door Tanja | dec 11, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Begin bij het ijzingwekkende eerste deel 1 Hier
Deel 42: Slaap zacht
Langzaam begeef ik me via de schaarsverlichte entree terug naar boven, terwijl mijn voeten zachte geluiden maken op het tapijt. Met mijn boeken onder mijn arm geklemd loop ik de trappen op naar boven. Tot mijn blijdschap zie ik dat de glas en lood lampen op de étages branden, zodat het geheel nog iets van een bewoonde indruk maakt. Maar helemaal boven aangekomen springt de duisternis van het hoekje bij de trap bijna als een zwarte kat op mij af. Ik loop snel door maar als ik voor de deur van de sprookjeskamer sta, realiseer ik me dat ik geen sleutel heb. Werktuiglijk voel ik aan de deur, omdat ik me niet kan herinneren dat mevrouw Hart deze op slot heeft gedaan. En hij blijkt inderdaad open. Tegenover de torenkamer ligt een privé kamer en ik vermoed dat mijn gastvrouw daar slaapt. Ergens vind ik dat een fijn gevoel. Ik vind de zolder –ondanks het gekleurde licht van de ganglamp- toch behoorlijk spookachtig. En ik hou niet van spoken.
Binnengekomen zie ik dat mijn gastvrouw de schemerlampjes op de nachtkastjes en de lampjes in de haard heeft laten branden. Gelukkig. Het ziet er echt gezellig uit en ik slaak een zucht van verlichting. Ik loop het trapje van de toren op en pak de lucifers die op tafel liggen om de kaars aan te steken die naast de schaal met appels staat. “Zo.” Zeg ik hardop. “Een beetje sfeer erbij.” Ik draai me om en kijk naar alle ramen die rondom de toren mij als zwarte ogen doordringend aankijken. De torenkamer is werkelijk prachtig, maar de nacht is donker. Er is nog steeds geen sprankje maanlicht te bekennen en ook de tuin is nu onverlicht. Ik besluit me even snel te douchen en mijn tanden te poetsen en kruip even later heerlijk tussen de koele, vers gewassen lakens. De staande geitjesklok geeft aan dat het bijna half één is. Het is voorbij mijn bedtijd, maar ik wil nog even genieten van de knusheid van de kamer, de lichtjes in de haard en de brandende kaars en ik pak het eerste boek van Robert Monroe om er even in te lezen. Ik ben namelijk benieuwd wat hij schrijft over technieken om buiten je lichaam te treden. Het duurt wel tien minuten bladeren voordat ik de lijst met methoden heb gevonden en ik lees ze rustig door. Wat belangrijk is, is om het eerste stadium te bereiken. Dat is het vibratie stadium waarbij je het gevoel hebt dat je lichaam gaat trillen. Dat kan heel zacht en fijntjes zijn of er vrij heftig aan toe gaan inclusief harde geluiden als zoemen, ruisen of brommen. Als je dit stadium hebt bereikt, dan weet je dat je lichaam in slaap is gevallen en je geest nog wakker is en kun je beginnen met proberen uit je lichaam te komen. Het vibratiestadium kun je alleen bereiken door ervoor te zorgen dat je lichaam in slaap valt en dit doe je door stokstijf stil te blijven liggen, totdat de vibraties beginnen. Ik had vanmiddag al over de vibraties gelezen en moest toen gelijk denken aan de ervaringen in mijn jeugd, waarbij ik regelmatig als heel jong kind wakker werd van mijn enorm heftig heen en weer schuddende bed, terwijl de herrie zo oorverdovend was dat het leek alsof er een ongelooflijk heftige storm was losgebarsten. Zo agressief dat mijn ramen ervan in kinkelden. Zoiets maakte mij altijd enorm angstig. Ik kan me niet anders herinneren of ik heb dit gehad vanaf heel jonge leeftijd. Zou dit hier iets mee te maken hebben? Als kind kon ik me op die momenten ook niet bewegen, terwijl ik niets liever wilde dan opstaan en naar mijn moeder rennen. Slaapverlamming heet dat geloof ik. Op zich wel fijn dat dat bestaat, omdat je anders tijdens je dromen zou gaan slaapwandelen, maar dankzij de verlamming lukt dat niet. Als je je ervan bewust bent, zoals ik als kind, kan dat dus wel heel erg eng zijn. Ik leg mijn boek neer en staar voor mij uit naar de open haard. De lichtjes dansen vriendelijk voor mijn ogen. Ik wrijf over mijn kin en bedenk me ineens dat het stil liggen in bed dus heel belangrijk is. Eigenlijk fop je je lichaam die denkt dat je in slaap bent gevallen en je dus op de rand van uittreden stuurt. Dan komen die vibraties en kun je uittreden. Je lichaam verlaten, zo lees ik, kan op zich heel eenvoudig door gewoon te denken aan uittreden en vervolgens je lichaam uit te zweven of draaien.
Ook al ben ik hartstikke moe, ik besluit dat dit toch het moment is waarop ik wil proberen om mijn lichaam te verlaten. Beter laat dan nooit. En ik wil immers weg. Terug. Ik blaas de kaars uit en knip de nachtlampjes uit. Ik zou niet weten waar het knopje van de open haard zit, maar dat vind ik ook niet erg. Deze lampjes mogen van mij blijven branden. Het is aangenaam licht dat me niet stoort. Dan ga ik op mijn rug liggen onder de dekens met mijn armen langs mijn zij en maak het mezelf behaaglijk. Ik zie de bewegende lichtjes van de open haard een rustgevend flikkerend patroon op het plafond maken. Buiten hoor ik de bomen ruisen en merk ik op dat er af en toe een auto in de verte over de provinciale weg langs zoeft. Voorderest heerst er doodse stilte. Ik moet ineens denken aan een moment uit mijn jeugd, toen ik in mijn eentje in een donkere kamer in Duitsland lag bij een oudtante. Mijn zusje en ouders sliepen ook ergens in dat huis, maar ik was alleen op die kamer. Door het raam piepte het schijnsel van de straatlantaarns en de auto’s die eens in de zoveel tijd over het natgeregende wegdek langsreden, maakten een ruisend geluid. Ik ben daar uiteindelijk wel in slaap gevallen, maar ik voelde me moederziel alleen in die vreemde kamer vol met verre geluiden. Ik voel me nu exact zo. Ik besluit mijn ouders nog even een sms-je te sturen. Ik pak mijn mobieltje van mijn nachtkastje af en als ik deze open klap geeft het aan dat het 00.53 is. Ik heb post staat er in het groene beeldscherpje en ik lees twee sms-jes. Eentje van mijn ouders om te vragen nog even wat van me te laten horen als ik veilig ben aangekomen en een sms-je van Jeroen die zegt dat hij van me houdt en me veel rust en plezier wenst deze dagen. “Shit”, hoor ik mezelf zeggen. Ik was die hele Jeroen vergeten. Ik denk ook niet dagelijks aan mijn ex moet ik toegeven, maar in dit leven is hij wel gewoon mijn vriend. Ik zal zowel hem als mijn ouders even wat moeten laten weten. Ik stuur ze vervolgens beiden iets terug in de strekking dat het goed gaat, dat ik in een bed & breakfast zit in Overijssel en dat ik binnenkort bel. Met x-jes. Van Sylvia. Als ik klaar ben check ik mijn batterij die op bijna vol staat. Ik kan me herinneren dat dat ding wel vijf dagen doorging op een volle batterij. Ja, de goeie ouwe tijd zullen we maar zeggen. De oplader van mijn huidige Samsung smartphone sleep ik de ganse dag achter me aan. Die batterij gaat een halve dag mee. Als ie in een goede bui is. Ik mis wel de pasjans app op mijn telefoon, het kaartspelletje dat mij elke avond weer helpt in slaap te vallen. Maar omdat ik toch wil proberen nu om uit te treden, is het wellicht goed om een beetje wakker te blijven. En ik ga weer op mijn rug liggen met mijn handen langs mijn zij. Niet veel later voel ik de slaap als een warme deken over me heen glijden. Ik probeer ertegen te vechten, maar het is tevergeefs. Ik kan niet anders dan het laten gebeuren en zo zak ik langzaam maar zeker de oneindige diepten van het onbewuste in.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Sleep’ by Hans van den Berg (Flickr), edited by Tanja
door Tanja | dec 4, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Nu is het mijn beurt om op het velletje van mijn duim te kauwen, terwijl ik mevrouw Hart aankijk. Dan ga ik verder. “Komt het er dan niet gewoon op neer dat u in de eerste staat bent van wakker bewustzijn in het hier en nu van uw Omgeving I en ik in de tweede staat van bewustzijn ben in mijn Omgeving III in een andere tijd en in een iets andere wereld dan zoals hij hoort te zijn in mijn verleden.”
