door Tanja | feb 5, 2017 | Geen categorie, Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Ben je nieuw? Begin dan bij het ijzingewekkende deel 1 HIER.
Deel 48: Herfstkleuren
‘Binnen!’ Roep ik. Het komt er schor uit. Alsof ik verkouden ben. De deur die nog steeds op een kleine kier stond, zwaait zachtjes open en mijn kleine, grijze vriendin komt voorzichtig binnen. Vandaag heeft ze een andere trui aan. Rood gebreid met een motief er in van druiven, appels en bananen. Op een wijde, bruine corduroy broek, alsof ze zo uit de eighties van het Engelse platteland is weggelopen. In haar handen heeft ze het bekende zilveren dienblad.
‘Meisje’, zegt ze zachtjes. ‘Ben je wakker? Het is al bijna half elf!’ Ze schuifelt op haar gemakje binnen en zet het dienblad met de vertrouwde bloemetjes theepot, een mand met broodjes en een eitje op het tafeltje in het torentje. Ze loopt rustig het trapje weer af naar de deur. ‘Heb je lekker geslapen?’ Vraagt mijn vriendelijke gastvrouw. Dan kijkt ze me eens goed aan. ‘Je ziet er verwilderd uit, meis!’ Zeg ze, als ze me in mijn grote, schrikachtige ogen kijkt.
‘Het was een rollercoaster, mevrouw Hart. Een echte rollercoaster.’ Antwoord ik naar waarheid en ik zucht er diep bij. Alsof ik met mijn zucht de nacht en alles wat ik heb meegemaakt van me af wil laten glijden.
‘Vertel me het straks maar meiske. Nu eerst lekker ontbijten en dan zie ik je beneden wel verschijnen. De zon komt al mooi door. Misschien kunnen we straks een kopje thee drinken in de tuin.’
‘Ok. Is goed’, knik ik terug. ‘Dank u wel voor het ontbijt. Ik ga er heerlijk van genieten zo’, vertel ik haar. Mevrouw Hart geeft een vriendschappelijk klopje op het Konijntjesdeken ter hoogte van mijn scheenbeen en met een glimlach verdwijnt ze de deur door. Dinah trippelt vlug achter zijn vrouwtje aan.
‘Half elf’, herhaal ik hardop en zucht weer diep, terwijl ik om me heen kijk. Waterige zonnestralen schijnen naar binnen vanuit een van de ramen in de toren en doen de verse jus d’orange in het smalle glas fel geel oplichten. De verse broodjes en het warme eitje lijken naar me te lonken en ik voel dat ik behoorlijke trek heb. Naast een zelf gebakken koekje van mijn gastvrouw heb ik gisteravond immers bar weinig gegeten.
De aanblik van dit pittoreske heden lijkt me plotsklap te doen ontwaken vanuit de enerverende nacht en ik zwaai mijn benen resoluut over de rand van het bed. Ik ben ondanks alles misschien nog steeds in de vorige eeuw, maar dat wil niet zeggen dat ik er niet gewoon wel een goeie dag van kan maken. Thee drinken met mevrouw Hart in de tuin, kletsen met tuinman Rups over Tijd en dan is er vandaag vast nog wel een momentje over om op onderzoek uit te gaan. Ik had al voor mezelf besloten dat een daadwerkelijke ontmoeting met Sasja niet handig is, maar een glimp van hem proberen op te vangen is toch het minste? Als ik niet terug kom naar mijn heden, dan moet ik er in dit verleden maar het beste van maken. Zo lang als het duurt.
In de badkamer hangt een dikke, roze badjas met stof zo zacht als een pluchen knuffeldier. Ik verdwijn er in en maak het mezelf even later gemakkelijk in de toren. Het uitzicht is verbluffend. De langgerekte weilanden gaan over in glooiende bossen die in vuur en vlam lijken te staan door hun veelkleurige bladerentooi. Ik realiseer me dat het vandaag 21 september is en zodoende de herfst zijn intrede heeft gedaan. Ik hou van Overijssel. Het is hier zo stil en rustig. Zo weids met al haar bomen en struiken. En zo als een roze prinses gezeten in mijn fauteuil mag ik het herfstkleed van Overijssel eersterangs bewonderen. Ik doop ondertussen het nog warme pistoletje in het zachtgekookte eigeel en bepaal dat dit een goede dag gaat worde. Ondanks alles. Alice in Herfstachtig wonderland.
Een half uur later loop ik gedoucht, aangekleed en opgemaakt de vele trappen af naar beneden. Ik heb een spijkerbroek en een onopvallende grijze sweater aangetrokken. Mijn blonde haren zijn al opvallend genoeg en ik wil vandaag zo veel mogelijk low profile blijven als ik op zoek ga naar mijn grote liefde. Ik heb mijn zwarte Motorola telefoontje bij me gestoken, nadat ik zojuist de sms-jes van Jeroen en mijn moeder heb beantwoord. Ze waren bezorgd en wilde weten hoe het ging. Ik vind het lief, maar ergens ook lastig. Zeker nu ik honderdvijftig kilometer verderop ben, voelen deze mensen uit het verre verleden ook heel ver weg. En ik ben hier om Sasja te vinden en dat is wat ik wil gaan doen vandaag.
Als ik beneden kom zie ik dat niet alleen de deur naar de salon open staat, maar ook de tuindeuren zijn opengegooid. Zo waait er een zachte bries naar binnen. Het is heerlijk weer vandaag. Zo anders dan de grijze kilte van gisteren. Ik loop werktuiglijk de salon binnen in de richting van de tuindeuren. Er is geen mens te zien, maar de tuin is werkelijk beeldschoon. Groot en langgerekt met hoge bomen kris kras langs de zijkant van de tuin en op strategische plaatsen staan appel- en perenbomen volop behangen met hun vruchten. Aan de achterzijde wordt de tuin afgescheiden van kilometers weiland met een laag hekje. Er staan zowel struiken met planten als met bessen en in het midden van de tuin is een vijver met een houten boog brug er over heen. Rechts achterin staat een prieeltje volop behangen met passiebloem en een tuinset met gebloemde kussens. Daar drinkt mevrouw Hart waarschijnlijk in de namiddag haar thee als de zon haar laatste stralen van de dag schijnt. En terwijl ik daar zo sta, stapt er ineens een wat dikkere man met een hemelsblauw overall in zicht. Ik zie dat hij uit een schuurtje komt die links voor in de tuin staat. Omdat hij me niet opmerkt kan ik hem in me opnemen, terwijl hij met behoedzame tred naar een randje struiken loopt. In zijn mondhoek bungelt een pijp en om zijn middel heeft hij een leren riem met allerlei tuingereedschap er aan. Bij de struiken aangekomen knielt hij neer en begint onkruid te wieden. Ik besluit rustig de tuin in te lopen, zonder de druk werkende tuinman te storen. Ik loop helemaal door tot het hek aan het eind en leun er overheen en voel hoe de zonnestralen mijn rug verwarmen. De zachte najaarswind brengt de geur van gras en weiland tot in mijn neus en in de verte hoor ik vogels zingen. Op het veld rechts van me staan manshoge maïsplanten zo ver als ik kan zien en aan de horizon is het veelkleurige herfstbos zichtbaar. Straks zal ik in de richting van het maïs gaan rijden naar Balkbrug, maar eerst is het misschien handig om bij mijn kleine gastvrouw een telefoonboek op te snorren. Er is in deze tijd, op dit gedeelte van de tijdlijn nu eenmaal geen enkele zekerheid over mensen en lokaties. En ik wil graag wat meer uitvinden. Zoals het adres van de ouders van Sasja. Ik draai me om en meteen valt de zon warm en zacht op mijn gezicht en kan ik het Pipi Langkous achtige herenhuis van de achterkant aanschouwen. De torenkamer waar ik in slaap valt in het oog en ook de glas en loodramen die kleurrijk de wereld inkijken. Zo ziet het er allemaal stukken minder angstaanjagend uit als dat het gisteravond was.
