Jeroen is nog niet de deur uit of ik roep het bijna uit naar mijn ouders: “Wie is Petra? En mevrouw de Vries en wat doe ik voor werk?”
“Syl, weet je dat echt niet? Ga even zitten.” Mijn moeder gebaart naar de tafel, terwijl ze zelf weer plaatsneemt.
“Mam, het enige dat ik weet is dat ik in 1998 ben afgestudeerd aan de Hogeschool van Amsterdam, richting Personeel en Arbeid.” Ik ga zitten en kijk -mijn handpalmen stevig op tafel zettend- mijn moeder aan. “Daarna ben ik gaan werken als Intercedent, vervolgens als Personeelsfunctionaris bij een Verzorgingstehuis en ergens in 2000 ben ik terecht gekomen bij een Internetbedrijf. Ik weet de precieze time frames ook niet meer uit mijn hoofd. Het is al zo lang geleden.”
Ik weet dat mijn stem wanhopig klinkt en zo voel ik me ook. Ik heb er echt geen idee van hoe mijn carrière er uit zag in september 1999, omdat ik rond die tijd van baan verwisselde. En ook al kreeg ik toen ander werk, dan wil dat nog niet zeggen dat mijn wereld er op deze vreemde tijdlijn hetzelfde uitziet als op mijn eigen tijdlijn.
“Weet je wat, ik schenk eerst nog even een vers kopje thee in”, zegt mijn moeder.
“Ik wil geen kopje thee!” Mijn stem klinkt harder dan ik bedoeld had. “Ik wil precies weten hoe de vork in de steel zit. Waar werk ik nu? Weten jullie dat?”
“Natuurlijk weten we dat, Sylvia.” Mijn vader spreekt zijn woorden zorgvuldig uit en het lijkt wel alsof ik iets van vermoeidheid in zijn stem hoor. Hij pauzeert even en hij lijkt ook de volgende woorden rustig te kiezen als hij verder gaat.
“Op dit moment werk je als maatschappelijk werker en je begeleidt gezinnen die het moeilijk hebben. Je functie heet Gezinscoach of Ambulant Thuisbegeleider. Petra is je leidinggevende. Ze is een paar jaar ouder dan jij en jullie gaan ook privé met elkaar om.” Mijn vader blijft me aankijken als hij tegen me spreekt. Alsof hij wil peilen hoe ik reageer als hij me deze informatie geeft.
“Pap…” Ik zucht diep. “Zo’n baan heb ik nooit gehad. Ik heb twee jaar Maatschappelijk Werk en Dienstverlening gestudeerd en daarna ben ik overgestapt naar de opleiding Personeel en Arbeid. Dat zijn twee opleidingen binnen dezelfde faculteit: De faculteit sociaal agogische opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. Ik kan nooit iets met maatschappelijk werk zijn gaan doen, omdat ik die studiekeuze niet heb gemaakt.” Ik blijf mijn vader strak aankijken, maar ik weet dat hij me de onvermijdelijke informatie gaat geven dat ik in deze tijdlijn een ander leven heb.
“Dat klopt, Syl”, zegt mijn vader. “In 1996 stond je op een kruispunt. Je wilde dolgraag doorstuderen op het HBO, maar je zette grote vraagtekens bij je studiekeuze. Dat was ook precies het moment dat je moeder en ik voor de keuze stonden om de villa al dan niet te verkopen. Nadat wij ervoor kozen dit niet te doen op jouw aanraden, besloot jij ook om Maatschappelijk Werk en Dienstverlening te blijven studeren.”
Ik weet zeker dat ik mijn vader met open mond aan staar. Vroeger toen ik nog een klein meisje was zei hij vaak: “Syl doe je mond dicht als je dagdroomt, straks vliegt er nog een vogeltje naar binnen en dan bouwt ie een nestje in je mond.” Visueel ingesteld als ik was, zag ik altijd hordes felgekleurde musjes koers zetten richting mijn mond en nestjes met eitjes leggen op mijn tong. Ik sluit mijn mond.
“Waarom koos ik voor Maatschappelijk Werk dan?” Ik kijk mijn ouders afwisselend aan.
“Nadat wij ervoor hadden gekozen om hier te blijven wonen, kozen onze buren er voor wel te verhuizen.” De villa naast ons was al die tijd bewoond geweest met een oud-collega van mijn vader en zijn vrouw. Blijkbaar hadden zij in 1996 wel gekozen voor een ander huis.
“Wie kwamen er daarna wonen?” Ik ben er nieuwsgierig naar en vraag me af of deze nieuwe mensen iets te maken hebben met mijn studiekeuze. Mijn vader schraapt zijn keel voordat hij verder gaat.