“Precies!” Roept mevrouw Hart weer uit. “Je zou ook kunnen zeggen dat toen Robert Monroe naar Omgeving III afreisde en een stukje meeliep in het lichaam van die man, dat die man zich in Omgeving I bevond net als de mensen in zijn leven, maar dat dat voor Robert Monroe dus niet gold. Als je ervan uitgaat dat er zoiets bestaat als een parallel universum ten minste.” Mijn brein maakt inmiddels loopings en kronkelt alle kanten op om zich te kunnen wikkelen om de bovenmenselijke en buitenaardse metafysische concepten heen die hier worden besproken door twee vrouwen in een schaars verlichte salon ergens in Overijssel in het jaar negentiennegenennegentig.
“Wat op dit moment dus belangrijk is voor mij om te bepalen, is hoe mijn bewustzijn in dit jaar en in dit universum terecht is gekomen en hoe ik als de donder weer terug kan gaan waar ik vandaan kom.” Zeg ik onomwonden. Mevrouw Hart staat langzaam op en loopt naar het dressoir om nog een glaasje port in te schenken. Ik heb het gevoel dat ze onderwijl een antwoord op mijn probleem probeert te verzinnen. Terug bij de fauteuil gaat ze schuin zitten met haar linkerbeen onder haar rechterbovenbeen en billen gevouwen. Het voelt vertrouwd. Mijn moeder zit ook altijd zo.
“Om uit te vogelen hoe jij weer terug komt naar jouw heden is het belangrijk om het concept ‘tijd’ te begrijpen.” Gaat mevrouw Hart verder zodra ze zich helemaal genesteld heeft in haar stoel. “Tijd is namelijk niet echt. Het is een illusie. Het is iets wat wij hebben bedacht in dit universum, omdat wij in de ruimte waarin wij leven tijd ervaren. Alles gaat van verleden naar ons heden door naar de toekomst. We zien dat lineair als een rivier die stroomt van links naar rechts.”
“Dat weet ik”, vertel ik haar. “Ik ben in mijn heden Hypnotherapeut en daar heb ik veel te maken met regressie van cliënten naar het verleden maar ook met progressie naar eventuele toekomstige scenario’s. Ik laat mijn cliënten ook vaak een imaginaire lijn trekken op de vloer van mijn praktijk waarover ik ze laat lopen, terug of vooruit in de tijd.”
“Een mooi beroep als therapeut heb je, Celia.” Zegt het Hartenvrouwtje. “heb je ook al geprobeerd jezelf onder hypnose te brengen om te kijken wat er nu precies gebeurd is dat je hier terecht bent gekomen?” Vraagt ze dan.
“Dat heb ik inderdaad vanmiddag gedaan”, vertel ik haar. “Ik was echter niet in staat om de exacte details te zien van wat ik gisteravond, in 2014, gedaan heb vlak voor het slapen gaan. Ik weet het wel ongeveer, maar niet precies.”
“Weet je, meisje, morgenochtend komt mijn allerliefste tuinman om wat struiken en bomen bij te snoeien. Het is de afgelopen twee maanden ongelooflijk zonnig geweest met perioden van hevige buien. Vooral vorige maand, dus mijn tuin staat helemaal op springen en kan wel wat snoeiwerk gebruiken. Toevallig is mijn tuinman een oude vriend van mij die alles weet over tijd en tijdreizen. Wat zeg je me daarvan? Wat we kunnen doen morgen na het ontbijt is dat we jouw verhaal aan hem voorleggen om te kijken of hij misschien een oplossing heeft. Zou je daar wat voor voelen?” Ik knik heftig en kan me de toevalligheid van deze omstandigheden bijna niet voorstellen.
“Ik heb alle hulp nodig die maar denkbaar is en ik zou heel graag spreken met jouw tuinman. Hoe heet hij?”
“Mijn goede vriend de tuinman heet Wilhelm Wonders, maar we noemen hem meneer Rups. Deze bijnaam is ontstaan, omdat hij dol is op rupsen en bij het tuinieren heel voorzichtig omgaat met deze diertjes. Thuis heeft hij boeken vol over rupsen en als er kinderen zijn op het Witte Konijn laat hij de rupsen in alle kleuren van de regenboog aan ze zien en vertelt erover. In de zomer stikken we hier in de tuin van de bloemen en vlinders. En waar vlinders zijn, zijn rupsen.” Mevrouw Hart glimlacht en zet haar portglaasje op het zilveren dienblad neer. “Rups is het einde. Ik ken hem al lang. We zaten samen op de basisschool en hebben veel avonturen beleefd. Hij was een jaartje ouder dan ik en we plachten vaak te spelen in het groen, op weilanden, in ouwe schuren en we bedachten van die grootse fantasie verhalen die we dan uitspeelden als kind.” Glimlachend staart mevrouw Hart in de verte, waarbij beelden van vroeger ongetwijfeld langs haar geestesoog voorbij trekken. Bij mij springt er echter ineens een vervelende gedachte door mijn hoofd. Want wat als deze mevrouw Hart en meneer Rups gewoon hartstikke mesjogge zijn en ik zit opgezadeld met een enorm probleem en twee mensen die in LaLaLand leven? Maar zo snel als de gedachte mijn hoofd binnen kwam, verdwijnt deze ook weer. Dit hartenvrouwtje probeert mij met alle middelen die zij heeft te helpen. Zij heeft duidelijk veel verstand van zaken en ik vertrouw haar. En voor wat betreft haar childhood friend, dat zien we morgen wel weer. Als hij echt zo veel verstand heeft van tijd dan haal ik er wellicht wat uit dat ik kan gebruiken. Linksom of rechtsom, ik moet terug. Naar mijn man, naar mijn kinderen en naar mijn leven.
“Wil je nog een kopje thee om het af te leren?” Haalt mijn zorgzame gastvrouw me terug uit mijn overpeinzingen.
“De thee is heerlijk, echt verrukkelijk, maar ik denk dat het tijd is om lekker naar bedje te gaan nu”, zeg ik haar. Ik vond het werkelijk fantastisch om met u te spreken over al deze zaken. Dank u wel voor alle informatie die u mij heeft gegeven. Ik heb weer het een en ander om over na te denken.”
“Niets te danken, kind. Ik vind het geweldig om over metafysica te babbelen. Dat is weer eens wat anders. En morgen weer en dag en gaan we gewoon door met het onderwerp tijd. Met rups.” Dan staat ze op en loopt met het dienblad richting de deur van de keuken. Dan draait ze zich om. “Wat wil je morgenochtend voor ontbijt? Je bent een fruitliefhebber hè? Ik maak wel wat. Komt goed.” Dan verdwijnt ze zonder mijn antwoord af te wachten, met Dinah in haar kielzog, door de deur.
Ik sta langzaam op. Een beetje beduusd door haar plotselinge vertrek en vraag me af of het vuur in de haard gewoon kan blijven branden. Maar de kleine professor steekt dan haar hoofd om de deur en alsof ze mijn gedachten heeft gelezen zegt ze: “Ik laat het vuurtje gewoon uitbranden. Blijf gerust nog even zitten hoor als je dat fijn vindt.” Ik knik glimlachend naar haar en blijf nog even zitten om mijn kopje leeg te drinken.
Nu mevrouw Hart is verdwenen en de stilte van de salon over me heen wordt gedrapeerd als een mantel, voel ik de kou die door mijn kleding heen dringt. En geen onzichtbare mantel die deze kou kan tegenhouden. Ik moet nu naar boven. Naar mijn kamer. Door een onverlicht, oud en krakend landhuis. En dan slapen. Hopend dat meneer Rups me morgen de wijsheid en kennis kan geven die ik nodig heb om terug te keren naar waar ik thuishoor.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Wonderland’ by Hldrmn (Flickr)
door Tanja | nov 27, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
“Ik zit met een enorm probleem en ik vermoed dat de informatie uit deze boeken me zou kunnen helpen bij het oplossen ervan.” Ik zet mijn thee neer op het salon tafeltje en wring vervolgens mijn handen in elkaar. Hoewel ik voel dat mijn gastvrouw volledig te vertrouwen is, ben ik bang dat ze me niet gelooft, of denkt dat ik gek ben, als ik haar mijn verhaal vertel. Mevrouw Hart ziet mijn aarzeling.
“Je kunt het me vertellen. Geloof me. Ik kijk nergens meer van op in dit leven. Toe maar.” Zegt ze. Ze wappert met haar handen en kijkt me vriendelijk aan.