‘Goedemiddag!’ Hoor ik plotseling en zie vanachter een hoge struik de tuinman opdoemen. ‘De professor vertelde al dat u gisteravond was aangekomen’, bast de man op vriendelijke toon. Zijn accent is eerlijk beschaafd, bijna Goois dan Overijssels. Hij trekt zijn handschoen uit en steekt een eeltige hand mijn richting op. ‘Wilhelm Wonders’, stelt hij zichzelf voor, neemt een paar trekjes van zijn pijp en neemt deze vervolgens uit zijn mond. ‘Maar zeg maar Rups hoor. Een glimlach van oor tot oor breekt zijn gezicht open. Hij heeft opvallend blauwe ogen die goed bij zijn overall passen. Zijn spierwitte krullende haar omlijst zijn zongebruinde gezicht.
‘Ik ben Sylvia Lievengoedt’, zeg ik terug. ‘Mevrouw Hart had het al over u gehad.’ Terwijl ik hem blijf aankijken, probeer ik in te schatten wat mijn gastvrouw al over mij verteld heeft. Deze meneer Wonders is expert op het gebied van Tijd, vertelde ze gisteravond, maar wat het hartenvrouwtje al verklapt heeft over mijn verhaal, dat kan ik niet inschatten als ik naar de tuinman kijk.
‘Onze professor heeft verder geen details gegeven hoor’, raadt hij mijn gedachten. ‘Maar ze zei wel dat je het misschien leuk vindt om straks even samen thee te drinken.’
‘Ja dat lijkt me erg gezellig’, zeg ik enthousiast terug. ‘Tot hoe laat bent u hier vandaag?’
‘De hele dag nog’, zegt de man, terwijl hij hijsend aan zijn pijp naar de lucht kijkt, alsof hij de tijd aan de stand van de zon probeert in te schatten. ‘Ik eet vanavond gezellig met jullie mee. Als je tenminste ook gebruik zal maken van de kookkunsten van je gastvrouw. Naast koekjes bakken, kan ze ook heerlijk koken’, vult hij aan.
‘Ja zeker, dat lijkt me fijn. Ik heb alleen nog wat dingen te doen vandaag, maar ik hoop u zeker aan het einde van de middag nog even te zien.’
‘Prima, Sylvia. Tot straks dan!’ Zegt de tuinman en steekt vriendelijk zijn eeltige hand weer naar me uit. Ik schud de hand en zeg hem gedag. Hoe graag ik ook de rest van de dag in de nabijheid van deze vrolijke blauwe rups zou willen verkeren en hem de hemd van het lijf zou willen vragen, ik moet gewoonweg eerst op zoek naar Sasja.
Onderweg naar binnen, loop ik in de kleine lobby pardoes tegen het hartenvrouwtje op.
‘Oh sorry!’ Roep ik uit en schiet in de lach. ‘Ik moet beter opletten.’ Maar mijn gastvrouw lacht ook hartelijk en pakt me vervolgens bij de arm.
‘Ik zag dat je al kennis hebt gemaakt met Rups in de tuin? Zegt ze terwijl ze me naar de twee fauteuils in de hoek leidt. Ik ga zitten.
‘Ja’. Antwoord ik haar. ‘Wat een vriendelijke man. Hij zei dat jullie vanavond samen eten.’ Vervolg ik en kijk haar aan.
‘Je bent van harte welkom om aan te schuiven. Ik maak shepherds pie en we eten om half zeven.’ Ik aarzel even. Ik ben namelijk dol op shephards pie, een heerlijke ovenschotel met aardappelpuree en een mengsel van wortel en gehakt, maar ik wil liever geen vlees eten. Ook al deed ik dat in 1999 wel nog, het idee dat ik als vegetariër nu gehakt moet eten doet me kokhalzen.
‘Ik ben dol op shephards pie’, zeg ik haar eerlijk. ‘Ik eet alleen geen vlees.’
‘Geen probleem, meis, ik zal voor jou een aparte schaal maken. ‘Wat zijn verder je plannen vandaag?’ Het hartenvrouwtje is naast me op het uiterste randje van de andere fauteuil gaan zitten, alsof ze in de startblokken staat om weer aan de slag te gaan.
‘Ik wil op zoek naar Sasja in Balkbrug, maar ik heb eerst iets van een telefoonboek nodig, zodat ik kan kijken of zijn ouders er wonen.’ Mijn gastvrouw veert onmiddellijk op, dribbelt naar de balie en pakt vanachter de houten desk een dik telefoonboek vandaan.
‘Alsjeblieft’ zegt ze. Ik pak het zware naslagwerk aan en bedank haar.
‘Geen dank! Ik zie je straks weer, okay? Ik ga nu Rups helpen in de tuin. Het is zulk heerlijk weer.’ Zegt ze er vergenoegd achteraan. Het dametje staat op en na een vriendelijk gedag loopt ze de salon in.
Vlug sla ik het telefoonboek open en begin te bladeren op zoek naar achternamen met een G. Ik voel dat mijn hart weer sneller begint te kloppen. Dan kom ik bij de G aan en ik schiet rakelings langs de namen op zoek naar Goudbeek, de achternaam van Sasja.
Lees HIER het volgende deel >>> (deze staat binnenkort online)
Copyright © 2017 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Tree sunset’ by Irish Eyes (Morguefile)
door Tanja | jan 15, 2017 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Ben je een nieuwe lezer? Begin dan bij het ijzingwekkende eerste deel HIER…
Deel 47: Witte konijntjes
Achter mijn gesloten oogleden kickt mijn ontwakende ego weer in en onmiddellijk weet ik met absolute zekerheid dat er iets mis is. Was. Ik ben weggedommeld. Er was wat mis. Het voelt alsof ik uren geslapen heb. En nu ben ik weer wakker geworden, zoals ik steeds weer wakker wordt, niet wetende waar en wanneer ik mijn ogen open. En zo wordt het ontwaken voor mij steeds een opnieuw geboren worden. Een wedergeboorte. Met mijn aanwezige bewustzijn. Ergens in tijd en ruimte. In een lichaam, van welke leeftijd dan ook. Ik durf mijn ogen niet te openen, bang om te zien dat ik niet thuis ben. Of dat ik wel thuis ben, maar nog steeds mijn oudere, vertrouwde lichaam niet in kan. De werkelijkheid is echter dat ik voel dat ik in een te zacht bed lig, Het ligt een beetje door en mijn hoofdkussen is groot. Snel doe ik mijn ogen open en kijk recht in het poezengezicht van Dinah. Ik moet direct aan de blauwe ogen van Max denken en hoe hij naast me slaapt in bed. Sliep. Slaapt. Net nog. Op dat moment zie ik de angst in de ogen van mijn geliefde, terwijl hij er achter komt dat de ik uit 2014 niet wil ontwaken. “Nee. Nee nee nee”, roep ik hardop. Dinah schrikt en springt van het bed af. Ik ben ondertussen rechtovereind geschoten, terwijl mijn borstkas gejaagd op en neer beweegt vanwege mijn groeiende paniek. Ik baal ontzettend van mijn eigen onvermogen om aanwezig te blijven bij het drama dat zich zojuist in 2014 leek te voltrekken. En ik weet niet of ik dood ben. Joost mag weten wat het lichaam wat mij toebehoort tijdens mijn afwezigheid allemaal heeft uitgespookt. Misschien was ik wel gewoon bewusteloos. Ik kan alleen maar gissen, want op dit moment weet ik niets meer dan hetgeen mijn zintuigen waarnemen in dit hier en nu in 1999. Nog steeds hijgend van de stress, zittend op mijn prinsessenbed, neem ik een besluit. Ik ga terug. Ik ga het in ieder geval proberen. Want ik weiger categorisch om terug te glijden in een uitzichtloze staat van melancholie.. “Tranen hebben we genoeg gezien, meis”, spreek ik mezelf streng toe. “Huppetee. Onder zeil jij.”