“Hierna kwam er een weduwe wonen. Haar man was tandarts geweest en zij werkte als Maatschappelijk Werker. Je kon het goed met haar vinden en besloot door de gesprekken met deze studie door te zetten. Je studeerde in 1998 af als Maatschappelijk Werker en bent meteen daarna gaan werken als Gezinscoach. En dat doe je nu ruim een jaar met erg veel plezier.” Mijn vader werpt vervolgens een korte blik op zijn vrouw. Mijn moeder vertelt dan: “Mevrouw de Vries is een van jouw cliënten. Een lastige vrouw van zeventig die allerlei lichamelijke kwalen heeft en een ingewikkeld psychologisch profiel van Schizofrenie van het Paranoïde type. Op dit moment is niet duidelijk of zij moet worden opgenomen en daar gaat deze bespreking waarschijnlijk over.” Mijn moeder heeft hier duidelijk verstand van. Ik helaas niet. Daar ben ik dus mooi klaar mee. In dit parellel universum heb ik nog twee studiejaren maatschappelijk werk achter de rug én werkervaring als Gezinscoach. De eenenveertigjarige Sylvia heeft hier echter totaal geen kaas van gegeten. En hoewel ik afgestudeerd ben als Hypnotherapeut en een gedegen kennis bezit van psychologie en psychiatrie, zal ik vermoedelijk een zooitje maken van de carrière van de zesentwintigjarige Sylvia, mocht ik nu een poging wagen me daarin te mengen.
“Ik moet me ziek melden. Ik kan het mijn jongere zelf niet aandoen om haar werkende leven overhoop te halen met mijn huidige onkunde.” Terwijl ik mijn gedachten op een rijtje probeer te krijgen, kauw ik onbewust op het velletje langs de nagel van mijn rechter wijsvinger. “Moet ik die Petra nu bellen? En dan, wat moet ik zeggen?”
Mijn moeder ziet en voelt hoe haar dochter in de piepzak zit.
“Weet je lieverd, als ik nou eens bel met Petra en haar zeg dat je hier vanochtend ziek naar toe bent gekomen. Ik kan haar vertellen dat we even goed voor je zorgen en dat de meeting over De Vries even naar een ander moment moet worden verschoven. Ze kunnen toch weinig aanvangen zonder jou erbij.” Ik kijk mijn moeder dankbaar aan.
“Zou je dat willen doen, mam? Ik weet niets van die Petra, ik ken haar niet en als ik haar aan de lijn zou hebben, stelt ze me misschien vragen waar ik het antwoord ook niet op weet.”
“Daarom juist”, zegt mijn moeder vastberaden. “Geef je telefoon maar even voor het nummer, dan bel ik via mijn eigen mobiel.”
Ondertussen is mijn vader opgestaan en met een klein, vriendelijk kneepje in mijn schouder maakt hij duidelijk dat hij van me houdt en achter me staat. “Ik ga me even wassen en scheren”, zegt hij zacht. Ik pak zijn hand en knijp zachtjes terug. Met een knipoog verdwijnt hij naar boven.
Mijn moeder krijgt Petra direct aan de lijn en in rustige bewoordingen legt ze uit dat ik echt niet in orde ben en dat ze me hier per direct in bed hebben gelegd. “Ze slaapt nu”, voegt mijn moeder er aan toe. Na het uitwisselen van wat beleefdheden hangt ze op en wendt zich weer tot mij.
“Wat wil jij nu doen, Syl?”
“Ik weet het echt niet mam. Ik ben nog steeds ten einde raad. Ik wil terug naar mijn eigen leven.” Ik zucht diep. “Staat dat aanbod van dat kopje thee nog steeds? Ik heb dorst. En honger trouwens.”
“Ja natuurlijk, Syl, ik ga gelijk voor je inschenken. En wat wil je eten dan?”
Ik realiseer me dat we met het regelen van mijn werk het eerste obstakel hebben overwonnen. Het tweede probleem is mijn dieet. Ik besluit mijn moeder in te lichten. Misschien weet mijn moeder hoe ik ook in deze paralelle realiteit goed kan blijven eten, zodat ik gezond blijf. Of word. Ik zit als zesentwintigjarige ongetwijfeld op een dieet van brood, bier en shag. Ik merk dat ik sta te springen om een vers broodje van banketbakkerij De Wijn van de hoek. En een sigaret. Of allebei tegelijk. Maar dat dat geen handig idee is staat buiten kijf. Om de beerput aan shit op te lossen waar ik vandaag in terecht ben gekomen, heb ik focus, helderheid en een goede conditie nodig. Dat weet ik zeker.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Josh Adamski (Flickr)