“Ik hoor hier niet te zijn”. Stoot ik uit. “Ik bedoel…vanochtend werd ik wakker in een bed waar ik helemaal niet thuis hoor. Ik werd namelijk wakker in mijn oude studentenhuis waarin ik ooit heb samengewoond met mijn toenmalige vriendje en nu ex- man. Dat huis is al lang gesloopt, weet u. En mijn vriendje lag ineens weer naast me en de hele wereld was anders. Gisteren was het nog 11 mei 2014 en ging ik slapen naast mijn man met mijn twee kinderen en vanochtend toen ik wakker werd was het ineens 20 september 1999. Voor mij is dit de vorige eeuw. Ik hoor hier niet te zijn.” Ik heb zo snel gesproken dat ik het hartenvrouwetje geen enkele mogelijkheid geef om me te onderbreken.
Zonder een spier te verrekken kijkt ze me aan. Ernstig. Nadenkend. Dan begint ze te spreken.
“Bedoel je dat terug bent gegaan in de tijd?” Ik duw mijn wenkbrauwen omhoog in verbazing. Zo’n snelle conclusie had ik niet verwacht. Zelfs niet van dit slimme vrouwtje. Het is ook nogal niet wat, wat ik haar vertel.
“Klopt mevrouw Hart, dat is exact wat er is gebeurd. Kunt u zich voorstellen hoe zeer ik in paniek was? Ik ben gewoon overnight vijftien jaar in de tijd terug gegaan. En nu probeer ik uit te vogelen hoe ik weer terug kom in mijn tegenwoordige tijd.
“Ongelooflijk.” De kleine dame is daarna stil en leunt achterover. Ze kijkt me aan. Taxerend.
“Ik snap dat het moeilijk is te geloven. Het is dat het mijzelf overkomt, anders had ik het ook niet geloofd. Echt.” Vertel ik haar vlug.
“Dus je ging gisteravond gewoon slapen in je bed in 2014 en vanochtend werd je wakker in een heel ander bed in een heel andere tijd?”
“Klopt.” Ik knik. Het hartenvrouwtje is weer stil. Nadenkend.
“En je weet zeker dat je niet je hoofd keihard hebt gestoten of iets dergelijks. Een hersenschudding of hersenbeschadiging hebt opgelopen.”
“Ik heb mijn hoofd niet gestoten. Ik was gisteravond nog een video aan het kijken op mijn telefoon. Tegenwoordig kunnen wij dat. En daarna ben ik gewoon in slaap gevallen.”
“Interessant.” Ze blijft me aankijken. “En nu denk je dus dat je ineens uit de toekomst komt.” Ze stelt het vast.
“Nee dat dénk ik niet, dat ís zo.” Zeg ik haar met een dringende toon in mijn stem terug.
Mijn gastvrouw zwijgt weer.
“Waarom denk je dat je uit 2014 komt?” Vervolgt ze.
“Omdat ik sinds 1999 een heel leven heb geleefd. Ik ben verhuisd, verloofd, getrouwd, ik heb siamezen gekregen, twee kinderen. Ik ben nog een keer verhuisd. Ik heb vijftien jaar leven achter de rug sinds 1999. Ik vertel echt de waarheid. Ik kom uit de toekomst!”
“Ik vind het een bijzonder en interessant verhaal wat je me verteld en voor nu ga ik ervan uit dat je de waarheid, of in ieder geval jouw waarheid vertelt.” Ze gaat wat voorover zitten in haar stoel. “Hoe is het in 2014? Is er vrede in de wereld? Is het mooi?”
“Zo veel is er niet veranderd. Er is nog steeds oorlog. Eigenlijk is de wereld best heel rumoerig. En de technologie is een stuk verder. Niet zozeer qua auto’s ofzo, meer op het gebied van informatica en telecom. We hebben nu smartphones en tablets die met een touchscreen te bedienen zijn. Eigenlijk een soort mini computers waar je ook mee kunt bellen, navigeren, alles. Je eigen zakcomputer. Ik mis mijn smartphone wel hoor. Ik heb nu mijn oude telefoontje mee. Een Motorola waar ik alleen mee kan bellen. Heel simpel. Maar dat is zo in 1999.” Ik kijk haar aan terwijl ik praat.
“Dat klinkt fascinerend En sterker nog het klinkt niet alsof je dit uit je duim zuigt. Ongelooflijk. Ik sta perplex!” Mevrouw Hart begint te glimlachen.
“Het is ook wel heel bijzonder,” geef ik schoorvoetend toe. “Maar echt leuk is anders hoor. Ik wil gewoon terug naar mijn eigen hedendaagse leven. En nu zit ik hier vast in een tijd waar ik helemaal niet meer wil zijn. En het ergste is nog dat ik niet terug ben in de tijd die ik ken, maar in een andere tijd. Hoewel het wel september 1999 is en ik vijftien jaar terug ben gegaan in de tijd, zit ik, zoals het lijkt, op een andere tijdlijn. Dat klinkt science fiction achtig hè?”
“Ja dat klinkt nog vreemder inderdaad.” Antwoordt ze. Maar waarom denk je dat je op een andere tijdlijn zit?” Vervolgt ze, alsof het feit dat ik stel dat ik terug gegaan ben ik de tijd naar een parallel universum de normaalste zaak is van de wereld. Alsof we een koekjes recept uitwisselen. Zo kijkt ze.
“Nou, ik zit niet in de omstandigheden die ik ken van september 1999. Zo heb ik een heel andere studie gedaan, een andere baan en mijn ouders wonen nog steeds in hun villa, waar ze eigenlijk al in 1996 vanuit zijn verhuisd.”
“Ok.” Mevrouw Hart pakt met de wijs- en middelvinger van haar handen haar slapen vast en fronst. “Jij ging dus gisteren slapen in 2014 en vanochtend werd je wakker in 1999 in een parallel universum?” Ik knik. Het klinkt bijna grappig. Als het een film was geweest die ik vanuit mijn bioscoopstoel had bekeken had ik gelachen, bedenk ik me. Ze zucht diep en kijkt weer naar het plafond, terwijl ze kauwt op het velletje van haar duim. Ik kijk haar vol verwachting aan.
“Hier heb ik nog nooit van gehoord.” Zegt ze dan. “Wel van mensen die onder gecontroleerde omstandigheden konden terug keren in de tijd, zoals Andrew Basiago. En de omstandigheden rondom het Philadelphia Experiment waren ook zo dat de mensen terug keerden in de tijd en weer verschenen in het nu. “Maar jij loopt dus al de hele dag in de verkeerde tijd rond?” Vraagt ze. Ik knik weer. Heftiger deze keer. “Hmm. Ok. Ja Andrew wist dat hij terug ging in de tijd. Hij was hierin getraind. Ik weet niet precies het hoe en wat. Bij het Philadelphia Experiment werden theorieën van Einstein en technieken van Tesla toegepast en werd een heel marineschip geteleporteerd om redelijk snel daarna weer terug te keren in het heden met alle dramatische gevolgen van dien. Er is een film van gemaakt geloof ik.”
“Wat voor dramatische gevolgen?” Vraag ik dringend.
“Er werden testen gedaan met het schip om deze onzichtbaar te maken, gebruik makend van elektromagnetische velden en zwaartekracht. Maar in plaats van gewoon onzichtbaar te worden door het ombuigen van licht, verdween deze volledig. Er was alleen een groene mist over waar het schip ooit was. Toen het schip even later weer verscheen was de bemanning er niet goed aan toe. Bemanningsleden waren verdwenen, om nooit meer terug te keren, sommigen waren fysiek versmolten met het staal van het schip en de rest was psychisch helemaal doorgedraaid.” Ik kijk haar vol afschuw aan.
“Ik hoop niet dat dat mijn voorland is, straks versmolten te zijn met de muur van mijn huis ofzo.”
“Nee, wees niet bang. Jouw geval is heel anders. Kijk, hier waren knappe koppen echt aan het experimenteren geslagen. Dit is ook geen officieel verhaal hoor. Het Amerikaanse leger houdt het op een mythe, maar ik weet wel beter.” Ze knipoogt naar me en neemt een flinke slok port, waarna ze verder gaat.
“Want als ik het goed begrijp ben jij als het ware terug gegaan in de tijd in je lichaam van toen. Omdat je er erg jong uit ziet. Niet als iemand met kinderen. Want hoe oud ben je? Een jaar of eenentwintig?”
“Nee ik ben wat ouder. Zesentwintig, maar ik zie er wel jonger uit. Tenminste, in dit lijf ben ik zesentwintig, maar in 2014 ben ik dus eenenveertig.”
“Aha, dus je bent met je bewustzijn terug gegaan in de tijd.” Ze stelt het vast met een nadruk op het woord bewustzijn.
“Ja, zo zou je het denk ik wel kunnen zeggen. Ik ben me bewust van dit jaar. Dit moment. En niet van het moment waar ik nu hoor te zijn in 2014.”