Ik ga liggen en sluit mijn ogen weer. De wanhoop voorbij blijft er een neerslachtigheid hangen om mijn hart die voelt als grijs beton. Zwaar en uitzichtloos. Ik was er gewoon bijna. Ik heb mijn leven kunnen aanraken. Kunnen zien en horen. Maar ik zit gevangen tussen lagen van ruimte en blokken van tijd, steeds op plekken waar ik niet lijk weg te kunnen komen. Een gedetineerde vrouw, veroordeeld tot tussenlevens in een schemerzone. Achter onzichtbare tralies van illusie. Waar ontsnapping geen optie lijkt. Maar het ergste is nog dat ik zo dichtbij was. Liggende in de omhulling van het lijf dat mij ooit toebehoorde en nu ergens in een ander deel van een parallel universum in een andere tijd voort blijft leven.
Ik hoor de mauw van Dinah vanuit de verte mijn hoofd binnendringen en sleep mezelf weer terug naar waar ik mee bezig was. “Concentreren. Niet afdwalen in drama en emoties.” Een strenge stem die echoot in mijn hoofd, dwingt mij bij de les te blijven. Ik vermoed dat het bepaald niet moeilijk moet zijn om terug te keren naar de toekomst. Ik ben daar probleemloos belandt dus zou er zonder moeite weer naar terug moeten kunnen gaan. “Ok”, denk ik bijna hardop. “Gewoon ogen dicht houden, doodstil blijven liggen en terug gaan. Ik kan dit”, vervolgen mijn gedachten in stilte. Dinah blijft echter miauwen en zijn geluid komt snerpend irritant mijn gehoorgang binnen. Zo wordt het heel lastig mij te ontspannen. En de ontspanning heb ik nodig om weer lichamelijk in slaap te vallen zodat mijn geest zich kan vervoegen naar het heden. “Syl, ontspan. Ontspan. Focus op je ademhaling”, beveel ik mezelf. Ik voel hoe de lucht die ruikt naar hout en wasverzachter mijn neus binnenkomt en ik laat de lucht als het ware helemaal tot mijn tenen gaan. “En adem uit”, hoor ik een stem in gedachten zeggen die niet van mij lijkt te komen. Ik laat de lucht heel rustig door mijn neus mijn longen in glijden en merk heel bewust op hoe de verwarmde lucht ook weer mijn lichaam verlaat. Bij elke uitademing geef ik mijn lichaam de opdracht steeds verder en dieper te ontspannen. Tijdens mijn opleiding tot hypnotherapeut was dit mijn sterkste kant. Mijn subjecten via de ademhaling in een zeer diepe ontspannen trance brengen. Mijn gedachten gaan terug naar een van de vele opleidingsweekenden waar wij studenten in een doodnormaal woonhuis midden in Den Haag op de linoleum vloer gelegen op muffe matrasjes elkaar probeerden onder hypnose te brengen. Diverse hypnose technieken pasten we op elkaar toe en mijn favoriete onderdeel was alles waarbij vorige levens om de hoek kwamen kijken. Op mijn toelatingsformulier schreef ik dat ‘de reis van de ziel’ mij het meest fascineerde en mijn grootste drijfveer was om mezelf in te schrijven voor deze opleiding. Want onder hypnose er achter komen hoe de ziel zich heeft gedragen door alle levens heen, moet voor mij een tipje van de sluier kunnen oplichten. Dit kan ik ook zeer goed op mezelf toepassen en ik vertrouw op mijn kunde mijzelf zo dadelijk weer in een diepe staat van ontspanning te hebben gebracht, zodat ik weer zal kunnen uittreden. Na enkele minuten rustig adem gehaald te hebben voel ik echter dat de ontspanning misschien wel in treedt, maar dat de slaap ver te zoeken is. En die heb ik nou echt wel nodig om uit te treden. Zonder een slapend lijf ben ik nergens.
Ik ga weer rechtop zitten en slaak een zucht die uit mijn tenen lijkt te komen. “Dit gaat hem dus niet worden”, spreek ik hardop uit tegen de bolle, grijze kater die me vanaf de grond vragend aan kijkt. Ik laat me weer terug in de kussens zakken en staar omhoog naar de kleurige stof van mijn hemelbed. Ik adem nog een keer heel diep in. Mijn lichaam voelt warm onder de dekens met witte konijntjes erop. Het bed is aangenaam zacht, terwijl die frisse geur van wasverzachter nog steeds in mijn neus hangt. “Lelietjes van dalen?” Het tikken van de wandklok met de geitjes erop komt zachtjes mijn gehoorgang binnen en ik realiseer me dat de zintuigen van het lijf dat mij in 1999 toebehoorde alles keurig registreren wat zich op dit moment aandient in mijn bewustzijn. Dit lijf wel. Mijn lijf uit 2014 deed zojuist helemaal niets. Het voelde niets, zag en hoorde niets en lag daar maar. Als voor dood. En ik, mijn Sylvia-bewustzijn deed maar haar stinkende best om bezit te nemen van dat lijf. Hoe machteloos voelt dit? “Ik wil hier niet zijn. In dit veel te jonge lijf dat alles wel ervaart. In deze verkeerde tijd.” Ik lijk patent te hebben op de diepe zucht die ik weer slaak en ik denk terug aan wat Jeroen altijd zei op dat soort momenten: “Een zucht geeft lucht aan een hart vol smart.” Hij had gelijk.
Ik draai me op mijn zij en laat mijn hand werktuiglijk glijden over het deken dat half van me is afgegleden tijdens mijn turbulente nacht. Die witte konijntjes er op zijn schattig en ik bedenk me dat Mevrouw Hart ze in deze sprookjeskamer heeft gelegd als kwinkslag op de naam van haar Bed & Breakfast. Maar wat het witte konijn met sprookjes te maken heeft begrijp ik niet. Het deken voelt zacht aan en terwijl ik mijn hand er op laat rusten sluit ik mijn ogen weer. En dan als een film die versneld wordt afgespeeld achter mijn gesloten oogleden zie ik het gebeuren. IJzingwekkend snel en bloedstollend.
Het donkergroene computerscherm van Neo uit de film ‘The Matrix’. De woorden op het scherm verschijnen een voor een in haast neon groen. Oplichtend. ‘Follow… the… white… rabbit.” Seconden later zie ik de tattoo van het witte konijn op de schouder van de vrouw. “Volg het witte konijn, Neo…” Fluister ik onhoorbaar. En dan zie ik hem lopen voor mijn geestesoog. Het witte konijn met het nette pakje aan. Rennend over het mos. “Ik ben laat, zo laat, veel te laat”, gilt het konijn, terwijl hij onder het hollen gespannen op zijn zakhorloge kijkt. Hij rent zo zijn hol in met Alice in haar blauwe jurkje en witte schortje er achter aan. Ik zie de door Disney getekende Alice vallen. Ze valt en valt en valt. Down the rabbit hole… Ze komt van alles tegen op haar korte reis door de tunnel van het hol; klokken, een schommelstoel, schilderijen, bloemen . Getekend. Cartoonesk. Vervolgens zie ik mezelf suizen door de caleidoscopische tunnel van witte en blauwe mozaïek. Her en der lichten vrolijke cartoon gezichten op. Dan het gezicht van mijn gids Reva. Ik land op de grond en kijk in de spiegel. Ik heb een blauw jurkje aan met een wit schortje. Met mijn blonde krullen ben ik sprekend haar. Alice.
