“Syl, wat doe je?” Ik schrik op als een jong veulen, als de slaperige stem van mijn ex-man zich door de nacht boort. Ik kijk volledig verward in de richting van de slaapkamer. “Waarom klinkt hij zo rustig, alsof alles koek en ei is?” Ik vind het onbegrijpelijk dat hij mij überhaupt ‘Syl’ noemt. Zo heeft hij me in geen jaren genoemd. Stokstijf stil blijf ik naar de deur staren zonder iets te zien. Na een paar tellen realiseer ik me dat ik mijn adem inhoud en vergeet met mijn ogen te knipperen van de schok. “En nu? Moet ik iets terugzeggen?” Vraag ik in gedachten aan een onzichtbare wijsheid. Maar iets in mij zegt me dat ik de naakte waarheid nog niet aankan. Ik draai me weer om naar de woonkamer en ga aarzelend lopend op zoek naar een lichtknopje. Ik kan me niet meer precies herinneren waar die zat. Ik schuifel naar de deur naar de gang en inderdaad, precies daar naast de deur vind ik het knopje en knip voorzichtig het licht aan. Ik knijp mijn ogen samen tegen het felle licht van de papieren bol die boven de eettafel hangt en sla mijn handen voor mijn mond als het toonbeeld van de woonkamer mijn netvlies bereikt. Nu het licht schijnt zie ik dat echt alles, maar dan ook alles klopt met hoe het vijftien jaar geleden was. Dit kan echt niet waar zijn. Jeroen en ik zijn ontvoerd en geplaatst op een plek waar ons oude huis is nagebouwd. Zo onwaarschijnlijk en angstwekkend precies. Dat kan niet anders. Maar waarom klinkt Jeroen dan zo rustig, alsof hij precies daar is waar hij hoort te zijn? Alles, elke meubel, elk snuisterijtje, de computer, de TV, de eettafel met het vertrouwde tafelkleed, de kachel, de muurkast met mijn eigen boeken van vroeger; alles staat precies op zijn plek. Ik moet ineens denken aan de oude science fiction televisieserie The Twilight Zone en ik hoor de bekende tudududutudududu-tune in mijn hoofd. De mysterieuze serie was een van mijn favorieten, net als de vele boeken van Stephen King. Zo bizar, zo onwerkelijk, net als de situatie waarin ik me nu bevind. Net als de vele personages in de serie en de boeken bedenk ik me dat dit simpelweg niet waar kan zijn. Ik moet wel dromen.
Opeens zal het me worst wezen waar ik ben en of ik droom en dat Jeroen hier ook is, ik wil gewoon zo snel mogelijk weg uit deze idiote nachtmerrie. Er komt een enorme vastberadenheid in me naar boven zetten die al mijn angst en paniek opzij duwt. Terug naar huis ga ik, terug naar mijn liefdevolle eenendertig jarige echtgenoot en mijn vier kinderen. Ik draai me bruusk om en kijk op de eikenhouten, elektrische klok die Jeroen me ooit voor mijn vijfentwintigste verjaardag heeft gegeven. Het is kwart over zes.