“Ongelooflijk.” Mevrouw Hart roept het hoofdschuddend uit. Alsof de omvang van mijn relaas nu pas tot haar doordringt. Ze gaat achteruit in de kussens zitten en vouwt haar handen om haar glaasje port, welke bijna leeg is. “Meis, wat vreselijk voor je. Wat zul je geschrokken zijn. En angstig.” Ik knik weer. Ze blijft me indringend aankijken en vervolgt dan: “Ik snap wat je bedoelt met die link tussen out of body gaan en jouw tijdreis avontuur. Weet je dat Robert Monroe tijdens zijn buitenlichamelijke reis ook naar een gebied ging waar hij in een parallel leven leefde?”
“Ja, ik las daar inderdaad iets over. Was hij daar niet een man in een ander universum wat parallel liep aan het zijne, maar heel verschillend met de wereld die hij kende?”
“Inderdaad”, antwoordt mevrouw Hart. Dat noemde hij geloof ik de derde omgeving van de tweede staat. “Kijk, Monroe noemde de staat van zijn zoals je bent in wakkere vorm in het hier en nu waar je niet droomt, de eerste staat. Zoals wij hier met elkaar praten. De tweede staat is de staat waarin je lichaam slaapt, maar je bewustzijn wakker is en op reis gaat buiten je lichaam.”
“Ik geloof dat ik het snap.” Zeg ik. “Er zijn dus twee staten en je bent in allebei de staten wakker. Bij bewustzijn zeg maar.”
“Precies!” Beaamt mijn wijze vriendin. “En hoewel je dus in beide staten wakker bent, geldt dat niet voor je lichaam,” vervolgt ze. “In de eerste staat is je lijf wakker en in de tweede staat slaapt ie.”
Ik grinnik. “Het lijkt wel hogere wiskunde!” Mevrouw Hart lacht. “Het gaat in de boeken van Monroe natuurlijk alleen over de avonturen die hij beleefde in de tweede staat. Buiten zijn lichaam.” Vervolgt ze. “In deze tweede staat reisde hij naar diverse gebieden die hij omgeving I, II en III noemde. Omgeving I is het hier en nu en alles in jouw leven wat herkenbaar is. Zo kun je bijvoorbeeld je lichaam uit zweven in je eigen slaapkamer, daarna naar de woonkamer gaan en daar je gezin zien zitten. Omgeving I is alles wat vertrouwd is in tegenstelling tot Omgeving II. Want hier is alles totaal anders dan alles wat ooit bekend en vertrouwd was voor jou. Het is een oneindig groot gebied waarin tijd en dus ook ruimte zoals wij die kennen, niet bestaan. Alles wat mooi is, zo mooi als de hemel en alles wat lelijk is als de hel, kun je hier vinden. Ook vind je hier geen normale mensen, maar wezens van diverse pluimage en frequentie.”
“Wat bedoelt u met frequentie?” Vraag ik fronsend. Tot zover snap ik het, maar wat ze hiermee bedoelt begrijp ik niet.
“Met frequentie bedoel ik trilling.” Legt het hartenvrouwtje uit.
”Trilling?” Vraag ik haar weer fronsend.
“Ja trilling. Vibratie. Energie!” Ze glimlacht mysterieus. “Alles is energie, lieverdje. De wereld lijkt solide. En we denken ook dat de materie van deze wereld, van de eerste staat van zijn zogezegd, vast is. Bewegingsloos. Maar dat is op kwantumniveau niet het geval, omdat als we op dit niveau naar materie kijken, we zien dat alles in beweging is. Een atoom, de bouwsteen van materie, is altijd in beweging en afhankelijk van de snelheid van deze beweging, toont de wereld zich als vast, vloeibaar of gas. Als we nog verder gaan kijken komen we er achter dat alles uiteindelijk van energie is gemaakt. En deze energie heeft ook een bepaalde trilling. En hoe hoger de trilling van de energie, des te prettiger deze aanvoelt. Zelfs onze gedachten zijn gemaakt van energie.”
“Ja! Veer ik op. “Dat is de wet van de aantrekkingskracht. Net als de film The Secret.” Ik praat snel en enthousiast als ik me realiseer dat deze film in 1999 nog lang niet uit was.
“Die film ken ik niet, maar als ik het dus heb over wezens van diverse frequentie, heb ik het over wezens die van prettig tot onprettig aanvoelen. Bijvoorbeeld van liefdevolle, engelachtige wezens, overleden mensen en bijzondere buitenaardse wezens, tot monster-achtige individuen. Klinkt echt science fiction, hè Celia?” Zegt mevrouw Hart lachend. “Nou en dit kun je allemaal aantreffen als je buiten je lichaam treedt in die tweede staat.” De professor met haar rode slofjes gaat achteruit in haar fauteuil zitten en neemt een flinke slok van haar portje. “Begrijp je het zo een beetje?”
“Ja,” zeg ik. “Het is een beetje als dromen. Sommige dromen zijn naar met vervelende mensen en monsters en anderen weer positief die fijn aanvoelen.”
“Exact. En dromen doe je ook in deze tweede staat. Alleen ben je dan niet bewust. Maar ik vermoed dat je wel dromende mensen kunt tegenkomen in deze staat buiten je lichaam.” Ik knik. Ik snap waar ze het over heeft, hoewel het niet de meest eenvoudige onderwerpen zijn om over te spreken. Mevrouw Hart gaat dan verder.
“In deze tweede staat buiten je lichaam beweeg je je voort met gedachtenkracht. Ook zoiets. Met andere woorden: jij denkt ergens aan en vervolgens gebeurt dit ook onmiddellijk. Of ben je meteen op de plek waar je aan dacht. Of bij de persoon waar je aan dacht, ook al bevindt deze zich aan de andere kant van de wereld. Of zelfs op de maan. Als jij er aan denkt gebeurt het meteen.” Ze neemt weer een slokje port en zet daarna het glaasje weer voorzichtig neer op het dienblad.
“Weet je, de tweede staat is eigenlijk de natuurlijke staat van je tweede lichaam. Je astrale lichaam. En zoals we net al hebben vastgesteld zou je kunnen zeggen dat als je droomt je ook naar dit gebied gaat met dit astrale lichaam.” Mijn gastvrouw pauzeert even.
“Zou het kunnen zijn dat ik dan nu droom en een soort lucide droom heb en u daarin verschijnt?” Vraag ik haar.
“Ik denk het niet. Daarvoor is dit te echt. Ik weet zeker dat ik niet in de droom van iemand anders zit nu”, lacht mevrouw Hart zachtjes. “Ik denk persoonlijk wat anders.
Het begint me te dagen. Langzaam maar zeker. Ik zucht en drink mijn kopje thee leeg.
“Ik weet het, meiske. Het is een hoop informatie hè?” Ik knik. En terwijl het grijze vrouwtje mijn theekopje weer vult, vraagt ze:
“Vindt je het nog wel interessant als ik je vertel wat ik weet over omgeving twee en drie van de tweede staat?”
“Ja zeker, ik ben erg benieuwd naar alle informatie die met Monroe en buitenlichamelijke reizen te maken heeft. Maar wat was de eerste omgeving ook al weer?”
“Omgeving I is de wereld zoals jij die kent, precies of bijna gelijk als dat jouw wereld er uit ziet.” Zegt ze.
“Oja”, antwoordt ik. Ik weet het weer. En hoe zit het dan met die andere twee omgevingen?”
“Nou, Robert Monroe kwam er door zijn vele buitenlichamelijke reizen dus achter dat er ook plekken waren die in totaal niets leken op zijn normale wereld uit Omgeving I.
“Ik ga verder.” Ze gaat wat verzitten, neemt een slokje port en laat zich weer wegzakken in de kussens.
“Monroe was in eerste instantie doodsbang voor Omgeving II, omdat deze totaal anders was dan zijn vertrouwde Omgeving I. Wat ook wel begrijpelijk is. Buiten je fysieke lichaam zijn is al best een uitdaging en als je dan op plekken komt die bijvoorbeeld volkomen duister zijn, of waar je handen van vreemden op je lijf voelt en waar je niet weet hoe je je weg weet terugvindt naar je eigen lichaam in je bekende wereld, dan kan dat best beangstigend zijn.”
“Dat begrijp ik”, knik ik bevestigend. “Ik heb ook wel wat gelezen over deze tweede omgeving en dat leek me ook hartstikke eng. Puur omdat je allerlei wezens tegenkomt die je niet kent en waarvan je niet weet of ze aardig zijn of niet. Maar ook omdat hij in dat pikkedonker was en niet wist hoe hij terug moest.”
“Klopt”, zegt ze. “Maar hij kwam er dus gelukkig snel achter dat hij kon reizen met gedachtenkracht. Hij hoefde slechts te denken aan zijn fysieke lichaam en hij was weer terug. Poef! Als in een flits!” Terwijl ze ‘poef’ zegt gooit ze haar handen in de lucht.