Ik word het volgende moment abrupt uit mijn dagdroom gehaald door een korte klop op de deur.
“Celia, lieverd. Celia? Ben je wakker?”
Nog nahijgend van spanning, hoor ik hoe het hartenvrouwtje mij roept. Celia.
“Ja,” denk ik terwijl mijn hart keihard klopt in mijn borst. “Ja, Alice is wakker.”
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2017 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits: Photo “Klassiek Boek Alice bij Sprookjesland & Wit Konijn- stof’ van Zazzle.nl, edited by Tanja
door Tanja | jan 8, 2017 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Ben je nieuw? Begin dan bij het ijzingewekkende deel 1 HIER.
Deel 46: Blonde krullen
De laatste treden van de zoldertrap neem ik met ingehouden adem, terwijl ik naar het echtelijk bed blijf kijken. Door de schrik is mijn bloeddruk waarschijnlijk zo gezakt dat de duizelingen die ik voel ervoor zorgen dat ik de trap leuning stevig vast grijp bij elke stap die ik zet. Alsof het glanzende hout onder mijn hand me houvast gaat bieden voor iets wat ik niet onder ogen wil zien. Een onbekende kracht laat me het bed naderen en ik zie dat de vrouw op me lijkt. Ze heeft zelfs mijn nachthemd aan. Haar blonde krullen lijken ook op die van mij. Mijn slapende man ligt rustig en stil naast haar en ik begrijp er steeds minder van. Ik ben nog geen half uur geleden naast hem wakker geworden. Op deze plek waar nu mijn lookalike ligt. Ik sluit mijn ogen, maar ik blijf zien wat ik niet wil zien. Wat ik niet wil weten sijpelt langzaam mijn bewustzijn in. Ik voel tranen van een pure machteloosheid en diepe moedeloosheid opkomen, die erger is dan ik ooit ervaren heb. Dan hoor ik de nageltjes van Max de houten trap opkomen. Hij lijkt dwars door me heen te lopen als hij zijn weg baant naar het bed, waarna hij zich om het hoofd van de vreemde vrouw drapeert. Dat doet hij nooit. Bij niemand. Alleen bij mij. En als ik weer een stap dichter bij het bed doe moet ik de brute waarheid onder ogen zien. Ik wil het niet, maar het moet. En terwijl ik me realiseer dat ik naar mijn eigen slapende zelf in bed sta te kijken weet ik het zeker. Ik ben dood.
Hoe kan het anders dat ik naast mezelf sta? Hoe kan het dat ik zelf wakker ben en zij slaapt? Ben ik dat of is dat slechts mijn lichaam? Ik zie aan haar gezicht dat ze de Sylvia is uit 2014. Ze ziet er rijper uit en lijkt zo sereen in haar slaap. Zo bekend. En tevens zo bevreemdend. Ik ben het bed nu zo dichtbij genaderd dat ik haar zou kunnen aanraken. Maar ik durf het niet. Max is in slaap gevallen. Mijn aanwezigheid hier zo naast het bed wordt door niemand opgemerkt, net zoals mijn thuiskomen werd opgemerkt door mijn kinderen. Ik hef mijn hand op om de krullen aan te raken van het lichaam dat ik de mijne zou kunnen noemen en op de plek waar mijn opgerichte hand in de lucht hangt zie ik enkel mist. Er is geen hand, net zo min als er een arm is en als ik naar beneden kijk zie ik ook geen benen, voeten en lichaam. Ik ben verworden tot een stuk mistig bewustzijn en ineens wil ik niets liever dan terug in dat lichaam wat daar ligt. Ik heb de gedachte nog niet uitgesproken of ik lig op bed op de plek waar de vrouw ligt. Als ik mijn hoofd van het kussen optil kan ik het lijf zien waar ik in lig. Het voelt niet als mijn lichaam, terwijl ik ergens weet dat dit wel zo is. Maar als een rollende tsunami op een zonnig strand, komt de prangende vraag mijn bewustzijn in denderen, dat als ik mijn lichaam niet ben, wie ik dan wel ben? Ben ik dit mistige bewustzijn of ben ik het lichaam op het bed of beiden? Ik weet echter zeker dat ik het lichaam niet ben. En toch is daar de hartstochtelijke wens om mijn bewustzijn weer te laten versmelten met dit lijf dat mijn kinderen heeft gebaard, de liefde heeft bedreven met mijn man en mijn katten knuffelt. Ik wil weer terug in mijn bestaan van dit moment en ik vermoed dat ik niet anders kan dan mezelf ontspannen, hopende dat mijn ik zich weer samenvoegt met dat lichaam. “Alsjeblieft laat me straks wakker worden in dit lijf, in dit leven.” Bid ik tot een hogere voorziening waarvan ik hoop dat die me helpen kan. Maar ik voel me ondertussen volkomen desolaat, liggende op een plek waar ik me thuis zou moeten voelen. De werkelijkheid is echter anders. Ik ben een buitenstaander in mijn eigen leven. Als er weer een opgewelde traan langs mijn gezicht druppelt, kan ik niet anders dan me afvragen uit welk oog deze rolt. Ik weet het niet meer. Ik weet niks meer. Maar ik moet me vermannen. Ik kom geen steek verder met dat dramatische gedoe en die druppende tranen. “Denk, Syl. Denk na!” commandeer ik mezelf in stilte. Met mijn ogen gesloten lig ik stil op mijn rug en dwing mezelf weer in het gareel. Ik ben nu al zo ver gekomen dat ik in ieder geval weer terug ben in mijn eigen jaar, op mijn eigen tijdlijn en vlak bij mijn eigen lichaam. Het enige wat er nu nog moet gebeuren is dat mijn bewustzijn zich verbindt met dat lichaam wat hier ligt en waar ik weer zo dolgraag deel van uitmaak. Mijn gedachten schieten alle kanten op. Want wat gaat er gebeuren als de Sylvia uit 2014 wakker wordt en haar dag begint, mij hier achterlatend op bed? Wie ben ik dan nog? En ben ik wel de Sylvia uit 2014 of ben ik eigenlijk de Syl uit 1999 met het bewustzijn van deze Sylvia uit het heden? Ik heb haast geen tijd om duizelig te worden van mijn eigen hersenspinsels, omdat een wakker wordende Sasja mij doet opschrikken. Mij. Ik. Het schimmige Sylvia-bewustzijn dat ergens in een schaduwwereld is blijven hangen. Ik kijk naar Sasja die gapend wakker wordt, zich uitrekt en rijkt naar zijn mobiel en zich vervolgens omdraait om mij een kus te geven. De kus belandt naast me op de wang van de slapende Sylvia in het lichaam waar ik niet bij kan en een verstikkende jaloezie maakt zich van me meester. Ik heb niks gevoeld van zijn kus. Ik zou willen schreeuwen en gillen, hem willen omhelzen, mijn armen en benen om hem heen willen slaan. Ik wil zijn armen om me heen voelen, zijn gespierde lijf dicht tegen me aan. Ik wil dat hij zegt dat alles goed komt.
“Sasja, ik ben hier, hoor je me”, fluister ik, terwijl ik half overeind kom. Maar hij ziet mijn doorzichtige ik niet, noch kan hij mijn zachte stem, die vanuit een andere dimensie met hem probeert te communiceren, horen. “Sas!” Roep ik. Harder deze keer. Ik raak zijn wang aan met mijn hand. Ik kan zijn stoppelbaardje voelen en zijn zachte huid als ik mijn hand tegen zijn nek leg. Maar hij weet niets van mijn tedere aanrakingen.