Ik hoor Jeroen niet meer. Hij is vast weer in slaap gevallen en ik ga op zoek naar kleren die ik kan aantrekken. Als ik de louvredeurtjes van mijn ingebouwde kledingkast opentrek, stokt mijn adem in mijn keel en mijn mond valt open van verbazing. Ik heb werkelijk het gevoel dat mijn hart een slag mist als ik al mijn oude Mac & Maggie kleding zie hangen. De opvallende kleding in alle kleuren van de regenboog met het aparte nineties design van Cora Kempermann, precies zoals het was. Dit is te perfect, dit huis, mijn kast, mijn kleding, al mijn spullen, Jeroen rustig in bed. Als iemand dit heeft nagebouwd is het gewoon te perfect. Niemand kent de meest intieme details van mijn leven, in welke tijdsperiode dan ook. Maar het maakt niet uit meer. Mijn verstand wordt overgenomen door een cognitieve dissonantie die het overlevingsinstinct in me wakker maakt. Ik ga naar huis, besluit ik en wel nu. Ik trek een lichte spijkerbroek en een onopvallend zwart shirt met lange mouwen uit de kast en trek deze aan. Omdat het koud is zoek ik een lang en warm rood-zwart gestreept vest uit die onder in de kast in de rieten mand ligt. Dit vest heb ik bij Didi gekocht rond 1998 en het is zacht en warm. Bij de deur staan mijn oude schoenen. Zwart met hakken. Ik trek ze aan en ze passen als gegoten. Aan de kapstok hangt mijn oude, zwart jas met warme teddy kraag die ik ooit bij de C&A kocht voor tweehonderd gulden. In de deur zie ik mijn sleutelbos zitten. Een gewoonte die ik al vanaf het moment dat ik in 1992 op mezelf ging wonen er in heb gehouden; sleutels altijd in de deur laten zitten, dan raak je ze ook niet kwijt. Als ik de bos heb gepakt staar ik naar de sleutels, omdat het wel lijkt alsof de autosleutel van mijn rode Seat Ibiza uit 1994 er aan zit. Deze auto heb ik verkocht in 2006, toen mijn dochter Sterre werd geboren. Hij kan hier niet staan die auto. “Misschien een duplicaat”, hoor ik het stemmetje in mijn hoofd zeggen en ik stap dapper de deur door, de vroege ochtend in. Heel zachtjes om Jeroen niet wakker te maken, trek ik de houten achterdeur achter me dicht.
De waterige kou en frisheid van de morgen prikt op mijn gezicht als ik de smalle, lange steeg van mijn vroegere huisje door loop. Zodra ik de steeg uit ben, zie ik dat ik daadwerkelijk in mijn straat van vroeger sta. Ik draai mij om en zie het huisje precies zo staan als dat ik het me herinner. Na de sloop en de bouw van het kantoorpand, ben ik er zo vaak langs gereden. De wat kil aandoende witte gevel van het nieuwe kantoorpand heb ik altijd een dissonant gevonden in de vriendelijke, Zaanse bouwstijl van de huisjes in de straat. Maar niets van dit nieuwerwetse alles is nu nog aanwezig. Alsof iemand de klok heeft terug gezet naar de negentiger jaren, sta ik daar in de koude ochtendschemer te staren naar mijn oude, ooit gesloopte huis. Als ik me omdraai naar de parkeerplaats en mijn glimmende, rode Seat Ibiza zie staan, verbaast het me niet eens meer dat het kenteken precies hetzelfde is als dat ik me herinner. Ik druk de toch weer opkomende paniek weg en ga vlug in de auto zitten. De oude vertrouwde rust en stilte van mijn eigen auto voelt fijn en veilig. Als een cocon waarin ik even op adem kan komen. Terwijl ik daar zo zit en in de lucht de nacht in donkerblauwe met roze flarden zie plaatsmaken voor de dag, vraag ik me af of ik niet terug moet gaan naar binnen. Misschien kan Jeroen wat meer licht werpen op de zaak. Het zou natuurlijk kunnen dat hij zo rustig reageerde omdat hij nog niet helemaal wakker was en nog geen besef had van het feit dat hij niet meer thuis in zijn eigen bed lag. “Maar dan had hij nooit ongezien mijn naam geroepen.” fluistert het stemmetje weer in mijn hoofd. Ik wapper de gedachten weg en besluit mijn genomen koers te vervolgen. Als ik de auto start, springt mijn autoradio met de CD van The Brand New Havies aan. Die heb ik al zo lang niet gehoord. Na een verhuizing brak er een stukje af van de CD en ik heb hem al jaren niet meer gehoord. Ik werd altijd vrolijk van de begintune, maar nu voelen de klanken net zo ongepast als K3 op een begrafenis.
Ik schreeuw van schrik als plotseling het portier van de bijrijder wordt opengerukt.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits go to Iphis (Morguefile)