“Nou en Omgeving III was weer een hele andere, daar hadden we het net al even over hè? Daar ging hij naar die paralelle wereld. dat was dus een gewone wereld, een aarde zogezegd, maar een voor hem onbekende plek die. Hij kroop daar in de huid van zijn alter ego in die voor hem onbekende wereld. Hij lééfde daar daadwerkelijk als die man en nam als het ware zijn lichaam over, maar omdat hij alleen met zijn bewustzijn in die man ging en verder ging enkele notie had van die man zijn leven of van de wereld waarin hij leefde, was dit heel bevreemdend voor Monroe. Omgeving III is dus eigenlijk net als Omgeving I, bijna identiek aan onze wereld, maar ligt noch in het verleden, noch in het heden van onze huidige realiteit, hetgeen impliceert dat het hier een parallele wereld betreft. Begrijp je wat ik daarmee bedoel?” Mijn gastvrouw de Professor is iets voorover gaan zitten en steunt met haar ellebogen op haar knieën. Ik knipper met mijn ogen en probeer de omvang van wat zij vertelt tot me door te laten dringen.
“Ik geloof het wel”, antwoord ik aarzelend.
“Monroe is in Omgeving III naar een paralelle wereld gereisd. EN met zijn bewustzijn heeft hij plaats genomen in die andere hij. Die man. En dat is eigenlijk wat mij nu ook overkomt!” Roep ik uit. Ik zit op het puntje van mijn stoel. “Omdat mijn eenenveertigjarige bewustzijn als het ware het lichaam heeft overgenomen van de zesentwintigjarige Tanja in een paralelle wereld. Jeetje.”
“Precies!” Verklaart het kleine dametje en gaat triomfantelijk achteruit leunend in haar fauteuil zitten. “De Tanja uit 2014 is in de Tanja van 1999 gefloept. En de vraag is nu: Hoe kom jij met je bewustzijn van 2014 weer terug naar waar je hoort?!”
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Port wine glass’ by Port Convention & Visitors Bureau (Flickr)
door Tanja | nov 20, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
De sofa zit aangenaam. Ik ben niet groot en het zitvlak van de meeste banken zijn te lang voor mij, zodat ik óf op het puntje van de bank moet gaan zitten, óf als een kind met mijn voetjes in de lucht bengel. Deze zit perfect. Ik steun met mijn rug tegen de leuning en heb mijn benen aangenaam over elkaar heengeslagen. Mijn voeten rusten op het zachte tapijt en mijn de kop thee voelt warm in mijn handen. Terwijl ik het me behaaglijk maak in de salon, bedenk ik me dat september echt zo’n maand is die gewoon maar doet wat ie wil. Net als mei, de maand waar ik gisteren nog in aanwezig was. En voorzichtig vraag ik me af in welk jaar ik morgen zal ontwaken. Behalve het zachte ruisen van de bomen buiten, het knetteren van het haardvuur en het tikken van de ouderwetse klok aan de muur, is er geen geluid. De snelheid en de daarmee gepaard gaande herrie van mijn eigen eeuw zijn hier totaal afwezig. Er is geen smartphone die aangeeft dat er een appje is binnengekomen, er zijn geen geluiden van YouTube beroemdheden en TV’s die door elkaar heen tetteren en andere geluiden die aangeven dat er nieuwe informatie is binnengekomen, in welke vorm of op welk medium dan ook. Wat een rust. Ik zucht eens diep. Net als de lieve dame die vlak bij me zit en wacht op een antwoord.
“Deze boeken heb ik vanmiddag meegenomen van huis.”, vertel ik rustig. “Ik vond ze in een doos. In eentje ervan ben ik al begonnen met lezen. Ik zie aan uw enorme boekenkast dat u ook erg houdt van lezen.” Ik merk dat ik het nog steeds lastig vind om mevrouw Hart werkelijk te vertellen over mijn boeken, laat staan wat ik vandaag heb meegemaakt en stuur de aandacht zo van mezelf weg.
“Het vergaren van meer kennis en informatie is mijn passie. Naast het perfectioneren van het perfect gebakken koekje natuurlijk”, glimlacht ze. “Boeken zijn geweldig. Ik houd van ze. Ik houd van lezen. Ik houd van nadenken. Niet alleen over de inhoud van de boeken, maar over het leven. Ik vertelde je al dat ik professor ben geweest in de natuurkunde, de fysica. Maar wat ik je nog niet vertelde is dat ik de laatste jaren van mijn hoogleraarschap voornamelijk heb onderwezen in kwantumfysica en metafysica. Zegt jou dat iets?” Ze kijkt me aan en ineens zie ik de professor in haar. De denker. Niet meer het koekjesbakkende kattenvrouwtje, maar een mens met een enorme wijsheid en diepgang. Er schuilt hier veel meer onder de laag rokken, truien en fleurige pantoffeltjes.
“Natuurlijk zegt kwantumfysica mij iets, ik ben er zelf ook erg in geïnteresseerd en ik was verheugd te zien dat u zoveel interessante boeken in uw kast had staan. En geweldig dat u hierin hebt lesgegeven.” Ik voel hoe de energie in mij begint te stromen en mijn hart wat sneller gaat kloppen. Dit zou nog eens een heel interessante avond kunnen worden. “Alleen metafysica zegt mij geloof ik niet veel.” Vervolg ik.
“Ah!” Zegt ze met een open en vriendelijk gezicht. “Je hebt al even een kijkje in mijn boekenkast genomen!” Ze neemt een slokje port en schraapt haar keel.
“Kijk”, begint ze, “De natuurkunde, of de fysica, dat is mijn oorspronkelijke vakgebied, waarin ik vele jaren heb lesgegeven. En in de fysica onderzoeken we waarom de wereld is zoals wij deze aanschouwen met onze zintuigen. Dit waarneembare, daar proberen we inzicht over te krijgen met behulp van experimenten die wij uitvoeren. Met deze klassieke natuurkunde onderzoeken we kortweg materie en energie. De metafysica gaat verder, want waar de fysica zich richt op alles dat we met onze zintuigen kunnen waarnemen, kijken metafysici naar hetgeen wat niet zichtbaar is. En daar filosoferen wij over. En hoe ouder ik werd en hoe langer ik lesgaf, hoe meer ik begon te snappen dat k eigenlijk niets weet. Helemaal niets!” Mevrouw Hart gooit haar vrije had in de lucht om haar woorden kracht bij te zetten.
“Ik begon mij vragen te stellen als: Wie ben ik? En wat doe ik hier? Wie ben ik eigenlijk, wat is die ik en is er iets dat groter is dan ikzelf, zoals een God? En wat is tijd nou eigenlijk en zeker in de samensmelting met ruimte? En ik ben ook altijd geïnteresseerd geweest in het vraagstuk ziel. Want wat is de ziel en hoe zit het met de reis van de ziel? En denk ook eens aan iets als vrije wil. Want bestaat dat wel of is alles voorbestemd?” De kleine dame neemt een slokje port en zet het glaasje dan voorzichtig op het zolveren dienblad, gaat wat verzetten en vervolgt haar verhaal.
“Ik begon na te denken over al deze zaken. En ook over kwantum fysica, wat net als metafysica verder gaat dan de reguliere fysica. Maar waar metafysica meer een filosofische stroming is, onderzoekt kwantum fysica ook op zeer wetenschappelijke wijze de fysica op een niveau die niet meer te vatten is in de reguliere fysica. Je zou kunnen stellen dat de reguliere fysica eigenlijk enorm te kort schiet als je onze werkelijkheid door de kwantumfysische bril gaat bekijken. Maar dat kon ik niet te hard zeggen in de academische wereld. Echt, geloof me. De meeste wetenschappers bekijken onze werkelijkheid nog steeds vanuit een klassiek mechanisch kader. Wat je ziet wordt hier als waar verondersteld en wat je niet kunt zien is per definitie niet waar. Alles wordt in- en uit elkaar gezet als het mechaniek van een radio, of een auto, terwijl ik zie en geloof dat de wereld waarin wij leven een veel holistischer karakter heeft, waarin alles met elkaar verbonden is en zo invloed op elkaar uitoefent, hoe vreemd dat ook mag zijn vanuit een klassiek natuurkundig perspectief.” Het hartenvrouwtje heeft haar handen in elkaar gevouwen en kijkt naar het plafond onder het praten. Het is net alsof ze tegen zichzelf praat. Dan kijkt ze mij ineens weer aan.