“Syl?”, vraagt hij aan het slapende lichaam. “Syl, gaat het?” Ik blijf Sasja aankijken die op zijn beurt een steeds bezorgdere blik op zijn gezicht krijgt. Hij schudt zachtjes aan het lichaam. “Syl, wordt eens wakker. Syl?” Dan gaat Sasja op zijn knieën zitten tegen het lichaam aan. Hij legt zijn handen op de schouders van het lijf. “Sylvia, nu wakker worden hoor!” Hij zet zijn woorden kracht bij door aan haar te schudden. Ik besluit om naast het bed te gaan staan om zo goed zicht te hebben op hetgeen zich hier afspeelt. Wat ik zie geeft me een onbestendig gevoel. Het Sylvia-lichaam ligt doodstil op bed. Ondanks het gerammel van Sasja, wordt ze niet wakker. Dan buigt Sasja over haar heen en legt zijn wang op haar mond. Dan komt hij weer overeind.
“O shit”. Fluister ik. Onhoorbaar voor Sasja. “O shit, shitterdeshit. Ik ben dood. Ik ben gewoon dood. Mijn lijf is doodgegaan! Hoe kom ik nou ooit terug bij mijn kindjes? Jezus, zie je wel dat ik dood ben.” Ik adem zwaar en blijf kijken naar mijn man die het lijf van zijn overleden geliefde bekijkt. Dan grijpt hij abrupt zijn mobieltje van achter hem en toetst wat in. Een telefoonnummer. Hij houdt het toestel bij zijn oor.
“Ik heb een ambulance nodig.” Hoor ik hem zeggen, terwijl hij nog steeds in alleen zijn boxershort op zijn knieën zit naast het lijk. “Mijn vrouw. Ze is bewusteloos.” Roept hij met paniek in zijn stem tegen de persoon aan de andere kant van de lijn. Hij heeft de arm van het lichaam gepakt en laat deze weer op het bed vallen als een lappenpop.<
“Ja, ze ademt nog wel, maar ze wil niet wakker worden en is helemaal slap.” Sasja luistert even naar zijn telefoon en gaat dan verder.“Verder helemaal gezond. Nee, ze slikt geen medicijnen en heeft gisteravond ook niets gedronken.” Dan is hij weer even stil en dreunt dan ons adres op.“Jullie moeten snel komen, want het gaat niet goed met haar!” Schreeuwt hij haast in de telefoon. “O wacht… wacht even.” Zegt hij dan. Vervolgens wordt alles zwart.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2017 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Blonde curls hid her devil horns’ by Swirlingthoughts (Flickr), edited by Tanja
door Tanja | jan 1, 2017 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Ik hou mijn adem in, mijn mond iets geopend van de schrik, doodstil liggend op mijn rug. Ik durf me haast niet te bewegen, bang dat datgene wat ik zie ineens zal verdwijnen. Het ochtendlicht straalt door mijn slaapkamerraam. Mijn eigen vertrouwde slaapkamerraam en alles wat ik anderhalve dag geleden ongewild achterliet, lijkt nog precies zo te zijn als het was. Ik ben weer thuis! Heel voorzichtig draai ik mijn hoofd naar rechts. Op het melkwitte kussensloop dat om het donzen kussen zit, aanschouw ik het slapende gezicht van mijn geliefde. Zijn blote borst kan ik rustig op en neer zien gaan, omdat het dekbed iets van hem is afgegleden. Ook mijn siamezen Lodewijk en Max liggen te slapen op een bekende plekje tussen onze kussens in. Ze merken niet dat ik wakker ben geworden.
Ik voel de tranen van blijdschap prikken in mijn ogen. Ik kan het bijna niet geloven. Mijn avontuur is over en ik ben weer terug in mijn eigen eeuw. Het is dat ik er zo met mijn volle verstand ben bij geweest, anders had ik absoluut gedacht dat ik alles bij elkaar had gedroomd. Een traan loopt kalm over mijn linkerwang en drupt op mijn kussen. Als ik vervolgens mijn hoofd naar links draai om op mijn wekker te kijken, geeft deze door mijn betraande oog aan dat het bijna half acht is. Ik heb geen idee welke dag het is, maar het zou zo maar kunnen dat mijn kinderen naar school moeten. Mijn kindjes! Zouden ze hier ook zijn? Na alles wat ik heb meegemaakt weet ik dat ik alles wel kan verwachten en besluit zachtjes naar de eerste verdieping te lopen om te kijken of ze er überhaupt zijn. Je weet nooit of ze halverwege de nacht zijn opgeslokt door een zwart gat dat uit de kleding kast is gekomen, nietwaar? Mijn moederhart begint wild te kloppen als ik aan mijn kinderen denk. Ik wil ze nu zien. Meteen.
Ik zwaai mijn benen over de rand van mijn bed en ga staan. Het voelt normaal. Het zachte kleedje dat op de houten vloer ligt voelt precies zoals het moet voelen onder mijn blote voeten. Max komt luid miauwend achter me aan als ik van het bed weg loop en hij blijft me als ik bij de zoldertrap kom heel vreemd aankijken. Zou hij weten dat ik weg ben geweest? Voorzichtig loop ik van de zolder naar beneden. Op de eerste verdieping van onze doodnormale vijfentwintig jaar oude tussenwoning liggen de kamers van Sterre en Viggo, alsmede de badkamer en een tweede toilet. Van het derde en kleinste kamertje heb ik een praktijkruimte gemaakt waar ik Hypnotherapie sessies geef aan mijn klanten. We hebben ook een grote zolder en zodoende hebben Sasja en ik indertijd besloten om hier een ruime werk- en slaapkamer van te maken. Het grote L-vormige bureau van mijn man staat onder de dakkapel en hier werkt hij vaak uren achter zijn laptop. Hij bouwt websites voor coaches en therapeuten, yoga scholen en andere kleine ondernemers. Vol trots mag ik altijd vertellen dat hij ook mijn website heeft gemaakt als mensen mij erover complimenteren. En dan te bedenken dat ik zojuist nog in de andere eeuw bivakkeerde op een plek waar het Internet nog in de kinderschoenen stond.
De kamer die het dichtst bij de trap is, is van Viggo en ik kijk voorzichtig langs de half geopende deur. Ook hij ligt nog in diepe rust onder zijn Star Wars dekbed waarop een Yoda mij met grote ogen wijs aan kijkt. “Mijn kind. Mijn oudste kind”. Een warm gevoel van rauwe, onvoorwaardelijke moederliefde lijkt mijn hart te doen ontploffen. Ik glimlach en sluit de deur tot hij nog maar op een kiertje staat. Max vindt het fijn om de kamer van Viggo in te kunnen sluipen en zo nog even een paar uurtjes slaap mee te kunnen pakken in het warme bed van mijn zoon.
Naast Viggo’s kamer is die van Sterre en vanuit haar kamer zie ik het roze schijnsel komen van de lichtjesslinger die rondom haar klamboe hangt, haar kamer oplichtend als een vrolijk peperkoekhuisje in kerststemming. Het borstkasje van mijn blonde dochtertje zie ik rustig op en neer gaan en haar gezichtje ziet er oneindig lief en engelachtig uit. Ik voel weer een brok in mijn keel opkomen. De blijdschap van mijn terugkeer is haast overweldigend maar in plaats van mijn kinderen te wekken om ze stevig te knuffelen, besluit ik rustig naar beneden te lopen om mijn avonturen te overdenken in mijn hoekje op de bank. Even eigen space om mijn gedachten te ordenen kan ik wel gebruiken nu. Als ik beneden kom, loop ik door de geopende tussendoor naar de woonkamer en nestel me op de bank. Max trippelt achter me aan en vanuit de andere hoek van de kamer kijkt hij me sluiks aan. “Kom dan jongen. Lieverd, kom lekker bij me zitten?” Moedig ik de siamees aan. Voetje voor voetje sluipt hij dichterbij om dan op de armleuning van de andere bank plaats te nemen. Zijn diepblauwe ogen kijken me nieuwsgierig aan. Ik weet gewoon dat die kat iets weet. Maar wat het is kan hij me niet vertellen.
