel staat en de boekenkast. Dit gedeelte wordt met tuindeuren gescheiden van het hoge terras. De rechterdeur leidt naar het andere verhoogde deel van het huis, het loftgedeelte, aangrenzend aan de hal en voordeur. Tussen het verhoogde deel in, ligt de grote woonkamer met open haard en de openslaande deuren naar de lage veranda. Omdat ik inmiddels langs mijn moeder heen ben gelopen om het huis te bekijken, kan ik alles in volle glorie aanschouwen. Ik loop vanaf de dinertafel de woonkamer in en vervolgens de hoek met de piano om naar het loftgedeelte. Hier is het plafond zeker vier, vijf meter hoog. Als kind gingen we in de kersttijd met mijn vader een kerstboom halen van wel 3,5 meter. Althans, in mijn herinnering waren deze bomen zo groot. Met keukentrapjes moest de kerstboom versierd worden. En nu ik hier sta, naar boven kijkend, komen deze herinneringen weer terug. Aansluitend aan de loft, begint de geknikte vaste trap naar boven, prachtig aangelegd met een kasteelachtig bewerkte eikenhouten trapleuning, die doorloopt in de opgang naar de slaapkamers. Verkleed als prinses ben ik menig keer gracieus de trap afgelopen als ik weer een modeshow gaf in een zelf verzonnen prinsessen outfit.
Mijn moeder loopt via de rechter keukendeur naar me toe en staat in de deuropening naar me te kijken.
“Syl, wat zoek je?” Als ik me omdraai zie ik dat ze me vragen aankijkt.
“Oh, niks, mam, ik vind het gewoon super om het huis weer te zien!” Met een grote glimlach kijk ik haar aan.
“Je bent hier een paar dagen geleden nog geweest! Maar ik ben blij dat je met een frisse blik je ouderlijk huis kunt waarderen.” Ze knipoogt en loopt terug naar de keuken.
“Ik heb de koffie klaar, lieverd”, zegt mijn moeder, terwijl ze de fluitketel van het fornuis neemt en het water in de koffiemaker doet. Een glazen pot met een filterdeel die langzaam de koffiedrap naar beneden duwt. Het maakt de heerlijkste koffie, maar ik hoef het niet.
“Dat ziet er heerlijk uit, mam, maar ik heb liever thee. En een banaan. Vind je dat erg?”
“Oja, ‘tuurlijk, geen probleem, ik heb nog water.” Mijn moeder pakt een bruinglazen beker en scharrelt wat in de grote uitschuiflade onder het fornuis op zoek naar de thee. In de la staan potten met losse earl grey thee en lapsang souchong thee. Beiden heerlijke theesoorten, maar wel zwarte thee en dat drink ik niet meer.
“Mam, heb je ook rooibosthee of muntthee ofzo? O wacht, je hebt vast nog munt in de tuin, toch?”
“Ja, ik ga even plukken, dan neem ik zelf ook een kopje. Dat vind ik wel lekker. De koffie bewaar ik dan voor zo als je vader wakker is.” Mijn moeder loopt via de deur naar de bijkeuken naar de zijtuin, waar de kruiden groeien. Dat geeft mij even tijd om onbeschaamd het huis te bewonderen. Want wat heb ik het hier gemist zeg! Ik loop weer door de linker keukendeur richting de huiskamer naar het lage woongedeelte en kom bij de tuindeur tot stilstand. De tuin ligt er prachtig bij met het groene gazon, de boomgaard en de kleurige bloemen. Mijn ouders zijn geen tuiniers, maar houden de tuin wel bij. Deze combinatie maakt de tuin juist wild genoeg om gezellig te zijn en netjes genoeg om fijn in te kunnen vertoeven.
“Syl, de thee is klaar.” Uit de keuken hoor ik de stem van mijn moeder en ik loop terug. Mijn moeder is aan de ronde keukentafel gaan zitten op haar eigen plek, het dichtst bij het fornuis. Ik ga op mijn vroegere eigen plek zitten, naast de rechterdeur, tegen de muur op de hoekbank. Onder mijn voeten staat de hondenmand waar Saartje weer rustig in is gaan liggen.
Mijn moeder wijst naar de fruitmand op tafel. “Neem lekker een banaantje, kind”, zegt ze, wijzend naar de grillig uitgesneden boomstronk met appelen, bananen en mandarijnen. “En vertel me dan eens; wat is er zo belangrijk op deze vroege ochtend?”
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Photo: Google Streetview, bewerkt door Tanja