“Maar dát is niet waar wij het over hadden, dametje. We hadden het over jou en jouw boeken, weet je nog?” Er verschijnt een fonkeling in haar ogen als ze naar me lacht, maar ik realiseer me dat ik veel liever haar brein uit hoor als het gaat om alle verschillende vormen van fysica. Haar kennis en informatie zou me namelijk nog wel eens terug kunnen helpen brengen naar mijn heden. Ik denk terug aan mijn huilbui eerder op de avond en haar lieve blauwe ogen toen ze me zei dat ik alles tegen haar kon vertellen en ik besluit dat het veilig is om haar mijn verhaal toe te vertrouwen.
“Weet u, ik heb deze twee boeken meegenomen op mijn reis in de hoop dat ze me zouden kunnen helpen bij het probleem waar ik tegen aan ben gelopen toen ik vanochtend wakker werd.”
“Mag ik ze eens zien?” Vraagt mevrouw Hart en steekt haar kleine, rimpelige hand naar me uit. Terwijl ze de boeken aanneemt zegt ze: “En je weet dat je me alles kunt vertellen wat je ook maar op je hart hebt. Bij mij is het veilig.” Ik knik en vertel haar dat ik dat weet. Dan zet ze de leesbril op haar neus die aan een rood touwtje om haar nek hangt. “Robert Monroe?” Ze roept het bijna uit, terwijl ze me enthousiast aankijkt. “Wat leuk! Ik heb ook zijn tweede boek hier: ‘Far Journey’s’. Want jij hebt hier zijn eerste en derde boek, wist je dat?” Ik kijk mijn bijzondere gastvrouw inmiddels schaapachtig aan. Hoe is het mogelijk dat ik binnenval in een random huis bij een vrouw die niet alleen alles weet van kwantumfysica, maar ook nog eens de zeldzame boeken in haar eigen kast heeft staan die ik mee heb? “Ik weet even niets te zeggen”, stamel ik. “Het is zo apart dat u deze boeken zelf ook heeft staan. Heeft u ze gelezen?”
“Meer dan dat, meiske. Meer dan dat. Al meer dan dertig jaar experimenteer ik zelf met uittredingen en astrale reizen. Ik vind het ongelooflijk toevallig dat jij bij mij komt binnenvallen met deze boeken onder je arm. Vanwaar je interesse?” Met grote ogen kijkt ze me ongeduldig aan, wachtend op mijn antwoord.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Little Known’ by Victor Rocha (Flickr)
door Tanja | nov 13, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Ik zit op het voeteneinde van het hemelbed. De voile gordijnen die vanaf de top van het bed tot de grond hangen vallen langs me heen. Tegen de wand staat een grote wandklok die me niet eerder was opgevallen met op de kast een geitje geschilderd. De ouderwetse wijzers en Romeinse cijfers van de klok wijzen aan dat het bijna kwart voor elf is. Mijn linkerhand glijdt ondertussen gedachteloos over de sprei van het bed waar een patroon van witte konijntjes en horloges op staan afgebeeld. Ik vind het een beetje een aparte combinatie en pijnig mijn hersenen om te achterhalen of konijntjes en horloges misschien een link zijn naar een of ander sprookje, maar ik kom er niet op. De uitnodiging van het hartenvrouwtje staat nog en het vooruitzicht om naar de salon te gaan voor een drankje en een goed gesprek verheugd me. In mijn rechterhand heb ik de twee boeken van Robert Monroe vast. Ik vond ze net in mijn weekendtas en ik vraag me af of ik ze op mijn nachtkastje moet leggen voor morgen of dat ik ze meeneem naar beneden. Mijn gastvrouw lijkt me echter het type die me nog wel eens zou kunnen verrassen met haar open mind en ik besluit de boeken mee te nemen naar beneden.
Een paar minuten later loop ik de sprookjeskamer uit, terug naar beneden en overvalt me de stilte van het bed & breakfast weer. Het feit dat er geen andere gasten zijn en dat ik helemaal alleen moet slapen in dit oude, krakende huis met zijn schaduwen, benauwd me een beetje. Ik haast me de trappen af en als ik beneden ben aangekomen, word ik begroet door Dinah die lag te slapen op een van de fauteuils en rekkend en strekkend op me afloopt voor een aai.
“Waar is je vrouwtje?” zeg ik werktuiglijk.
“Mauw”, antwoordt Dinah en loopt van me weg. “Zal ik achter hem aan lopen?” Gaat het door me heen. Maar dat lijkt me niet zo beleefd. Ik hoef er echter niet lang bij stil te staan want mevrouw Hart komt vanuit een deur rechts van het zithoekje met de oorstoelen.
“Ik zit hier, Celia. Hier is de salon.” De heldere stem van het hartenvrouwtje klinkt zo vrolijk dat ik haar het vergeten van mijn naam onmiddellijk vergeef. Ze zegt het op z’n Engels ‘Sielia’ en dat klinkt inderdaad bijna als Sylvia. “Ach, wat maakt het ook uit. Het is maar een naam,” denk ik vergoelijkend en loop achter haar aan de salon in met de twee boeken, die ik nog mee naar beneden heb genomen, tegen me aangeklemd.
“O wat gezellig!” Roep ik impulsief uit, als ik de salon betreed. Het stijlgevoel van het kleine Hartenvrouwtje heeft hier ook zijn werk gedaan. Ondanks de schaarse verlichting, straalt de salon een combinatie van fleurigheid en klasse uit. Langs de linkerwand is een kamerhoge boekenkast zichtbaar van licht eikenhout met naar schatting ongeveer duizend boeken. Ik kan die inschatting redelijk goed maken, omdat Jeroen en ik in ons studentenappartement ook ongeveer duizend boeken hadden. Als je beiden van jongs af aan als boekenwurm door het leven gaat, heb je al snel een flinke verzameling opgebouwd. De boeken worden van boven verlicht door een aantal spots en in een flits zie ik ‘Quantum Physics’ op de rug van een boek staan en ook de namen ‘Einstein’ en ‘Max Planck’ schieten langs mijn netvlies. Mijn hart maakt een vreugdesprongetje. Deze vrouw heeft kwantum fysica in haar boekenkast staan. “Dat geeft deze burger moed,” denk ik opgetogen.
Het midden van de kamer wordt in beslag genomen door een met kleurige stoffen bekleedde barokken zithoek. Een tweezitsbank, een driezitsbank en twee zitstoelen, waarvan de houten, krullende omlijsting en de pootjes zijn afgewerkt met zilververf. Dinah trippelt langs me heen richting het bankstel en tot mijn grote verbazing merk ik op dat hij ook hier een kartonnen doos heeft om in te liggen. De met oude kranten gevulde doos staat als dissonant tussen de tweezits en de fauteuil in. “Deze kat is dol op koekjes en kartonnen dozen.” Grinnik ik in stilte.
“Wat een leuke meubeltjes, een combinatie van oud en hip.” Glimlach ik.
“Ik heb ze op een rommelmarkt op de kop getikt en ze zelf bekleed en geschilderd.” De kleine dame staat er vergenoegd naar te kijken. “Vind je het niet enig, dat zilver op dat kleurige katoen?” Ze kijkt me vrolijk aan en ik knik hartgrondig. Ik ben het volkomen met haar eens.
“Ik zie dit soort bankjes wel eens op Marktplaats en vooral deze vrolijk gekleurde versie met goud- of zilververf heeft me altijd aangetrokken.” Zeg ik half in gedachten.
“Marktplaats?” Vraagt het dametje met een frons tussen haar wenkbrauwen. Ik wapper haar vraag weg. “Ja eh… de marktplaats bij ons in het westen. Dat is een soort eh… tweedehands winkel” stotter ik en vestig haar aandacht op het volgende aspect van de salon die mij opvalt. De grote openslaande deuren naar de met lichtjes versierde achtertuin.
“Knus, die lichtjes en leuk dat de gordijnen nog open zijn.” Knik ik waarderend.
“Ja”, zegt mevrouw Hart, terwijl ze naar de grote glazen deuren loopt. “Ik hou van open gordijnen. Dat geeft een veel ruimtelijker effect. Vind je niet?” Ze kijkt me vragend aan.
“Zeker weten.” Antwoord ik. “En de tuin is groter dan ik dacht.” Zeg ik er achteraan.