Ik neem de tijd om alles op mijn gemak te bekijken. Max geeft niet aan dat hij gevoederd wil worden, dus ik kan even blijven zitten. Ik zucht eens diep in en uit en probeer zo de bijzondere reis die ik heb gemaakt te laten bezinken in mijn systeem. Ik weet dat ik dit voor altijd bij me zal dragen, maar mocht het ooit nog een keer gebeuren dat ik terecht kom in een andere tijd, in een parallelle wereld of op een andere bizarre plek, ik er een stuk rustiger onder ben, wetende dat alles uiteindelijk weer op zijn pootjes terecht komt. Hier hoor ik uiteindelijk thuis. Jammer genoeg zal ik waarschijnlijk nooit precies weten hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren. Mits ik natuurlijk zo op mijn mobiel ga kijken om er achter te komen welk YouTube filmpje ik nou exact gekeken heb eergisteravond. Mijn mobiel ligt nog op mijn nachtkastje, realiseer ik me. Maar net als ik wil opstaan om deze boven te gaan halen, hoor ik gestommel. Ik spits mijn oren en aan de zwaarte van de voetstappen te horen is Viggo wakker geworden. Een tel later hoor ik dat de toilet boven kort wordt doorgespoeld. “Ja dit is Viggo”, fluister ik. Hij is namelijk degene die de spoelknop altijd kort indrukt, zodat de rest van het huis niet wakker wordt van de herrie. Zijn voetstappen op de trap klinken me als muziek in de oren. En zodra hij de deur uit komt en ik hem in zijn zachte huispak binnen zie komen, loopt mijn hart weer over van liefde. Mijn mooie, lieve, oudste kind. “Goeiemorgen schatteboutje van me, heb je lekker geslapen?” Roep ik vrolijk uit. Maar Viggo geeft geen kick. Hij loopt stug door naar de grote rieten leunstoel, schuift deze voor de televisie, knipt de Xbox aan en gaat zitten. Ik zie alleen een plukje donkerblond haar boven de leuning van de stoel uit komen. “Nou moe”, denk ik perplex. “Wat is er me dat kind aan de hand?” Ik probeer me te bedenken waarom hij boos op me zou kunnen zijn, maar dan weet ik het ineens. Ik zie het als een helder schijnsel voor me, alsof het op de muur geprojecteerd wordt door een beamer. Terwijl ik weg was en allerlei avonturen heb beleefd in de vorige eeuw, heeft er natuurlijk iemand anders mijn lijf hier overgenomen. Geen idee wat dat wezen in mijn lichaam allemaal heeft uitgespookt. Misschien ben ik voor mijn kinderen wel de meest vreselijke moeder op aarde geweest. Ik kijk opzij naar mijn kater die me nog steeds vreemd aankijkt. Het ochtendlicht van buiten kaatst met zijn ogen een aqua blauw universum van eindeloosheid terug. En misschien ben ik voor hem ook wel een onbekend wezen geweest met rare neigingen. In dat opzicht zou het niet vreemd zijn als hij zo zijn bedenkingen bij mij heeft. En mijn kind ook. Opnieuw doet gestommel van boven mij ontwaken uit mijn overpeinzingen. “Sterre is wakker”, merk ik op. “Hoe zou zij me benaderen?” Vraag ik me stilletjes af. Ik zal dit zo dadelijk aan de ontbijt tafel toch even moeten aankaarten. Onenigheid en onbegrip is meestal een gevolg van miscommunicatie en als vreemde wezens moederlijven die terug zijn gestuurd in de tijd gaan overnemen, dan zou er nog wel eens sprake kunnen zijn van wat verkeerd gecommuniceer in de tussentijd. Als ik Sterre begroet met een vrolijk ‘Goedemorgen’ en ook mijn dochter op de bank gaat zitten met haar Geronimo Stilton boek, ondertussen mij volkomen negerend, overvalt me een enorme moedeloosheid. Dit zou nog wel eens een lange ochtend kunnen worden. Max is ondertussen van de bank gesprongen en slingert zich om de benen van Sterre. “Heb je honger lief kattenbeest?” Vraagt ze vriendelijk en aait hem over zijn zwart-bruin gestreepte kopje.
“Mauw”, zegt Max terug en trippelt een stukje richting de keuken. Ik weet dat Sterre soms de katten wat te eten geeft als ik nog slaap en Max en Lodewijk weten dat ook. Zodra Sterre in de keuken met het kattenbordje en een vorkje aan het rommelen is, komt ook Lodewijk van boven gesneld, wakker geworden door het veelbelovende geluid van voedsel. Vol verbazing bekijk ik het tafereel. Niet alleen word ik volkomen genegeerd door mijn twee kinderen, ook mijn taken als moeder en kattenvrouwtje worden terzijde geschoven. Ik voel een drukkend gevoel opkomen dat als een benauwde kraag mijn borstkas omvat.
“Och, hebben jullie zo’n honger, lieffies? Ligt het vrouwtje nog te slapen?” Zegt Sterre sussend, terwijl ze het bordje met brokjes voor hun neuzen zet. Terwijl de katten zich op hun ontbijt storten is bij mij het drukkende gevoel zo enorm geworden dat ik bijna geen lucht meer krijg. De adem wordt me ontnomen als ik me realiseer dat Sterre denkt dat ik nog slaap. Hoe dat kan is me een raadsel, want ik sta hier en praat met ze.
“Ik slaap niet, jongens. Ik ben toch hier! Hallo!!” Roep ik uit. Ik loop naar de keuken en ga recht voor Sterre staan. Alleen Max kijkt op van zijn bordje om me kort aan te kijken. “Gelukkig iemand die me opmerkt in dit huis”, grom ik. Sterre loopt zonder mij aan te kijken zo de keuken uit, mij totaal verbouwereerd achter latend. “Ze zien me niet. Ze zien me niet.” Herhaal ik mezelf, alsof ik de ernst van de situatie moet bevestigen om het te geloven. Ik wil het niet geloven en loop snel naar boven voor een gesprek met mijn echtgenoot. Hij heeft ongetwijfeld een antwoord op al mijn vragen over wat er is voorgevallen de afgelopen etmalen in mijn onbekende leven uit 2014. Het enige dat ik hoop is dat hij me ziet en niet negeert zoals mijn kinderen. Maar zodra ik de zoldertrap op kom en mijn echtelijk tweepersoonsbed zie, lijkt het bloed in mijn aderen te bevriezen. Sasja ligt niet alleen in bed. Naast hem ligt een vreemde vrouw.
Copyright © 2017 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits: Eigen foto, Agile 2012
door Tanja | dec 25, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
De onmetelijke kracht waarmee ik naar voren wordt gezogen is onbeschrijfelijk. Vlak voordat je vliegtuig opstijgt, de motoren accelereren en je met vliegtuig en al naar voren giert, of in een achtbaan met duizelingwekkende snelheid de afgrond in duikt. Die ervaringen verbleken bij de snelheid waarmee ik word voortbewogen. Alles gaat zo ontzettend snel dat ik geen tijd heb om na te denken en alleen maar vol ontzag oog kan hebben voor wat er gebeurt. Ik ben in iets terecht gekomen wat ik alleen maar kan omschrijven als een soort tunnel waarin ik met warpspeed, sneller dan het licht vooruit wordt gezogen. Ik zou verschrikkelijk bang kunnen zijn geweest, ware het niet dat de tunnel er zo bijzonder uit ziet dat ik alleen maar met stomme verbazing voor me uit kan kijken, reizende door het universum, sneller dan ik denken kan. De tunnel voor mij laat zich zien als een prachtige caleidoscoop die zich vormt in een adembenemend mozaïek van witte en blauwe steentjes. Op deze achtergrond worden met een enorme snelheid grappige plaatjes getoond. Allemaal in cartoon stijl; een televisie, een stripfiguur, getekende dieren, een clownshoofd… Alles in deze ervaring lijkt zijn best te doen mijn angst weg te nemen, mij slechts in een staat van absolute verwondering te laten zijn. Ook al weet ik dat mijn fysieke lichaam rustig in bed ligt, zo voelt het niet. De buitenaardse krachten die mijn astrale lichaam vooruit stuwen zijn echt en worden volledig in al zijn echtheid ervaren en het is nog duizend keer meer overdonderend dan de heftigste attractie waar ik ooit heb ingezeten. Ik zou ook niet bang kunnen zijn, omdat ik niet alleen ben. Hoewel ik niets dan de tunnel en zijn plaatjes zie, voel ik de liefdevolle aanwezigheid van wezens om mij heen. Hun persoonlijkheid voelt vertrouwd aan. Ze zijn grappig en proberen me op mijn gemak te stellen door mij deze ervaring op deze manier te geven. Ze zijn met zijn velen en ik voel hun positieve energie om en in de tunnel waar ik doorheen suis. Tussen de caleidoscoop van zintuigelijke prikkels ontstaat dan ineens vlak voor mijn ogen een gezicht. Het vriendelijke gezicht geeft licht en hoewel menselijk in karakter, weet ik dat het niet van de aarde is.
“Ik ben Reva”, hoor ik haar in gedachten zeggen. Ze spreekt niet hardop, maar haar woorden bereiken mij als het ware via onze gedachten. Ik beweeg nog steeds met warp snelheid door de tekenfilmtunnel en staar in ongeloof naar het liefdevolle wezen dat zich ‘Reva’ noemt. “Ik ben jouw begeleider.” Zegt ze daarna en haar woorden bereiken mij weer via mijn hoofd. Ik staar haar aan, niet wetende wat te zeggen. “Is dit mijn gids? Is dit wat ze probeert te zeggen? Of is dit simpelweg mijn begeleider op deze absurde reis?” De vragen schieten door mijn hoofd. Het wezen dat zich aan mij toont met alleen haar gezicht blijft vriendelijk glimlachen. Ik hoor geen woorden, wat ik voel is slechts een weten dat deze mooie energie mijn persoonlijke gids is in dit leven. Ik voel een onbeschrijfelijke warmte door mij heen gaan. Een blijdschap die zijn weerga niet kent. En dan ineens, is ze weg en maakt haar hoofd weer plaats voor allerlei figuurtjes.
Net zo plotseling als ik begon met mijn reis sneller dan het licht, kom ik ook weer volledig tot stilstand. De tunnel is weg, de plaatjes zijn totaal verdwenen en ik kan de wezens niet meer voelen. Zelfs Reva is er niet meer. Ik ben zo te zien aangekomen in een wereld die de mijne niet is. Waar de lucht groenig is in plaats van blauw en de natuur zich aan mij toont met een bevreemdende maar buitengewone schoonheid. En toch is alles normaal en vertrouwd. Ik ben helemaal alleen en hoewel ik niemand zie, is het duidelijk aan de aparte bouwwerken dat deze plek bewoond is. “Ik ben op een andere planeet”, schiet het met volledige zekerheid door mij heen. Veel tijd om rond te kijken of erover na te denken heb ik niet, want ik word vrijwel meteen de mozaïek tunnel weer in gezogen. En hier voel ik ook de wezens weer. Het maakt me blij. Hoewel ik me in de korte tijd op de vreemde wereld geen moment eenzaam heb gevoeld, ben ik dankbaar met hun liefdevolle aanwezigheid tijdens mijn duizelingwekkende warp trip.
Na wat een eindeloze reis lijkt, eindigt mijn buitenlichamelijke avontuur net zo plotseling als het begon en voel ik hoe ik weer in mijn bed lig. Met mijn ogen dicht, plat op mijn rug hijg ik na. Ik heb geen idee hoe lang dit heeft geduurd. Alle vibraties zijn volledig verdwenen en alles wat ik nu voel is de zachtheid en rust van mijn omgeving. En mijn lichaam. Want ik weet zeker dat ik weer terug gevallen ben in mijn tastbare lichaam. Ik hoor ook geen geluiden meer. Het lawaai van de vibraties is weg, het geroezemoes om mij heen is gestopt en het enige wat ik hoor is het suizen van bloed in mijn oren. Alle andere omgevingsgeluiden van mijn aardse bestaan worden gefilterd door de oordopjes die ik in heb. Ik hou mijn ogen dicht en blijf zo stil mogelijk liggen in de hoop dat de vibraties weer beginnen. Zo’n ervaring wil ik best nog een keer hebben! Ergens had ik verwacht dat mijn eerste buitenlichamelijke ervaring net als die van Robert Monroe een rustige ontdekkingstocht zou worden in een voor mij bekende omgeving. Niet dat ik erg veel zin had om nader kennis te maken met de spinnen tussen de vloer, maar een beetje door het huis spoken en op een wat kalmere manier kennis maken met de astrale wereld was wellicht beter geweest. Blijkbaar lag er echter iets anders voor mij in het verschiet. Iets wat veruit ongelooflijker en onwaarschijnlijker is dan wat ik ooit zou kunnen navertellen. Maar ik was erbij en ik heb deze waarachtig gebeurtenis met mijn volledige aandacht en bewustzijn mogen meemaken.
Terwijl ik op mijn rug lig probeer ik terug te halen en vast te houden wat er gebeurd is. De plaatjes die ik heb gezien waren ontelbaar en de aanwezigheid van wezens die heel prettig aanvoelden waren onbeschrijfelijk mooi. De liefde die zij uitstraalden was van een onmetelijkere en oneindigere aard dan iets wat ik ooit in mijn leven heb mogen ervaren. Het enige wat in mij opspringt is de term ‘onvoorwaardelijke liefde’.