“Morgen laat ik hem je zien. Je zult versteld staan.” Het hartenvrouwtje draait zich om en loopt naar de open haard aan de rechterkant van de ruimte waar de zithoek omheen gedrapeerd staat. Ze port, op haar hurken, met een pook in het vuur en herplaatst een half verkoolt haardblok. “Maar het jezelf gemakkelijk, Celia”, zegt ze, omkijkend naar mij. Ik kies ervoor om in de hoek van de tweezits plaats te nemen en krul mijn in sloffen gehulde voeten onder mijn billen. Ik voel me hier thuis en doe wat mijn gastvrouw zegt. Ik maak het mezelf gemakkelijk. De boeken van Robert Monroe die ik nog steeds onder mijn arm droeg, leg ik naast me neer op de bank. Op de licht eiken salontafel staat een kitscherige, zilveren dienblad met daarop twee glaasjes. Mevrouw Hart ziet me kijken en zegt:
“Lust je port?” Ik aarzel. Ik lust port, maar drink liever geen alcohol meer. Mijn slaapcyclus raakt verstoord en ik krijg er een erg duf hoofd van. Maar het lieve hartenvrouwtje merkt mijn aarzeling op en zegt er vlug achteraan:
“Ik heb ook andere drankjes, zoal sherry, wijn en zelfs een oude whisky. Maar een kopje thee zetten is ook geen enkel probleem.” Ze staat op en vouwt haar handen ineen alsof ze als een standbeeld wacht op mijn antwoord.
“Een kopje thee zou heerlijk zijn, Mevrouw Hart”, zeg ik. “Ik ben ook dol op port, maar dan slaap ik onrustiger. Ik hoop niet dat u het erg vindt?”
“Nee, allicht niet! Ik ga meteen een pot heerlijke kruidenthee zetten. Het is mijn eigen mengsel uit de tuin. Mijn gasten slapen er altijd heerlijk op!” Vervolgt ze enthousiast en dribbelt de salon uit naar de keuken.
Terwijl het hartenvrouwtje even weg is, neem ik de tijd om de boeken in de kast te bestuderen. Ik zie oude lijvige encyclopedieën, nieuwere pocketboeken en romans, maar ook antiquarisch materiaal van overleden psychotherapeuten, natuurkundigen en andere geleerden. Ik ben van kleins af aan altijd al dol geweest op elke verzameling boeken die ik waar dan ook maar tegen kwam en ik mag vanuit mijn liefde voor boeken wel zeggen dat deze privé bibliotheek een parel van wijsheid is. Ik pak er een boek van Albert Einstein uit met als titel ‘Relativitätstheorie’ en ik laat mijn hand over de oude, rafelige kaft glijden. Net als ik de het gelige boek wil open slaan, hoor ik mijn gastvrouw de deur door komen en laat het antieke boek terug op zjin plek glijden. Dinah die zijn vrouwtje ook hoort aankomen en de aanwezigheid van koekjes vermoedt, springt uit zijn doos en draait zich spinnend om haar benen.
“Een heerlijke Hartenthee voor mevrouw Celia”, zegt mijn gastvrouw vrolijk en zet de bekende bloemetjes theepot en een kop en schotel op het zilveren dienblad. Nadat ze wat thee in het kopje heeft geschonken, loopt ze naar een dressoir in de hoek en pakt een fles port en schenkt een glaasje in. Ik schuif ondertussen wat dichter bij de salontafel en warm mijn handen aan de hete theekop. Ondanks het vuur in de haard is het namelijk niet heel warm in de salon. Dinah heeft inmiddels door dat er niets te halen valt en is weer in zijn kartonnen doos gaan liggen. Even later nestelt het dametje zich met haar glaasje port in de fauteuil en slaakt een diepe zucht.
“Zo”, zegt ze. “Dit is voor mij eigenlijk ook het moment dat ik even kan ontspannen. Voor het eerst vandaag. Ik ben heel druk geweest met het op orde brengen van ‘Het Witte Konijn’ nadat de gasten vanmorgen weg gingen.” Ze schuifelt wat rusteloos in haar stoel. “Wil je trouwens nog iets eten, of had ik dat al gevraagd?”
“Nee dank U wel hoor.” Zeg ik beleefd terug.
Mijn gastvrouw slaakt dan een diepe zucht, neemt een slokje van haar port en zegt: “En vertel me dan nu, lieve kind. Wat zijn dat voor boeken die je daar hebt meegenomen?”
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits: The Wing Chair Velvet from the Patchwork collection by Kare Design. In the Creative Commons photo ‘Warmth’ by Heather (Flickr), edited by Tanja
door Tanja | nov 6, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
“Ik schenk ons nog een kopje thee in.” Kondigt mijn nieuwe vriendin aan en loopt naar de klapdeuren om even later terug te keren met een wit porseleinen thee pot met hetzelfde bloemetjespatroon als op onze kop en schotels. Dinah is ondertussen in een doos met oude kranten gesprongen die schuin achter de fauteuil staat. Hij krult zich daarin op voor een tukje. Terwijl mevrouw Hart de thee opschenkt, kabbelt haar hartelijke stem door de half verlichte ruimte.
“Als je zin hebt om hier vannacht te slapen… een kamer kost negenenveertig gulden per nacht inclusief ontbijt. Ik heb acht kamers beschikbaar die allemaal een ander thema hebben. Vind je het leuk om te horen welke? Dan kun je eventueel kiezen.”
“Wat gaaf zeg, verschillende thema kamers,” zeg ik enthousiast. Ik vind de kamerprijs ook erg meevallen en ik zucht opgelucht. Dat kan ik nog wel betalen en dan zou ik ook eventueel een nachtje extra kunnen blijven, voordat ik weer naar het westen terug ga.
“Ja, leuk hè?” Beaamt het vrouwtje glimlachend. Dit is zo’n apart gebouwd huis dat ik het niet meer dan fatsoenlijk vond om het huis de eer te geven die het toekomt door extra aandacht te schenken aan haar kamers.” Zodra ze is gaan zitten en de theepot op het tafeltje heeft neergezet, gaat ze verder. “De enige kamer op de begane grond is de tuinkamer, die uitkijkt op de tuin. Dit is mijn grootste kamer met openslaande deuren. En een bed die zo is neergezet dat je ’s ochtends vanuit je bed kunt genieten van de opkomende zon. Deze kamer is wel een stukje duurder, namelijk negenenzeventig gulden per nacht. Op de eerste verdieping heb ik vier kamers. Naast de trap is de regenboog kamer die heel kleurrijk is in alle kleuren van de regenboog. Daarnaast heb ik een bibliotheek kamer met boekenkasten tot aan het plafond waar je een keur aan boeken kunt lezen. Aan de overkant op de eerste étage heb ik een knuffel kamer met hoogpolig tapijt, een heerlijk kingsize bed met zachte dekens en allerlei knuffels. Van grote teddy beren tot kleine hand gehaakte diertjes. De laatste kamer is de zen kamer die ik heb ingericht in witte effen kleuren met boeddha’s, kandelaren en een meditatie hoekje. Mensen die hier voor hun rust komen, kiezen vaak voor deze kamer. Maar ook wel voor de tuinkamer hoor.”
Ik glimlach bij hetgeen ze allemaal vertelt. De kamers verschijnen in hun helderheid voor mijn geestesoog, hoewel ik er nog niets van heb gezien. Ik heb nu al een voorkeur voor de zen kamer, maar ik besluit af te wachten tot ik de beschrijving heb gehoord van alle kamers. Het hartenvrouwtje gaat verder.
“Boven op zolder heb ik drie kamers. De eerste is een spookkamer voor mensen die houden van griezelen. Natuurlijk spookt het er niet echt, maar ik heb het een beetje ingericht zoals de kamer uit dat kerstverhaal ‘A Christmas Carrol’ met Scroodge, die oude vrek die tijdens kerstnacht wordt bezocht door drie geesten.”
Ik ken het verhaal en heb de film wel twintig keer gezien. Elke kerstmis weer tijdens mijn kinderjaren. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Maar de gedachte om de hele nacht te slapen in zo’n kamer, geeft me de koude rillingen.
“Ik ken het verhaal”, vertel ik de enthousiaste herbergier. “Maar ik zou het risico dat de geest van de toekomst mij komt halen niet willen nemen.” Ik zie de geest uit de film; lang, duister, met een zwart gewaad en wijzende vinger levendig voor me. Ik huiver. Maar op dat moment voel ik al het bloed uit me trekken. “De geest van de toekomst”, schiet het als een bliksemschicht door mij heen. Als er iets is wat ik nu nodig heb is dat een geest die mij juist de weg wijst naar de toekomst. Mijn toekomst. Zwart gewaad en dunne vingers neem ik dan gelijk voor lief. Mevrouw Hart ziet dat ik van kleur verschiet.
“Wat is er lieverdje, maak ik je aan het schrikken?”
“Nee hoor,” mompel ik zachtjes. “Het is alleen… ik dacht even ergens aan.
“Zal ik doorgaan, of heb je al een keuze gemaakt?”
“Leuk, ik ben wel erg benieuwd naar alle kamers.” Antwoord ik haar.
“Goed. Nou tegenover de spookkamer heb ik de sterrenkamer. Deze heeft een koepel in het dak waar je ’s nachts de sterren kunt zien als het een heldere nacht is. Het is erg jammer dat het nu zo bewolkt is, anders was dit heel mooi geweest voor jou.” Gaat ze verder.