Nog nagenietend kom ik tot het besef dat het al best heel licht is achter mijn gesloten oogleden wat mij doet vermoeden dat mijn avontuur veel langer heeft geduurd dan ik mij heb gerealiseerd. Ik besluit mijn ogen te openen, maar niets had me kunnen voorbereiden op de schok die ik ervaar als ik zie waar ik ben terecht gekomen.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Frosted Tree Caleidoscope 093336’ by Lucy Nieto (Flickr)
door Tanja | dec 18, 2016 | Tijd Sci Fi vervolgverhaal
Er is geen schrik of schok als ik mijn ogen open. Enkel volledige desoriëntatie als ik de knipperende lichtjes op het plafond zie flikkeren en me afvraag in welk bed en op welke plek ik in godesnaam terecht ben gekomen. Langzaam dringt het tot me door. De stilte drukt als een benauwde, loden deken op me en ik doorbreek deze door luid te kuchen. Dan draai ik me om en pak mijn mobieltje. Het is 3.13 en ik heb dus ruim twee uur geslapen. Ik heb geen idee waar ik wakker van ben geworden totdat ik het geluid buiten mijn kamer hoor. Mijn hart begint te bonken in mijn borst. Het is een heel angstwekkend geluid wat me nog het meest doet denken aan de krassende messen van Freddy Krueger uit Nightmare on Elmstreet. De engste film die ik ooit heb gezien. Pas als ik de schorre mauw van Dinah hoor, begrijp ik dat hij de veroorzaker is van het geluid door het krabbelen aan mijn deur. Als ik mijn bed uit ben, prikt de scherpe kou van de nacht ongenadig in mijn blote huid. Ik ben binnen een paar stappen bij de deur en laat de vriendelijke kat binnen. De deur besluit ik op een kiertje te houden, zodat Dinah op eigen houtje weer weg kan, als hij weg wilt. Ik ga nog even naar het toilet en keer dan terug naar mijn bed. Ik zie dat Dinah zich naast mijn hoofdkussen heeft genesteld. Ik vind het fijn. Het geeft me een prettig, veilig en huiselijk gevoel. Mijn siamezen slapen ook altijd bij mij in bed. Ik lig op mijn rug en mijn gedachten gaan weer terug naar de avond in de salon met het hartenvrouwtje en ik vraag mij af of het buiten je lichaam treden een oplossing zal blijken voor mijn probleem. Maar er is slechts een manier om hier achter te komen en dat is door het zelf te proberen. Weer ga ik doodstil op mijn rug liggen en sluit mijn ogen. Ik probeer mezelf te ontspannen door mijn ademhaling te tellen. Ik begin bij zestig en ga terug naar nul. Telkens als mijn gedachten afdwalen, moet ik overnieuw beginnen. Als ik voor de vierde keer afdwaal rond vijfenveertig en ik weer opnieuw begin, overvalt me een ongelooflijke vermoeidheid. Maar voordat ik begin weg te zakken in de slaap, hoor ik gezoem bij mijn hoofd. Het geluid neemt steeds meer in intensiteit toe tot het overgaat in een geraas. Inmiddels is mijn bed gaan schudden en het koude zweet breekt me uit. Ik ben doodsbang, maar ondanks de angst verroer ik me niet. Dit zou wel eens kunnen zijn waar ik op heb gewacht. Het vibratiestadium. Dan gaan mijn ogen als vanzelf open en staar ik naar het plafond. Er hangt opeens een kleurrijke kinderlijke lamp boven me en het hemelbed is verdwenen. Ik weet echter zeker dat ik me niet verroerd heb en dat ik ook nog niet uit mijn lichaam ben gegaan. Ook al lig ik stil op mijn rug, ik ben in staat om met mijn ogen de hele kamer te bekijken. Het ziet er een stuk anders uit als toen ik ging slapen. En de kamer is lichter, alsof het ochtend is. Ik snap er niets van. Dan hoor ik door het geraas heen ineens iemand keihard mijn naam roepen: “Sylvia!” Ik schrik me wezenloos, doe mijn ogen open en schiet overeind. Nog nahijgend realiseer ik me dat ik mijn ogen open deed, terwijl ze nog open waren. Ik snap ook niet hoe dit kan. “Welke ogen waren dan open toen ik de kamer als heel anders zag met de kinderlamp?” Vraagt het kritische stemmetje in mijn hoofd. Dinah heeft zijn kop inmiddels ook opgericht door de consternatie die ik veroorzaak en rolt zich daarna weer op om verder te slapen.
Ik schrik wakker. Blijkbaar ben ik na mijn schuddende open ogen avontuur weer in slaap gevallen. De ochtendschemer valt voorzichtig door mijn kamerraam. De lichte wijzers van de wekker op mijn nachtkastje geven aan dat het vijf over zes is. Ik ben nog steeds in Overijssel. Ik ben nog niet uit mijn lichaam geweest en ik ben nu bijna een heel etmaal aanwezig in deze vorige eeuw. “Shit.” Is het enige dat ik hardgrondig kan uitbrengen. “Shit shitterdeshit.” Ik laat mezelf weer terugvallen in de kussens. “Waarom ben ik nou niet uitgetreden daarstraks? En wie riep in vredesnaam mijn naam? Ik weet zeker dat ik het gehoord heb. Net zozeer als dat ik zeker weet dat de hele kamer anders was toen ik mijn ogen open deed.” De gedachten volgen zich in razend tempo op. “Of misschien …” Ik aarzel. Het idee dat zich aan me openbaart is te bizar voor woorden. “Zou het kunnen dat ik de tweede staat al had bereikt tijdens het vibreren, maar dat ik gewoon nog niet was uitgetreden? En dat het niet mijn eigen, fysieke ogen en oren waren die konden zien en horen, maar dat ik dankzij het vibratiestadium toegang kreeg tot mijn astrale zintuigen? Mijn zintuigen van de tweede staat die dus informatie oppikken uit de astrale wereld in plaats de fysieke. Dat zou direct de harde stem kunnen verklaren die mijn naam riep. Misschien was dat wel een geest of mijn gids!” Ik begin weer moe te worden van mijn eigen hersenspinsels en ik sluit mijn ogen. De gedachten blijven door mijn hoofd razen maar worden steeds meer willekeurig, totdat ik half wegdommel. Ik schat dat het een paar minuten later is als ik weer bij mijn positieven kom doordat een oorverdovend geraas de kamer vult. Weer gaat zowel mijn bed als ikzelf mee vibreren. Ik blijf heel stil liggen en probeer zowel mijn paniekgevoelens als mijn ademhaling onder controle te houden. Dan lijkt het alsof het schudden zachter wordt en het donderende geraas hoger in pitch wordt. Het geluid lijk wel steeds hoger te zoemen en ook mijn lichaam gaat zo snel vibreren dat het schudden helemaal ophoudt en plaats maakt voor een gevoel alsof energie in hoge snelheid op en neer door mijn lichaam trekt. “De frequentie van de vibratie gaat dus omhoog”, redeneert mijn denkende brein. Precies waar we het vanavond over gehad hebben. Dan zie ik boven mijn hoofd ineens een soort paarse schijf verschijnen die vervolgens weer verdwijnt achter mijn hoofd. Ik heb geen idee wat dit moet voorstellen. Mijn angst heeft inmiddels plaats gemaakt voor nieuwsgierigheid en mijn als een razende kloppende hart wordt rustiger. Ineens kan ik mijn rechterarm bewegen en ik voel met mijn hand over de sprei, langs mijn bed tot op de houten vloer. Tot mijn verbijstering voel ik mijn hand dwars door de vloer gaan, terwijl ik stil in mijn bed lig. Mijn hart begint weer wat sneller te kloppen. Ik probeer uit alle macht mijn angst de baas te blijven om te onderzoeken wat ik ontdek. Mijn hand beweegt over een soort tussenruimte in de vloer. Ik voel spinnenwebben zachtjes langs mijn hand kietelen en een soort zaagsel op de balken liggen. Het geeft me echt totaal de kriebels en van schrik trek ik mijn hand terug. Ik heb geen zin om in het stikdonker een soort astrale rendez vous te krijgen met een enorme kruisspin. Daar pass ik voor. Ik wil gewoon heel graag mijn lichaam uit. Niet alleen zien en horen of met mijn hand over zaagsel voelen, maar er echt helemaal uit. Op reis. Weg. Dan herinner ik me de methode van Monroe ineens. Uitreden doe je door simpelweg te denken aan uittreden en langzaam uit je lichaam te glijden. De vibraties zijn er nog steeds, ondanks mijn schrikreactie door de spinrag en ik denk aan mezelf naar voren bewegen. Dan voel ik een schok en het voelt alsof ik van schrik mijn adem in houd als ik ook daadwerkelijk met mijn lichaam omhoog en naar voren kom. “Ojee… ojee”, is alles wat ik kan denken. “Daar gaan we…”.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Chinese Light’ by panetulipani (Flickr)