“En tenslotte ligt naast de spookkamer de torenkamer en hier heb ik een sprookjeskamer van gemaakt. Dit is er een voor een prinses met een hemelbed die prachtig is opgemaakt en elementen die terug verwijzen naar allerlei sprookjes en vertellingen. Er hangen ook een paar prinsessenjurken in de kast en er is een make-up hoekje van de stiefmoeder van sneeuwwitje. Een mandje met appels staat ook klaar en in de hoek vind je een spinnenwiel. Dit is persoonlijk mijn favoriete kamer”, bekent mevrouw Hart. “Wat ik hier zo leuk aan vind is de gezelligheid die deze ruimte uitstraalt. Je waant je echt in een sprookje. Ik heb wandkandelaars met echte kaarsen die je kunt aansteken en zelfs een kleine open haard waar ik neplichtjes in heb die knipperen alsof het echt vuur is. Ik zou je deze kamer van harte aanbevelen. Je mag natuurlijk zelf kiezen.” Voegt het hartenvrouwtje er aan toe.
“Zullen we anders even gaan kijken?” Zegt ze er snel achteraan.
Omdat mijn vriendin zo enthousiast is over de sprookjeskamer, zeg ik:
“Ja, leuk, ik ben echt reuze benieuwd naar deze kamer.” In werkelijkheid ben ik nieuwsgierig naar alle zeven kamers, maar ik concludeer dat het voor nu voldoende is om het dametje te volgen naar de sprookjeskamer.
Het hartenvrouwtje staat op en verdwijnt even later achter de eikenhouten balie om er meteen als een duveltje uit een doosje weer vanachter vandaan te komen met een grote ring met diverse sleutels er aan in haar hand.
“De grote sleutelbos.” Deelt ze simpelweg mee. “Ga je mee?”
Dinah heeft de beweging van zijn vrouwtje opgemerkt en springt log uit de doos.
“Ga je ook gezellig met ons mee, Dinah?” Zegt mevrouw Hart. Dinah antwoordt met een langgerekte mauw, rekt zicht uit, gaapt ongegeneerd zijn blinkende tanden bloot en trippelt naar zijn bazinnetje toe. Ik sta ook op en volg mevrouw Hart de trap op. De veelkleurige traploper is per trede afgewerkt met een koperkleurige traproede en geeft de trap het elan van een statig herenhuis uit het begin van de twintigste eeuw. De houten trapleuning loopt met de trap helemaal tot aan de zolder en is prachtig bewerkt. Op elke verdieping werpt een art decor glas en lood plafondlamp een gezellig en kleurrijk licht op de met donker hout afgewerkte wanden. Op de eerste verdieping zijn vier kamers zichtbaar, twee aan elke kant met aan het eind van de gang een groot raam. Op de vensterbank staat een vaas met bloemen. Mevrouw Hart zwiert al rustig de trap op naar de zolder, maar ik aarzel een moment omdat het lijkt alsof er een schim wegschiet in mijn ooghoek. “Misschien Dinah”, concluderen mijn gedachten, terwijl de glas en loodlamp aan het plafond flikkert. Als ik even later achter de herbergier aanloop de trap op, zie ik voor haar ruisende rok de kat trippelen. De gezellige sfeer van het huis heeft plaatsgemaakt voor een onbestemd gevoel.
Op de bovenste verdieping zijn vier deuren zichtbaar en aan onze rechterhand tegenover de trap een kleine nis waar een kast staat. Doordat de nis deels wegvalt in een duistere schaduw, kan ik niet goed zien wat hier staat. Maar het zijn ongetwijfeld wat belangrijke spullen, zoals linnengoed en schoonmaakmiddelen. Ook hier is aan het eind van het gangetje een raam zichtbaar. Maar dit raam is koepelvormig en een heel stuk kleiner dan die van de eerste verdieping. De geur die op deze bovenste verdieping hangt is een mengelmoes van wasverzachter en mottenballen. Het is stil. IJzingwekkend stil en het enige geluid dat ik hoor is de rok van Mevrouw Hart en onze zachte voetstappen op het tapijt. Ik volg mijn gastvrouw als we na de trap links de gang oplopen en aan de laatste deur rechts nemen en hoor haar sleutelbos rammelen, terwijl ze de goede sleutel zoekt. Dan zwiept de deur krakend open en als Mevrouw Hart het licht aan knipt wordt een prachtige torenkamer zichtbaar. Ik kan mijn ogen bijna niet geloven als de sprookjesachtige kamer zich aan me openbaart. Het kleine dametje loopt naar binnen en knipt de schemerlampjes aan die aan weerszijden van het hemelbed staan. De lichtjes van de open haart branden al en de kamer ziet er werkelijk beeldschoon uit. Ik weet onmiddellijk dat dit de kamer is waar ik vannacht in ga slapen. “Hoe is het mogelijk dat zo’n kamer nog geen vijftig gulden kost?” Denk ik bij mezelf. “Dat is nog geen vijfentwintig euro!”
Ik stap de drempel over de sprookjesoase in en ben pardoes het ongemakkelijke gevoel van de gang vergeten. Een gedeelte van de kamer is rechthoekig naast de deur links staat het hemelbed met aan weerszijden nachtkastjes. Een gezellige sprei en een aantal kussentjes ligt op het bed en ik heb eigenlijk zin om mezelf er bovenop te laten vallen. Aan de linkerkant van de kamer is een raam met daaronder een klein bureautje met daarop een aantal sprookjesboeken die bijeen worden gehouden door twee boekensteunen in de vorm van een draak en een ridder. Rechts in de hoek staat een klein spinnenwiel uit het sprookje Doornroosje daarnaast is de deur naar de badkamer zichtbaar die op een kier staat. Hiernaast staat een make-up tafel met de spiegel van de stiefmoeder van sneeuwwitje. Rechts van het bed gaat de kamer over in het ronde toren gedeelte en dit is iets hoger gelegen. Een trapje lijdt naar dit gedeelte van de kamer waar een gezellige zithoek staat met twee groen fluwelen fauteuils en een grote salontafel met een schaal vol appelen. Rechts van de zithoek is de openhaard met boven de schouw een schilderij van Assepoester. Ik zie mezelf straks al in slaap vallen, terwijl ik in de lichtjes van de open haard kijk en kan me er nu al op verheugen om morgenochtend te genieten van het uitzicht vanuit de torenkamer over de landerijen van het Dalfse land. Ik kijk Mevrouw Hart stralend aan.
“Hier wil ik heel graag slapen.” Vertel ik haar enthousiast.
“Dat had ik al opgemaakt uit de blije blik in je ogen”, glimlacht mevrouw Hart.
“Ik ben echt flabbergasted”, zeg ik haar. “Heeft u dit allemaal zelf gedaan en zelf bij elkaar gezocht?”
“Klopt. Het is een soort hobby van me geworden. Ik heb tot aan mijn pensioen les gegeven op de Technische Universiteit Delft op de Faculteit Technische Natuurwetenschappen. En daarna wilde ik terug naar mijn geboorteplaats. Ik vond dit huis en dat heb ik toen gekocht en helemaal laten verbouwen tot bed & breakfast. De aankleding heb ik zelf op me genomen.” Ze pauzeert een moment en gaat dan verder. “Ik ben nooit getrouwd geweest, behalve met mijn werk en om de stilte op te vangen van mijn pensioen, leek me dit een ideale keus.” Het hartenvrouwtje vertelt het me met een glimlach op haar gezicht. En ik ben echt onder de indruk van dit kleine dametje met haar talent voor styling die een professor in de natuurkunde blijkt te zijn geweest.
“Ik vind het ongelooflijk inspirerend, mevrouw Hart”, zeg ik haar oprecht. Ik kan niet wachten om morgen, als u daar tijd voor heeft, de andere kamers te zien. U heeft zich echt ontpopt als binnenhuis architect na uw carrière”, grap ik. Ze lacht klaterend en zegt:
“Natuurlijk gaan we morgen de andere kamers bekijken. Maar nu eerst jouw bagage uit de auto.”
“Ja,” zeg ik. “Die haal ik zelf wel even.
Mevrouw Hart loopt de kamer uit en ik loop haar achterna. In het voorbijgaan vervolgt ze:
“En dan kunnen we misschien zo nog een slaapmutsje drinken in de salon”. Ik weet niet wat de salon is en ook niet wat voor slaapmutsje ze in gedachten heeft, maar ik vind het helemaal leuk. Al wil ze tot drie uur morgenochtend met me kletsen onder het genot van een halve fles sherry, ik vind het allemaal prima.
Wordt vervolgd…
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Harmony’ by CHOUFANI Wrought Iron (Flickr)